Uitspraak
Het betoog faalt.
Beslissing
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlening van het Nederlanderschap aan een appellante. De minister van Veiligheid en Justitie had eerder het verzoek van appellante om het Nederlanderschap te verlenen afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd van haar identiteit en nationaliteit. Het Hof overweegt dat de verlening van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht is, en dat de minister daarom bevoegd is om te eisen dat de verzoeker zijn identiteit en nationaliteit aantoont door middel van gelegaliseerde en inhoudelijk geverifieerde documenten, zoals een geboorteakte.
De appellante had verschillende geboorteakten overgelegd, maar deze wekten twijfel over de juistheid van de persoonsgegevens. Het Hof oordeelt dat de minister terecht van appellante heeft verlangd dat zij een verklaring geeft voor het bestaan van twee ratificatievonnissen met verschillende data en dat zij een afschrift van het ratificatievonnis van 22 december 1992 overlegt. De appellante had een verklaring van een griffier overgelegd, maar deze was te laat ingediend en werd om die reden buiten beschouwing gelaten. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, dat het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte en geverifieerde identiteitsdocumenten in het proces van naturalisatie en de bevoegdheid van de minister om aanvullende bewijsvoering te eisen in geval van twijfel over de identiteit van de aanvrager. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.