9.3.2.Gelet op 9.3.1 kunnen de eveneens aan de ontslagbeschikking ten grondslag gelegde overwegingen van de Beheerraad dat appellant zeer frequent te laat op het werk is verschenen en dat de kwaliteit van zijn werkzaamheden aanzienlijk onder het vereiste niveau is, onbesproken blijven. Dat geldt ook voor de subsidiaire ontslaggrond.
10. Appellant heeft ten slotte betoogd dat de brief van 28 maart 2017 moet worden aangemerkt als een nieuwe beschikking waarbij de (oorspronkelijke) ontslagbeschikking wordt gewijzigd of althans van een nadere motivering wordt voorzien, zodat deze niet in stand kan blijven. Het Hof onderschrijft het standpunt van de Beheerraad dat geen sprake is van een wijziging van de (oorspronkelijke) ontslagbeschikking, maar slechts van een - rechtstreeks uit artikel 98, tweede lid, eerste volzin, van de LMA voortvloeiende - verduidelijking daarvan. Ook hierin is dus geen grond voor vernietiging van de ontslagbeschikking gelegen.
11. Het Gerecht heeft, gedeeltelijk op andere gronden, terecht de beroepen tegen de schorsingsbeschikking en de vaststellingsovereenkomst niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de ontslagbeschikking ongegrond verklaard en daarom ook terecht de gevorderde schadevergoeding afgewezen. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, recht doende in hoger beroep:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gewezen door mr. T.G.M. Simons, voorzitter en tevens plaatsvervangend lid van het Hof, en mr. H. Bolt en mr. J. Sybesma, andere personen als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Artikel 54, tweede en derde lid
2. Gerechtsambtenaren worden op voorstel van het bestuur van het Hof door de Beheerraad aangesteld, geschorst en ontslagen. Zij worden aangesteld bij het Hof.
3. De rechtspositie van de gerechtsambtenaren (...) wordt geregeld door de Beheerraad onder goedkeuring van Onze Ministers.
1. De ambtenaren (...) die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze rijkswet zijn aangesteld bij landsbesluit van Aruba en werkzaam zijn ten behoeve van de griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze rijkswet aangesteld bij het Hof in dezelfde rang, op dezelfde voet, met dezelfde standplaats en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaand aan die datum, voor hen golden, tenzij Onze betrokken Minister met hen is overeengekomen dat zij niet in dienst zullen treden bij het Hof.
Personeelsreglement ondersteunend personeel Gemeenschappelijk Hof
Artikel 2.1, eerste tot en met derde lid, en vierde lid, aanhef en onder h
1. De indiensttreding van de gerechtsambtenaren geschiedt bij beschikking van het bestuur van het Hof.
2. De aanstelling is voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3. Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, zijn op de aanstelling de regels van aanstelling van het Arubaans of Nederlands-Antilliaans (dan wel opvolgend) ambtenarenrecht van overeenkomstige toepassing.
4. De beschikking wordt gesteld in de Nederlandse taal. In de beschikking worden tenminste vermeld:
h. de bepalingen van deze regeling.
Artikel 18.2, eerste lid, aanhef en onder f
1. De disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast zijn:
f. ontslag.
1. De dienstbetrekking wordt beëindigd bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, conform de vastgestelde pensioenregeling voor gerechtsambtenaren.
2. De dienstbetrekking wordt beëindigd op grond van volledige arbeidsongeschiktheid.
3. De dienstbetrekking kan in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden beëindigd.
Artikel V.18
De rechtspositie van de ambtenaren (...) wordt bij landsverordening geregeld.
Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie
Artikel 31(vervallen met ingang van 1 april 2013)
1. Echtgenoten (...) mogen tegelijk geen ambtsbetrekkingen in of bij het Hof van Justitie of de gerechten in eerste aanleg van dezelfde zittingsplaats bekleden. (...)
2. Indien het huwelijk eerst mocht worden aangegaan na de benoeming, zal de jongstbenoemde zijn ambt niet kunnen behouden.
(...)
5. Degene, die ingevolge het tweede (...) en derde lid zijn ambt niet kan behouden, legt zijn ambt neer.
(...)
Landsverordening materieel ambtenarenrecht
Artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, en tweede lid, eerste volzin
1. Buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regeling bepaald, kan de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van:
f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
2. Behalve in het geval (...) wordt een ontslag op grond van dit artikel steeds eervol verleend.
Landsverordening ambtenarenrechtspraak
Artikel 135, eerste en tweede lid
1. Ieder die partij was in een geding, is bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid is bedoeld, is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken.
2. Zij wordt verzocht op grond dat gebleken is dat van enige omstandigheid die bij de behandeling van het bezwaar en/of het beroep aan het gerecht en/of de raad niet bekend was, en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van het gerecht en/of de raad.
1. De herziening wordt verzocht aan het gerecht of de raad, naar gelang het betreft een beslissing, door het gerecht of door de raad genomen.