ECLI:NL:OGHACMB:2017:21

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
AUA20161100018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tariefverlaging invoerrechten voor hotelgoederen op Aruba

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van N.V., een hotelexploitant op Aruba, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De kern van het geschil betreft de toepassing van een tariefverlaging van invoerrechten van 22% naar 12% voor bepaalde goederen, specifiek 'furniture' en 'fittings', die door de Minister van Financiën zijn gedefinieerd als meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen. De appellante heeft in 2014 aangiften ten invoer gedaan en verzocht om restitutie van invoerrechten tot een bedrag van Afl. 91.409. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, omdat de appellante niet voldeed aan de voorwaarde van een minimale investering van USD 10.000 per hotelkamer. Het Gerecht heeft in februari 2016 het beroep van de appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het hoger beroep van de appellante is ongegrond verklaard. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, waarbij het benadrukt dat de uitleg van de begrippen 'furniture' en 'fittings' zoals gegeven in het Begunstigend Beleid leidend is. Het Hof oordeelt dat de Minister vrij is om voorwaarden te stellen aan het beleid en dat de appellante niet kan aanvoeren dat andere goederen onder de tariefverlaging vallen. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2017.

Uitspraak

Uitspraak
AUA20161100018
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Gemeenschappellik Hof van Justitie
van Aruba, Curacao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Uitspraak op het hoger beroep van:
[ X ] N.V.,gevestigd te Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van
19 februari 2016 in zaak BBZ nrs. 74327, 74329, 74331, 75671, 75672, 75673 van 2015 in
het geding tussen:
appellante,
en
de inspecteur der invoerrechten en accijnzen in Aruba,verweerder.

1.Procesverloop

1.1.
Appellante heeft met dagtekening 12 maart 2014, 19 maart 2014, 26 maart 2014 (2x), 1 april 2014, 5 april 2014 en 14 april 2014 aangiften ten invoer gedaan en de daarop verschuldigde invoerrechten voldaan.
1.2.
Appellante heeft op 25 april 2014 tegen haar aangiften bezwaar ingediend en een verzoek om restitutie van invoerrechten gedaan tot een bedrag van Afl. 91.409.
1.3.
Verweerder heeft het verzoek op 8 mei 2015 bij een voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.
1.4.
Appellante is op 4 juni 2015 in bezwaar gekomen tegen de afwijzende beschikking. Het bezwaar betreft naast de onder 1.1 vermelde aangiften ten invoer tevens (verzoeken om restitutie betreffende) de aangiften ten invoer van 26 mei, 4 juni, 21 augustus, 30 september en 7 oktober 2014 en 26 februari 2015.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018
1.5.
Op 16 juni 2015 heeft verweerder uitspraken op bezwaar gedaan waarbij de bezwaren zijn afgewezen en de afwijzende beschikking is gehandhaafd.
1.6.
Op 3 juli 2015 is appellante in beroep gekomen tegen bovengenoemde uitspraken op bezwaar.
1.7.
Op 19 februari 2016 heeft het Gerecht het beroep van appellante voor zover het betrekking heeft op de (betaling van de) aangiften met dagtekening 12 maart 2014, 19 maart 2014, 26 maart 2014 (2x), 1 april 2014, 5 april 2014 en 14 april 2014 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot die aangiften vernietigd, teruggaaf van invoerrechten met betrekking tot die aangiften verleend tot een bedrag van Afl. 67.029, het beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met nevenbeslissingen zoals in de beschikking vermeld.
1.8.
Appellante heeft op 30 maart 2016 hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep ziet naast de onder 1.1 en 1.4 vermelde aangiften ten invoer tevens op (verzoeken tot restitutie betreffende) de aangiften ten invoer van 26 februari 2016 en 21 april 2016.
1.9.
Verweerder heeft op 1 juli 2016 een verweerschrift ingediend.
1.10.
Het Hof heeft de zaak ter zitting te Oranjestad behandeld op 6 oktober 2016, waar appellante, vertegenwoordigd door [ mrs. A] en [ B ], en verweerder, vertegenwoordigd door [mrs. C. ] en [ D ], zijn verschenen.

2.Feiten

Door het Gerecht zijn de volgend feiten vastgesteld (in de uitspraak van het Gerecht is appellante aangeduid als belanghebbende en verweerder als de Inspecteur):
“2.1 Belanghebbende exploiteert een hotel in Aruba. Zij heeft in de periode 2013 2015 investeringen verricht ter renovatie van haar hotelkamers. In dat kader zijn ter zake van de invoer van goederen diverse bedragen aan invoerrechten voldaan. Daarbij zijn, afhankelijk van de soort goederen, verschillende tarieven gehanteerd waaronder het tarief van 22%.
2.2
Belanghebbende heeft op 25 april 2014 bij bezwaar verzocht om restitutie van invoerrechten tot een bedrag van Afl. 91.409. Het verzoek heeft betrekking op de (betalingen van de) aangiften invoerrechten van 12 maart 2014, 19 maart 2014, 26 maart 2014 (2x), 1 april 2014, 5 april 2014 en 14 april 2014. Zij heeft dit verzoek gebaseerd op het op 28 juni 2013 aangekondigde begunstigend beleid van de Minister van Financiën, Communicatie, Utiliteiten en Energie (hierna: het Begunstigend Beleid).
2.3
Het Begunstigend Beleid luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “
AANKONDIGING BEGUNSTIGEND BELEID”
Vooruitlopend op de behandeling van de wetsvoorstellen die zijn opgesteld naar aanleiding van het getekende protocol inzake belastingen d.d. 9 november 2012 is het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018
wenselijk dat de voorzieningen reeds beschikbaar zullen zijn voor de lokale bevolking evenals voor mogelijke in Aruba geïnteresseerde investeerders.
Op grond van het voorgaande keur ik goed, dat vooruitlopend op de invoering van de voorgestelde wijzigingen in de ....... Landsverordening tarief van invoerrechten, de hieronder genoemde onderdelen reeds van kracht zullen zijn met ingang van de datum van ondertekening en publicatie van deze aankondiging, tenzij anders bepaald in dit begunstigend beleid.
7. Verlaging van invoerrechten op "furnitures" en "fittings" van 22% naar 12% bij een minimale investering van USD 10.000,- per kamer.
Indien een hotel overgaat tot het inrichten of vernieuwen van die inrichting van haar kamers, zullen de invoerrechten voor de benodigde "furniture en fittings" worden verlaagd van 22% naar 12% indien het hotelbedrijf, logement of timesharevereniging kan aantonen dat de minimale besteding per kamer USD 10.000,- is. ….
Onder "furniture en fittings" dient te worden verstaan: meubilair, apparatuur, sanitair,
matrassen. Deze bepaling zal ingaan per 1 juli 2013 onder voorbehoud dat de landsverordeningen milieubelasting op timeshare en hotels en de milieubelasting op autoverhuur per 1 juli in werking zijn getreden. Indien het tijdstip onverhoopt niet wordt gehaald treedt de bepaling in werking op het moment dat het wetsvoorstel daadwerkelijk is aangenomen.
De Minister van Financiën, Communicatie, Utiliteiten en Energie, Oranjestad 28 juni 2013"
2.4
Tussen partijen is niet in geschil dat het Begunstigend Beleid in de in het geding zijnde periode van toepassing is.
2.5
De Inspecteur heeft het verzoek tot teruggaaf afgewezen omdat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarde van een minimale investering van USD 10.000 per hotelkamer.
2.6
Op 16 oktober 2015 is door [ Y ] een Memorandum opgesteld en aan de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie overgelegd. Bij mail van 20 oktober 2015 heeft de betreffende Minister zich akkoord verklaard met alle in het Memorandum gegeven adviezen. In het memorandum is, voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
1. "Furnitures en fittings"
Het Begunstigend Beleid bepaalt dat onder ʽfurnitures en fittingsʼ dient te worden verstaan meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen.Door de Douane wordt in de uitvoering letterlijk aan deze begrippen vastgehouden, waardoor bijvoorbeeld goederen als tapijt, gordijnen, tegels, verf, deurklinken, verlichtingsarmaturen en fancyartikelen niet in aanmerking komen voor een verlaagd tarief.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij Gerecht is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag voor welke goederen de tariefverlaging van 22% naar 12% toegepast moet worden. Ter zitting van het hof zijn partijen overeengekomen dat appellantes bezwaren aangaande de (verzoeken tot restitutie aangaande de) onder 1.4 en 1.7 genoemde aangiften door verweerder (ambtshalve) zullen worden afgedaan conform de uitkomst van deze procedure (in hoogste instantie). Het Hof zal deze zaken als ingetrokken beschouwen en komt aan een beoordeling van deze zaken derhalve niet toe. De ontvankelijkheid van het bezwaar en het beroep van de resterende zaken (genoemd onder 1.1) zijn in hoger beroep geen onderwerp van geschil meer.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bij gebracht.

4.Het oordeel van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba

Het Gerecht heeft, voor zover aan de orde, het volgende overwogen (in de uitspraak van het Gerecht is appellante aangeduid als belanghebbende en verweerder als de Inspecteur):
"5.2.1 Voor zover daar al verschil van mening over bestaat stelt het Gerecht voorop dat voor de uitleg van de begrippen 'furniture' en 'fittings' beslissend is de omschrijving die daaraan in het Begunstigend Beleid van 28 juni 2013 is gegeven: `meubilair, apparatuur, sanitair, matrassen'. Het is aan de opsteller van het begunstigend beleid om de reikwijdte en de invulling ervan te bepalen en dat heeft de Minister gedaan door de begrippen 'furniture' en 'fittings' nader te omschrijven.
5.2.2.
Het voorgaande betekent dat niet van belang is wat onder de Engelse begrippen 'furniture' en 'fittings' verstaan wordt. Doorslaggevend is de betekenis die aan de hierboven genoemde Nederlandse begrippen cliënt te worden toegekend. Die betekenis hoeft niet identiek te zijn aan die van de Engelse begrippen 'furniture en fittingsʼ.
Gelet daarop is de omschrijving die [ Z. ] heeft gehanteerd (los van het feit dat die ook de niet in het Begunstigend Beleid voorkomende begrippen 'fixtures' en `equipment' in de omschrijving meeneemt), niet bepalend voor het antwoord op de vraag voor welke goederen recht bestaat op teruggaaf van invoerrechten. Datzelfde geldt voor definities van de begrippen in Engelse woordenboeken.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018
5.2.3
De begrippen `meubilair, apparatuur, sanitair en matrassen' dienen naar het normale spraakgebruik worden uitgelegd. In het normale spraakgebruik behoren naar het oordeel van het Gerecht tapijten, vloerbedekking tegels, behang, tafelkleden, schilderijen en andere wandversieringen, kussens en ander comforters en gordijnen niet tot het meubilair (en zeker niet tot de andere begrippen). Het Gerecht is met de Inspecteur van oordeel dat de betreffende begrippen specifiek en duidelijk genoeg zijn en dat er geen misverstand kan bestaan over de uitleg ervan. Als de Minister een veel uitgebreidere uitleg had willen geven aan met name het begrip `meubilair', dan zou dat een afwijking inhouden van wat normaal gebruikelijk was en dat had hij nader toe moeten lichten. Bij de ruimere uitleg die belanghebbende voorstaat zou het voor de hand gelegen hebben dat de Minister juist minder specifieke termen had gebruikt (bijvoorbeeld de algemene term: inrichting van de hotelkamers). Dat heeft hij niet gedaan waaruit het Gerecht afleidt dat de Minister bedoeld heeft om de goederen waarvoor het Begunstigend Beleid geldt nauwkeurig al te bakenen. Voor zover belanghebbende heeft willen stellen dat in de hotelwereld een ruimere uitleg van die begrippen gebruikelijk is, heeft zij die stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting van de Inspecteur, niet voldoende aannemelijk gemaakt.
5.2.4
Aan belanghebbende kan toegegeven worden dat op grond van het doel van het Begunstigend Beleid (het stimuleren van de kwaliteit van de hotelsector) het voor de hand had gelegen om alle investeringen in de hotelkamers onder het Begunstigend Beleid te laten vallen. Maar het staat de Minister vrij om, bij vaststelling van begunstigend beleid, die begunstiging naar eigen inzicht te omschrijven en eventueel in te perken. Naar het oordeel van het Gerecht is dat alleen anders indien het Begunstigend Beleid zou Leiden tot willekeur. Daarvan is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake. Het gelijk op dit punt is aan de Inspecteur.
5.3
Tussen partijen staat vast dat voldaan is aan de voorwaarde van een minimale investering van $ 10.000 per hotelkamer. Dat houdt in dat belanghebbende recht heeft op restitutie van teveel betaalde invoerrechten. Het beroep met betrekking tot de aangiften invoerrechten met dagtekening 12 maart 2014, 19 maart 2014, 26 maart 2014 (2x), 1 april 2014, 5 april 2014 en 14 april 2014, is ontvankelijk (zie 5.1.4 en 5.1.5). Voor die aangiften is het beroep gegrond. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat, voor zover de Inspecteur materieel gezien in het gelijk wordt gesteld, de cijfermatige opstelling van de Inspecteur, zoals weergegeven in de bijlage bij haar pleitnota, kan worden gevolgd. De teruggaaf met betrekking tot die aangiften bedraagt dan 10/22 maal Aft. 147.463,20 = Aft. 67.029."

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Het Hof verenigt zich met de onder 5.2.1 tot en met 5.3 van de uitspraak weergegeven overwegingen en beslissingen van het Gerecht aangaande de uitleg van de begrippen `furniture' en 'fittings' en (de in hoger beroep niet bestreden berekening van) het bedrag van de teruggaaf, de gronden waarop deze berusten en maakt deze tot de zijne.
In aanvulling drop overweegt het Hof als volgt. Anders dan appellante kennelijk betoogt volgt uit de omstandigheid dat in het beleid Engelse termen (`furniture' en 'fittings') worden gebruikt niet dat dit meebrengt dat alsdan van het (ruimere) ook Engelstalige hotelbegrip `FF&E'(furniture, fittings and equipment) dient te worden uitgegaan. Dat het een doelstelling
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018
van het beleid is om een incentive voor de hotelsector te geven, brengt niet mee dat een dergelijke ruime uitleg (inhoudende dat volledige inrichting van hotelkamer onder het begunstigend beleid valt) onder het begunstigend beleid dient te vallen. Voorts heeft te gelden, zoals ook door het Gerecht is overwogen, dat voor de uitleg van de begrippen `furniture' en 'fittings' beslissend is de omschrijving die daaraan in het Begunstigend Beleid van 28 juni 2013 is gegeven: `meubilair, apparatuur, sanitair, matrassen'. Niet van belang is dus wat onder de Engelse begrippen 'furniture' en 'fittings' wordt verstaan; laat staan wat wordt verstaan onder voornoemd 'FF&E'.
Ook zijn de door appellante in hoger beroep naar voren gebrachte interpretatie van de Dienst Huur en Consumentenzaken van het begrip "gemeubileerd" en de in hoger beroep overgelegde (van internet overgenomen) publicatie over wat onder een gemeubileerde kamer dient te worden verstaan niet van belang in onderhavige zaak; niet valt in te zien in hoeverre en in welke zin deze interpretatie en deze publicatie van belang zijn voor de aan de orde zijnde uitleg van de begrippen 'furniture' en 'fittings'. Voorts heeft appellante ook in hoger beroep verwezen naar een brief van de Aruba Hotel and Tourism Association (AHATA) van 29 oktober 2015, waarin een (ruime) invulling van de begrippen wordt uiteengezet. Het Hof acht de door [ Z. ] (een belangenorganisatie voor de toeristische sector in Aruba) gehanteerde invulling niet bepalend voor het antwoord op de vraag voor welke goederen recht bestaat op teruggaaf van invoerrechten. Het stond in de optiek van het Hof (gelijk het Gerecht heeft geoordeeld) de Minister van Financiën, Communicatie, Utiliteiten en Energie vrij om in zijn op 28 juni 2013 aangekondigde begunstigend beleid een bepaalde (in sommige opzichten beperkende) uitleg te geven aan deze begrippen. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat het hier gaat om van de wet (Landsverordening tarief van invoerrechten) afwijkend beleid ten gunste van de toeristische hotelsector van Aruba. Het staat de Minister vrij om aan begunstigend beleid voorwaarden en/of beperkingen te verbinden.
5.2.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep van appellante ongegrond is. De uitspraak van het Gerecht dient te worden bevestigd.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie AUA2016H00018
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht.
De uitspraak is gedaan door mrs. D. Haan, voorzitter, M.J. Leijdekker en P.A.M. Pijnenburg,
leden, in tegenwoordigheid van M.M.M. Faro MSc, als griffier. De beslissing is op
20 januari 2017 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
waartegen u in beroep komt;
waarom u bet daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
AUA2016H00018