ECLI:NL:OGHACMB:2017:134

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
EJ 76595/15 - H 108/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en klokkenluiderbescherming in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot een ontslag op staande voet. De appellant, wonende in Curaçao, was oorspronkelijk verzoeker in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie, en procedeerde in persoon. De tegenpartij, Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU), was oorspronkelijk verweerster in conventie en verzoekster in voorwaardelijke reconventie.

De procedure volgde op een eerdere beschikking van 16 mei 2017, waarin de appellant was toegelaten tot tegenbewijs. Echter, de appellant heeft geen getuigen voorgebracht of ander bewijsmateriaal ingediend. Het Hof heeft daarom aangenomen dat de appellant de bron is van een krantenartikel waarover in deze procedure wordt gediscussieerd. De grieven van de appellant werden verworpen, en het Hof concludeerde dat de verzoeken van de appellant niet voor toewijzing in aanmerking kwamen.

CRU had een zelfstandig tegenverzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan. Het Hof oordeelde dat het GEA ten onrechte artikel 7A:1615w BW buiten toepassing had gelaten, en dat de omstandigheden die leidden tot het ontslag op staande voet een vertrouwensbreuk en een verstoorde arbeidsrelatie met zich meebrachten. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per datum van de beschikking, en de appellant werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De beschikking werd op 7 november 2017 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 76595/15 - H 108/16
Uitspraak: 7 november 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk verzoeker in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
thans appellant,
thans procederende in persoon,
tegen
de besloten vennootschap
CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk verweerster in conventie,
verzoekster in voorwaardelijke reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
De partijen worden hierna weer [appellant] en CRU genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij beschikking van 16 mei 2017 heeft het Hof [appellant] toegelaten tot tegenbewijs. [appellant] heeft geen gebruik gemaakt van de hem meermalen geboden gelegenheid om getuigen voor te brengen. Beschikking is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Met de grieven 2 en 3 heeft [appellant] betwist dat hij de bron is van het in dit geding bedoelde krantenbericht. Bij de tussenbeschikking van 16 mei 2017 heeft het Hof voorshands bewezen geacht dat [appellant] daar wel de bron van is en hem toegelaten tot tegenbewijs. [appellant] heeft geen getuigen voorgebracht en geen ander bewijsmateriaal bijgebracht. Daarom neemt het Hof thans als bewezen aan dat [appellant] de bron van het krantenartikel is. De grieven 2 en 3 falen dus.
2.2
De andere grieven falen op de gronden die in de tussenbeschikking van
16 mei 2017 zijn vermeld.
2.3
De conclusie van hetgeen hiervoor is overwogen is dat de verzoeken van [appellant] niet voor toewijzing in aanmerking komen.
2.4
CRU heeft bij het GEA een zelfstandig tegenverzoek ingediend, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval bij onherroepelijke uitspraak mocht worden geoordeeld dat deze (nog) bestaat. Het GEA heeft in rov. 4.8 van de beschikking waarvan beroep overwogen dat, nu het ontslag op staande voet stand houdt, het GEA niet toekomt aan het tegenverzoek. In hoger beroep heeft CRU het tegenverzoek gehandhaafd.
2.5
Door te overwegen dat na afwijzing van het verzoek van [appellant] niet meer behoeft te worden ingegaan op het ontbindingsverzoek van CRU, heeft het GEA artikel 7A:1615w BW ten onrechte buiten toepassing gelaten. De feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ontslag op staande voet zijn aan te merken als veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking billijkheidshalve behoort te eindigen, als bedoeld in artikel 7A:1615w lid 2 BW. Er is als gevolg van die omstandigheden sprake van een vertrouwensbreuk en een verstoorde arbeidsrelatie. Voor het toekennen van een vergoeding als bedoeld in het vijfde lid ziet het Hof geen aanleiding, vanwege het feit dat de vertrouwensbreuk geheel in de risicosfeer van [appellant] ligt. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per datum van deze beschikking.
2.6
De beschikking waarvan beroep zal – omwille van de duidelijkheid – geheel worden vernietigd en het Hof zal – opnieuw recht doende – beslissen als hierna te vermelden. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. Anders dan het GEA acht het Hof de gewezen arbeidsrelatie geen reden om af te zien van een proceskostenveroordeling.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijst de verzoeken van [appellant] af;
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van heden, voor zover in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen (nog) bestaat;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van CRU gevallen en begroot op NAf 1.800,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van CRU gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en
S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.