ECLI:NL:OGHACMB:2016:154

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
Ghis 76595 – H-108/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot overlegging van gegevensdragers in civiele procedure tussen appellant en Curaçao Refinery Utilities B.V.

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 september 2016 een beschikking gegeven in een civiele procedure tussen een appellant en Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU). De appellant, die in hoger beroep is gekomen van een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, verzocht het Hof om CRU te bevelen bepaalde bescheiden en gegevensdragers over te leggen. Dit verzoek was gebaseerd op het belang van de appellant om zijn bewijspositie te verbeteren, vooral in het licht van een rapport van Forensic Services Caribbean (FSC) dat door het GEA was gebruikt om conclusies te trekken over de situatie van de appellant.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2016, waarbij de appellant in persoon aanwezig was, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. CRU verzocht het Hof om geen acht te slaan op het verzoek van de appellant tot overlegging van bescheiden, maar het Hof oordeelde dat de appellant voldoende belang had bij het verkrijgen van de gevraagde documenten. Het Hof benadrukte dat de eisen van een behoorlijke rechtsbedeling vereisen dat beide partijen de mogelijkheid hebben om onderzoek te doen naar de relevante bescheiden.

Het Hof heeft vervolgens CRU bevolen om binnen drie weken na de beschikking de gevraagde bescheiden en gegevensdragers aan de appellant ter beschikking te stellen. De beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier en de zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De beslissing om verdere beslissingen aan te houden, geeft aan dat het Hof de zaak nog niet definitief heeft afgedaan en dat er ruimte is voor verdere procesvoering.

Uitspraak

Burgerlijke zaken 2016 Beschikking no.:
Datum beschikking: 6 september 2016 (bij vervroeging)
Registratienummer: Ghis 76595 – H-108/2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
voorheen verzoeker, thans appellant,
gemachtigden: mrs. O.E. Kostrzewski en A.K.E. Henriquez,
tegen
de besloten vennootschap
CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V.,
gevestigd in Curaçao,
voorheen verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
Partijen worden hierna [appellant] en CRU genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gegeven beschikking van 9 februari 2016.
1.2 [
appellant] is in hoger beroep gekomen van deze beschikking door op 21 maart 2016 een beroepschrift ter griffie van het GEA in te dienen. Hierbij heeft hij zes grieven aangevoerd en toegelicht. Hij verzoekt het Hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hetgeen hij (na wijziging van zijn verzoek in eerste aanleg) heeft verzocht alsnog toe te wijzen, met veroordeling van CRU in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Voorafgaand aan de mondeling behandeling van het Hof die op 23 augustus 2016 heeft plaatsgevonden hebben beide partijen producties toegestuurd. Ter zitting is [appellant] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. CRU werd vertegenwoordigd door de [vertegenwoordigers], bijgestaan door de gemachtigde en mr. Q.D.A. Carrega. De gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. [appellant] heeft tevens een incidentele conclusie genomen tot overlegging van bescheiden en/of gegevensdragers.
1.4
CRU heeft bij de mondelinge behandeling verzocht geen acht te slaan op het verzoek tot overlegging van bescheiden en/of gegevensdragers, dan wel het verzoek af te wijzen. Zij heeft voorts geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking, al dan niet onder aanvulling of wijziging van gronden, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties. CRU handhaaft haar in eerste aanleg ingestelde zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.5
Beschikking is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1 [
appellant] verzoekt om CRU te bevelen de in de incidentele conclusie genoemde bescheiden en/of gegevensdragers over te leggen. Daaraan legt hij het volgende ten grondslag. CRU en Forensic Services Caribbean (FSC) hebben op grond van die stukken conclusies getrokken. Het GEA heeft verstrekkende conclusies verbonden aan het FSC-rapport. [appellant] heeft geen kennis kunnen nemen van die stukken. Hij heeft belang bij het verkrijgen van die bescheiden en/of gegevensdragers om zijn bewijspositie te kunnen verbeteren, onder meer door het laten verrichten van een contra-expertise op het FSC-rapport. Met de zich op een van de gegevensdragers bevindende e-mailcorrespondentie kan bovendien worden aangetoond dat het door hem gezochte contact met de Raad van Commissaris gerechtvaardigd was.
2.2
Het Hof is van oordeel dat [appellant] voldoende belang heeft bij afgifte van (een kopie van) de door hem verzochte bescheiden en/of gegevensdragers, aangezien de op basis daarvan getrokken conclusies relevant zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De door CRU aangevoerde redenen tegen het verstrekken van deze bescheiden en/of gegevensdragers wegen niet op tegen de eisen van een behoorlijke rechtsbedeling die meebrengen dat [appellant] – net als CRU – in de gelegenheid moet worden gesteld onderzoek naar die bescheiden en/of gegevensdragers te verrichten.
2.3
Gezien het voorgaande ziet het Hof aanleiding om CRU op de voet van artikel 141 lid 1 Rv te bevelen om (een kopie van) de in het dictum te noemen bescheiden en/of gegevensdragers aan [appellant] ter beschikking te stellen. Hieraan wordt een termijn verbonden van drie weken na dagtekening van deze beschikking. [appellant] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om een akte te nemen. Van de in het dictum te noemen krantenartikelen dient hij afschriften als producties bij de akte in het geding te brengen. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen. CRU zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om een antwoordakte te nemen.
2.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING:
Het Hof:
beveelt CRU om binnen drie weken na heden aan (de advocaat van) [appellant] af te geven (een kopie van):
  • Gegevensdrager SVO001, serienummer W2A22417, als nader omschreven op pagina 6, punt 3.2 van het rapport van FSC van 4 januari 2016 met referentienummer FSC/15/BL/2871/260 (hierna: het FSC-rapport), onder andere met de daarop aangetroffen tien mailbestanden als omschreven onder punt 4.4.2 van het FSC-rapport en de log van de BlackBerry Messenger, alsmede alle zich daarop bevinden gegevens;
  • Gegevensdrager SVO002, serienummer WD-WMAM9UZ60825 als nader omschreven op pagina 6, punt 3.2 van het FSC-rapport, onder andere met de daarop aangetroffen 23 mailbestanden als omschreven onder punt 4.4.2 van het FSC-rapport, alsmede alle zich daarop bevindende gegevens;
  • De krantenartikelen waarnaar wordt verwezen op pagina 14 tot en met 17 van het FSC-rapport, te weten;
o “CRU (BOO) mester haña atenshon urgente… boilernan ta esnan kritiko den BOO..”, Extra d.d. 4 februari 2013, dan wel 12 februari 2013;
o “Profeshonalnan den e trabou ta pidi (…) i redusi energia na Korsou”, Extra d.d. 12 maart 2013;
o “RdK/CRU 3-6 luna lo tin un final desastroso”, Extra d.d. 16 april 2013;
o “Según ekspertonan riba e tereno aki (…) manera e mester ta ..”, Extra d.d. 22 april 2013;
o Het artikel dat gepubliceerd zou zijn aan de hand van de e-mail van [appellant] van 30 mei 2013 en waarnaar wordt verwezen op pagina 16, punt 5 FSC-rapport;
o “Retiro ta kai (…) ta tuma akshon ..”, Extra d.d. 19 juni 2013;
o “Fuentenan (…) di asbest ta inkorekto”, Extra d.d. 24 september 2014.
verwijst de zaak naar de
rolzittingvan het Hof van
25 oktober 2016voor akte uitlating zijdens [appellant], waarna een datum voor antwoordakte zal worden bepaald;
houdt iedere verder beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.V.L.M. Wannyn, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 september 2016.