ECLI:NL:OGHACMB:2016:23

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
HLAR 76656/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen transactievoorstel ter voorkoming van verdere strafvervolging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het bezwaar van de appellant tegen het uitblijven van een beslissing op een transactievoorstel werd behandeld. De appellant, de Officier van Justitie, had op 9 januari 2015 een transactievoorstel gedaan ter voorkoming van verdere strafvervolging. Dit voorstel werd door de tegenpartij, aangeduid als [...], betwist, waarna bezwaar werd gemaakt. Het Gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep.

De kern van de zaak draait om de vraag of het uitblijven van een beslissing op het bezwaar gelijkgesteld kan worden met een afwijzende beslissing, zoals bepaald in artikel 23 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Hof oordeelt dat het Gerecht terecht bevoegd was om van het beroep kennis te nemen, aangezien het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de gestelde termijn gelijkgesteld wordt met een afwijzende beslissing. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van het Hof.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een collegiaal Hof, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.

Uitspraak

HLAR 76656/15
Datum uitspraak: 3 juni 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Officier van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 21 september 2015 in zaaknr. Lar 2006 van 2015 in het geding tussen:
[…]
en
appellant.

Procesverloop

Bij brief van 9 januari 2015 heeft appellant aan […] (hierna: […]) een transactievoorstel van Afl. 3.590,30,- gedaan ter voorkoming van verdere strafvervolging.
Bij brief van 12 januari 2015 heeft [...] daartegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 21 september 2015 heeft het Gerecht het door [...] tegen het uitblijven van een beslissing op het aldus gemaakte bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
[...] heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2016, waar mr. C.D. Kardol, officier van justitie, in persoon, en [...], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder e, zijn van het begrip beschikking uitgezonderd besluiten, genomen op grond van een bepaling van strafrechtelijke aard, voor zover betrekking hebbend op een verdachte of een gevonnist persoon.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is gegeven.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken, nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
Ingevolge artikel 1:149, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover thans van belang, kan de officier van justitie voor de aanvang van de terechtzitting een of meer voorwaarden stellen ter voorkoming van de strafvervolging. Door voldoening aan die voorwaarden vervalt het recht tot strafvervolging.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, kan als voorwaarde worden gesteld de betaling aan het Land van een geldsom, te bepalen op ten minste Afl. 5,- en ten hoogste het maximum van de geldboete die voor het feit kan worden opgelegd.
Appellant betoogt dat het Gerecht zich ten onrechte niet onbevoegd heeft verklaard om van het beroep kennis te nemen, nu het uitblijven van een beslissing op een tegen een transactievoorstel gemaakt bezwaar geen beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar is.
2.1.
Dit betoog faalt. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar, wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de voor het nemen ervan gestelde termijn met een afwijzende beslissing gelijkgesteld. Daartegen staat, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Lar beroep bij het Gerecht open. Voor het oordeel dat dat niet het geval is, ingeval het bezwaarschrift is gericht tegen een beslissing, niet zijnde een beschikking in de zin van de Lar, bestaat geen grond. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het beslissen op een bezwaarschrift in de zin van de Lar door een bestuursorgaan als zodanig gericht is op enig rechtsgevolg, ook indien de beslissing, waartegen het bezwaar is gemaakt, niet op enig rechtsgevolg is gericht (vergelijk de uitspraak van het Hof van 28 mei 2012 in zaak nr. HLAR 49097/11, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX6128). Het Gerecht heeft zich dan ook terecht bevoegd geacht van het beroep kennis te nemen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Jussen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2016
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,