ECLI:NL:OGHACMB:2023:90

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA2022H00234
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een Ruimtelijk Ontwikkelingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Vista Village Resort N.V. en Vista Resort Holding N.V. tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat Vista had ingediend tegen de beslissing van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening over een Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (ROPV). Vista had een zienswijze ingediend tegen het concept ROPV, maar de minister besloot dat deze zienswijze geen aanleiding gaf tot aanpassing van het plan. Vista diende hiertegen een bezwaarschrift in, dat door de minister niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Gerecht bevestigde deze niet-ontvankelijkheid, maar Vista ging in hoger beroep.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de brief van de minister van 24 april 2020, waarin de zienswijze werd afgewezen, geen beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit betekent dat Vista geen bezwaarschrift kon indienen tegen deze brief. Het Hof oordeelde dat het Gerecht ten onrechte de niet-ontvankelijkheid van het beroep van Vista had bevestigd, omdat de beschikking van 5 november 2021 wel degelijk gericht was op rechtsgevolg. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep van Vista gegrond, waarbij het bezwaarschrift niet-ontvankelijk werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een beschikking in de Lar en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van bezwaarschriften. Het Hof oordeelde dat Vista niet in een slechtere positie mocht worden gebracht door de eerdere uitspraak van het Gerecht, en dat het gezag van gewijsde niet van toepassing was op de beoordeling van de brief van 24 april 2020. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

AUA2022H00234
Datum uitspraak: 7 juni 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Vista Village Resort N.V. en Vista Resort Holding N.V., beiden gevestigd in Aruba (hierna: Vista)
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 21 september 2022 in zaak nr. AUA202103808, in het geding tussen:
Vista
en
de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij brief van 24 april 2020 heeft de minister Vista schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing op de zienswijze die zij op 23 november 2019 heeft ingediend tegen het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (hierna: ROPV).
Op 2 juni 2020 heeft Vista daartegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij beschikking van 5 november 2021 heeft de minister ter uitvoering van de uitspraak van het Gerecht van 24 mei 2021 alsnog inhoudelijk op het bezwaarschrift beslist.
Bij uitspraak van 21 september 2022 heeft het Gerecht het door Vista daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Vista hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2023. Vista werd vertegenwoordigd door mr. J.P. Sjiem Fat, advocaat, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken.

Overwegingen

1. Vista heeft een perceel van ongeveer 8 ha in het gebied Alto Vista in eigendom en beoogt daar 60 woningen te bouwen. Het perceel was in het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan Aruba 2019 (hierna: ROP 2019) bestemd als "Landelijk gebied". Dit plan is geactualiseerd door het ROPV. Het concept ROPV heeft van 1 oktober 2019 tot en met 1 december 2019 ter inzage gelegen. Op 28 november 2019 heeft Vista een zienswijze ingediend tegen het concept. Zij is vervolgens in de gelegenheid gesteld haar zienswijze mondeling toe te lichten. De minister heeft daar in de nota beantwoording zienswijzen op gereageerd en beslist dat de zienswijze geen aanleiding is tot aanpassing van het ROPV. Bij brief van 24 april 2020 heeft de minister Vista schriftelijk in kennis gesteld van de genomen beslissing. De nota beantwoording zienswijzen is als bijlage bij de brief gevoegd.
1.1.
Tegen deze brief heeft Vista een bezwaarschrift ingediend, dat de minister op 29 september 2020 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij uitspraak van 24 mei 2021 heeft het Gerecht het door Vista daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beschikking van 29 september 2020 vernietigd en bepaald dat de minister opnieuw moet beslissen op het bezwaarschrift van Vista met inachtneming van de uitspraak. Bij de beschikking van 5 november 2021 heeft de minister beslist dat de zienswijze van Vista van 28 november 2019 niet leidt tot aanpassing van het ROPV. Daartegen is door Vista beroep ingesteld.
1.2.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 28 juli 2021 heeft de minister het ROPV vastgesteld. Het perceel van Vista is net als in het ROP 2019 bestemd als "Landelijk Gebied". Op grond van de bijbehorende bestemmingsregels is binnen die bestemming onder meer de functie wonen in woningen en appartementen toegestaan. Voor het bouwen van woningen en woonappartementencomplexen geldt dat het aantal woningen en woonappartementen maximaal 6 woningen per perceel per hectare mag bedragen. Dat betekent voor Vista dat zij op haar perceel van 8 ha maximaal 48 woningen mag bouwen.
2. Het Gerecht heeft ambtshalve het volgende overwogen. Het beroep strekt tot vernietiging van de beslissing van 5 november 2021 omdat de minister daarin ten onrechte heeft vastgehouden aan het in de brief van 24 april 2020 ingenomen standpunt. Anders dan in de uitspraak van 24 mei 2021 is het Gerecht thans van oordeel dat de brief van 24 april 2020 geen beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar). Deze brief is niet op enig rechtsgevolg gericht. Dat geldt volgens het Gerecht ook voor de brief van 5 november 2021. Ook overigens zijn aan de beantwoording van een zienswijze, ingeval niet dan wel niet volledig aan de indiener daarvan tegemoet wordt gekomen, geen gevolgen verbonden. Weliswaar is in de memorie van toelichting bij de Landsverordening ruimtelijke ordening vermeld dat bij een bezwaar tegen een reactie op zienswijzen de desbetreffende onderdelen van een ontwikkelingsplan worden aangehouden, maar in een regeling ter zake is niet voorzien. Verder is het ROPV op 28 juli 2021 vastgesteld en met ingang van 1 september 2021 in werking getreden, dus nog vóór de brief van 5 november 2021. Onder al deze omstandigheden kan Vista niet met haar beroep bereiken dat het ROPV wordt aangepast ten aanzien van de maximale bebouwingsdichtheid voor het perceel. Het beroep is dan ook nietontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3. Vista betoogt in hoger beroep dat het Gerecht was gebonden aan het in de uitspraak van 24 mei 2021 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven rechtsoordeel over de ontvankelijkheid van Vista. Het stond het Gerecht daarom niet vrij om in de aangevallen uitspraak te oordelen dat de brief van 5 november 2021 net als die van 24 april 2020 geen beschikking is. Met dat oordeel heeft het Gerecht het gezag van gewijsde van de uitspraak van 24 mei 2021 niet gerespecteerd. Als gevolg daarvan is Vista in een slechtere positie gebracht. Dat is in strijd met het zogeheten verbod van reformatio in peius.
Bovendien betoogt Vista dat de brieven van de minister wel beschikkingen zijn. Zij zijn immers gegeven in een concreet geval, zijn persoons- en zaaksgebonden en gericht op rechtsgevolg. De beschikkingen hebben namelijk tot gevolg dat Vista op haar perceel maar 48 in plaats van 60 woningen mag bouwen. Vista moet daar in het kader van effectieve rechtsbescherming tegen op kunnen komen. Ook betoogt Vista dat het Gerecht het ROPV bij wijze van exceptieve toetsing onverbindend had moeten verklaren. Verder had het Gerecht het geschil finaal moeten beslechten, aldus Vista.
3.1.
Artikel 2, eerste lid, van de Lar luidt:
"In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan."
Artikel 9, eerste lid, van de Lar luidt:
"Degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen."
Artikel 23, eerste lid, van de Lar luidt:
"Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht."
3.2.
Het Hof stelt vast dat de beschikking van 5 november 2021 een ter uitvoering van de uitspraak van het Gerecht van 24 mei 2021 gegeven beslissing is op het bezwaarschrift van Vista. Die beslissing als zodanig is gericht op enig rechtsgevolg, ook indien de beslissing waartegen het bezwaarschrift is ingediend, niet op enig rechtsgevolg is gericht (vergelijk de uitspraak van het Hof van 3 juni 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:23). Tegen de beschikking van 5 november 2021 stond dus op grond van artikel 23, eerste lid, van de Lar beroep open bij het Gerecht. Dat beroep heeft het Gerecht in de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat Vista niet met haar beroep kan bereiken dat het ROPV wordt aangepast. Naar het oordeel van het Hof heeft het Gerecht in deze omstandigheid, die immers samenhangt met de kans van slagen van het beroep van Vista, ten onrechte aanleiding gezien om over te gaan tot nietontvankelijkverklaring van het beroep.
3.3.
Vervolgens overweegt het Hof, ambtshalve, als volgt over de brief van 24 april 2020 waartegen Vista een bezwaarschrift heeft ingediend. De brief behelst niet meer dan de mededeling dat de door Vista ingediende zienswijze niet leidt tot een aanpassing van het ROPV. Anders dan Vista betoogt, is die mededeling niet gericht op rechtsgevolg en vloeit daaruit niet voort dat Vista op haar perceel maar 48 woningen mag bouwen. Dat rechtsgevolg vloeit voort uit de bestemmingsregels van het ROPV. Er is om die reden geen sprake van een beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. Daartegen kon dus geen bezwaarschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar worden ingediend. Dat het Gerecht bij de uitspraak van 24 mei 2021 heeft geoordeeld dat de brief van 24 april 2020 wél een beschikking is waartegen bezwaar openstaat, kan daar niet aan afdoen. De vraag of de brief van 24 april 2020 een beschikking is, betreft een door de bestuursrechter ambtshalve te beoordelen aspect van openbare orde en daarvoor geldt het gezag van gewijsde niet. Het Gerecht was daarom niet gebonden aan het in de uitspraak van 24 mei 2021 gegeven oordeel over de vraag of de brief van 24 april 2020 een beschikking is in de zin van de Lar. Om diezelfde reden is er ook geen strijd met het verbod van reformatio in peius.
3.4.
Omdat de brief van 24 april 2020 geen beschikking is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar, kon daartegen geen bezwaarschrift bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar worden ingediend. Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak eveneens overwogen dat de brief geen beschikking is in de zin van de Lar, maar heeft daar ten onrechte niet de conclusie aan verbonden dat het bezwaarschrift (alleen al) daarom nietontvankelijk moet worden verklaard. Het Hof zal dit alsnog doen. De overige hogerberoepsgronden blijven buiten bespreking.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het beroep van Vista gegrond verklaren, de beschikking van 5 november 2021 vernietigen en, zelf in de zaak voorziend, het bezwaarschrift van Vista van 2 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaren.
5. Gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak hoeft de minister geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 21 september 2022 in zaak nr. AUA202103808;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep gegrond;
III.
vernietigtde beschikking van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening van 5 november 2021;
IV.
verklaarthet bezwaarschrift van Vista Village Resort N.V. en Vista Resort Holding N.V. van 2 juni 2020
niet-ontvankelijk;
V.
gelastdat het Land Aruba aan Vista Village Resort N.V. en Vista Resort Holding N.V. het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023.