Uitspraak
[geïntimeerde],
[geïntimeerde],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de toegang tot de appelrechter in het hoger beroep van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De appellant, die in persoon procedeert, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking die op 5 mei 2015 is gegeven. Hij heeft twee grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de beschikking en afwijzing van het verzoek van de geïntimeerden, die een vennootschap zijn. De geïntimeerden hebben het hoger beroep bestreden en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de appellant.
Het hoger beroep is op 22 oktober 2015 behandeld, waarbij de appellant een wrakingsverzoek heeft ingediend tegen een van de rechters, mr. J. de Boer. Dit verzoek is door de rechter geaccepteerd. De zaak is vervolgens op 19 november 2015 opnieuw behandeld door de drie leden van het Hof. De appellant heeft gesteld dat hij door griffiemedewerkers verkeerd is geïnformeerd over de uiterste betalingsdatum van het griffierecht, wat heeft geleid tot een te late betaling op 18 juni 2015, terwijl de termijn op 16 juni 2015 verstreek.
Het Hof oordeelt dat er geen wettelijke hardheidsclausule bestaat in Aruba die het mogelijk maakt om de betalingstermijn te verlengen. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had in een andere uiterste betalingsdatum. Het Hof concludeert dat het hoger beroep is vervallen omdat de betaling niet tijdig is voldaan. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Afl. 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde van de geïntimeerden. De beschikking is uitgesproken op 15 december 2015.