Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd door Onze Minister worden geweigerd:
a. (…);
b. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
c. indien niet kan worden aangetoond dat degene, voor wie toelating wordt verzocht, over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
Ingevolge artikel 16d, eerste lid, onder c, kan de vreemdeling door Onze Minister ongewenst worden verklaard, indien hij geen toelating van rechtswege of bij vergunning verleend heeft en een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Ingevolge het derde lid kan de ongewenst verklaarde vreemdeling geen toelating van rechtswege of bij vergunning verleend hebben in de openbare lichamen. Hij kan evenmin toestemming hebben om de beslissing omtrent een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd in de openbare lichamen af te wachten.
Ingevolge artikel 16e, eerste lid, kan Onze Minister op aanvraag van de vreemdeling besluiten tot opheffing van de ongewenstverklaring.
Ingevolge het tweede lid, wordt de ongewenstverklaring opgeheven indien de vreemdeling tien jaren onafgebroken buiten de openbare lichamen verblijf heeft gehad en zich in die periode geen van de gronden, bedoeld in artikel 16d, eerste lid, hebben voorgedaan.
De ongewenstverklaring van appellant duurde ten tijde van belang voort en stond aldus aan het verlenen van een vergunning, als verzocht, in de weg. Het beroep van appellant tegen de beschikking van 11 augustus 2014 kon onder die omstandigheden niet leiden tot vergunningverlening. Appellant had daarbij derhalve geen belang. Het Gerecht heeft het beroep ten onrechte niet om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 27 januari 2015;
verklaarthet bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 11 augustus 2014 ingestelde beroep
niet-ontvankelijk;
verstaatdat de griffier aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 168 USD (zegge: eenhonderdachtenzestig dollar)
terugbetaalt.
de griffier,
voor deze,