ECLI:NL:OGHACMB:2014:6
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van uitleveringsdetentie en onmiddellijke invrijheidstelling
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 april 2014 uitspraak gedaan over de uitleveringsdetentie van een opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon had op 21 maart 2014 een verzoek ingediend tot opheffing van zijn uitleveringsdetentie, welke op 8 april 2014 in raadkamer werd behandeld. De behandeling vond plaats via een videoverbinding tussen Curaçao en Sint Maarten, waarbij de opgeëiste persoon in Sint Maarten aanwezig was, terwijl zijn raadsleden en de procureur-generaal in Curaçao waren. De zaak was complex, met een eerdere beslissing van 6 februari 2014 waarin de uitlevering van de opgeëiste persoon niet toelaatbaar werd geacht. Het Hof oordeelde dat de uitleveringsdetentie onrechtmatig was, omdat de beslissing van 6 februari 2014 nog steeds van kracht was en de procureur-generaal niet bevoegd was om de detentie te bevelen. Het Hof baseerde zijn oordeel op artikel 5 lid 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op een spoedige beslissing over de rechtmatigheid van detentie waarborgt. Het Hof concludeerde dat de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon opgeheven moest worden en beval zijn onmiddellijke invrijheidstelling. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechtsbescherming van de opgeëiste persoon, die recht had op een eerlijke behandeling en een rechtmatige detentie.