ECLI:NL:OGEAM:2024:8

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
SXM202300077, SXM202300078, SXM202300079 en SXM202300080, SXM202300012 en SXM202300026
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling premieplichtigheid voor AOV, AWW en AVBZ van een overheidsambtenaar werkzaam in het Franse deel van Sint-Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint-Maarten op 10 april 2024 uitspraak gedaan over de premieplichtigheid van een inwoner van Sint-Maarten die als overheidsambtenaar werkzaam is in het Franse deel van het eiland. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen voor de premies AOV, AWW en AVBZ voor de jaren 2017 en 2018, die hem op 22 juni 2021 waren opgelegd. De Inspecteur had de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, maar het Gerecht oordeelde dat de bezwaren terecht waren ingediend en dat de aanslagen vernietigd moesten worden.

Het Gerecht overwoog dat de belanghebbende, die premies betaalt voor de Franse sociale verzekeringswetten RAFP en CNRACL, niet premieplichtig is voor de AOV en AWW, omdat hij verzekerd is voor een soortgelijke regeling in het Franse deel van Sint-Maarten. De Inspecteur had betoogd dat de RAFP en CNRACL geen vergelijkbare verzekeringen zijn, maar het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende op basis van de geldende wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom verzekerd is en dus niet als verzekerde in de zin van de LAOV en LAWW kan worden aangemerkt.

Daarnaast oordeelde het Gerecht dat de belanghebbende ook niet premieplichtig is voor de AVBZ, omdat hij uitsluitend buiten Sint-Maarten arbeid verricht. De Inspecteur had niet aannemelijk gemaakt dat de belanghebbende ook binnen Sint-Maarten arbeid had verricht. De uitspraak leidde tot de vernietiging van de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 10 april 2024
BBZ nrs. SXM202300077, SXM202300078, SXM202300079 en SXM202300080, SXM202300012 en SXM202300026
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT- MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], woonachtig in (het Nederlands deel van) Sint- Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint- Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 22 juni 2021 aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 51.163 en NAf 59.978, resulterend in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van respectievelijk NAf 6.016 en NAf 8.224.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 22 juni 2021 aanslagen premies AOV en AWW voor de jaren 2017 en 2018 opgelegd naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 51.163 en NAf 59.978, resulterend in een te betalen bedrag aan premies AOV en AWW van respectievelijk NAf 7.163 en NAf 8.397.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 22 juni 2021 aanslagen premie AVBZ voor de jaren 2017 en 2018 opgelegd naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 51.163 en NAf 59.978, resulterend in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van respectievelijk NAf 1.023 en NAf 1.199.
1.4
Belanghebbende heeft op 20 augustus 2021 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 4 november 2022 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.6
Belanghebbende heeft op 4 januari 2023 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van driemaal NAf 50, totaal NAf 150.
1.7
De Inspecteur heeft op 26 juni 2023 verweerschriften voor wat betreft de inkomstenbelasting en premies AOV en AWW voor de jaren 2017 en 2018 ingediend. Op 25 september 2023 heeft de Inspecteur verweerschriften voor wat betreft de premie AVBZ voor de jaren 2017 en 2018 ingediend.
1.8
Partijen zijn op 30 augustus 2023 uitgenodigd voor de zitting van 11 oktober 2023.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [X]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].
1.1
De Inspecteur heeft na de zitting op 13 oktober 2023 - zoals op de zitting is afgesproken – een berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting naar de belastinggriffie gestuurd. Belanghebbende heeft op 10 november 2023 een e-mailbericht naar de belastinggriffie gestuurd waarin hij vermeldt dat hij met de berekening van de belastingdienst akkoord gaat.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is woonachtig in het Nederlandse deel van Sint- Maarten (hierna: Sint- Maarten).
2.2
Belanghebbende is in de jaren 2017 en 2018 als overheidsambtenaar werkzaam bij de ‘Collectivite de Saint- Martin’ (hierna: werkgever) in het Franse deel van Sint- Maarten. Hij heeft via inhouding op zijn salaris premies betaald voor de ‘Retraite complémentaire d’un fonctionnaire (RAFP) en de Caisse nationale de retraites des agents des collectivités locales (CNRACL)’.
2.3
Tot de gedingstukken behoort een in de Franse taal opgestelde werkgeversverklaring van 30 december 2022 alsmede een vertaling daarvan in de Engelse taal. In de werkgeversverklaring is voor zover van belang het volgende vermeld:
“ I, the undersigned, Mr (…) Director General of Services of the Overseas Collectivity of Saint-Martin, certify that:
Mr. NOEL Leon:
(…)
Social security number:(…)
Grade:Administrative agent
(…)
For the period from 03/01/2001 to 12/30/2022 was part of our workforce.
I certify that the agent is neither on probation nor on notice of resignation or dismissal.
In view of his salary contributions to the various social funds (CSG,RDS.RAFP,CNRACL), the agent is up to date. (…)”
2.4
Tot de gedingstukken (bijlage 8 c en 8 d bij het beroep inzake de AVBZ) behoren ook twee salarisstroken van belanghebbende (‘Bulletin de Paie’). Daarop is te zien dat van het salaris van belanghebbende bedragen zijn ingehouden voor onder andere de CSG, de RDS, de CNRACL en de RAFP.
2.5
Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren 2017 en 2018 een aangiftebiljet inkomstenbelasting voor binnenlands belastingplichtigen ingediend in Sint- Maarten.
2.6
Met dagtekening 15 augustus 2018 is aan belanghebbende in het Franse deel van Sint- Maarten een aanslag inkomstenbelasting over 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van 25.865 euro en een te betalen bedrag aan belasting van 74 euro. Met dagtekening 15 augustus 2019 is aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting over 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van 25.873 euro resulterende in een te betalen bedrag aan belasting van nihil.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2017 en 2018 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat hij voor de jaren 2018 en 2017 niet premieplichtig is voor de AOV, de AWW en de AVBZ. De Inspecteur stelt het tegenovergestelde.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De onderhavige aanslagbiljetten hebben als dagtekening 22 juni 2021. De bezwaarschriften zijn op 20 augustus 2021 ingediend, dat is binnen de wettelijke termijn van twee maanden.
4.3
De Inspecteur heeft belanghebbendes bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft nadien, in de beroepsfase te kennen gegeven dat hij de bezwaren onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepen zijn in zoverre gegrond.
Inkomstenbelasting
4.4
Naar aanleiding van het verweerschrift van de Inspecteur bestaat over de fiscale woonplaats van belanghebbende geen geschil meer. Desgevraagd heeft hij op de zitting verklaard geen beroep te doen op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting omdat het bedrag minimaal is. Belanghebbende heeft verder op de zitting (zie pleitnota) te kennen gegeven niet eens te zijn met de hoogte van de aanslag inkomstenbelasting. Volgens hem is bij de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting geen rekening gehouden met de basiskorting en de kindertoelage. Volgens de Inspecteur is dat wel gebeurd. Bij email bericht van 13 oktober 2023 heeft de Inspecteur een overzicht van de berekening gestuurd (zie 1.10). Belanghebbende heeft naar aanleiding hiervan verklaard dat hij met de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting akkoord gaat. Het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting is derhalve ongegrond.
Premie AOV/AWW
4.5
Op grond van artikel 5, lid 1, letter a in samenhang met artikel 26, lid 1 van de Landsverordening AOV (hierna: LAOV) en artikel 6, lid 1, letter a in samenhang met artikel 29, lid 1 van de Landsverordening AWW (hierna: LAWW) zijn ingezetenen van Sint- Maarten verzekerd en premieplichtig voor de AOV en AWW.
4.6.1
Ingevolge artikel 5, lid 4, letter b, LAOV kan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken ter voorkoming van samenloop van de verzekering ingevolge de LAOV met een overeenkomstige regeling buiten Sint- Maarten. De LAWW kent een bijna gelijkluidende delegatiebepaling (artikel 6, lid 4 letter b).
4.6.2
Het Landsbesluit ter uitvoering van artikel 5, lid 4 van de LAOV is opgenomen in AB 2013-GT 208: het Landsbesluit uitbreiding en beperking kring verzekerden AOV (hierna: het Landsbesluit AOV).
4.6.3
Artikel 2 van het Landsbesluit AOV luidt als volgt:
Niet als verzekerde in de zin van de LAOV wordt aangemerkt:
a. De ingezetene die buiten Sint- Maarten in dienstbetrekking arbeid verricht en ter zake van die arbeid krachtens een in het land waar hij werkt, geldende wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom verzekerd is.
4.6.4
Het Landsbesluit ter uitvoering artikel 6, lid 4 van de LAWW is opgenomen in AB 2013-GT 212: het Landsbesluit beperking kring verzekerden AWW (hierna: het Landsbesluit AWW).
4.6.5
Artikel 1 van het Landsbesluit AWW luidt als volgt:
Niet als verzekerde in de zin van de LAWW wordt aangemerkt:
a. de ingezetene, die buiten Sint- Maarten in dienstbetrekking arbeid verricht en ter zake van die arbeid krachtens een in het land, waar hij werkt soortgelijke wettelijke regeling inzake weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen verzekerd is.
4.7
Partijen zijn het over eens dat belanghebbende zijn fiscale woonplaats in Sint-Maarten heeft en voor de Landsverordening LAOV en LAWW als ingezetene moet worden aangemerkt.
4.7.1
Belanghebbende stelt dat hij voor de Franse sociale verzekeringswetten RAFP en CNRACL is verzekerd, dat deze verzekeringswetten vergelijkbaar zijn met de Nederlandse AOV en AWW en dat hij niet premieplichtig is voor de AOV en AWW omdat hij reeds in het Franse deel premieplichtig is voor een aan de AOV en de AWW soortgelijke verzekering.
4.7.2
De Inspecteur betoogt dat men in het Franse deel van Sint- Maarten geen AOV en AWW kent. De RAFP en CNRACL waaronder belanghebbende is verzekerd, betreffen volgens de Inspecteur pensioenvoorzieningen van een werkgever voor de werknemer, in dit geval de Franse overheid voor haar ambtenaren. Dit is te vergelijken met de pensioenvoorziening APS welke voor de ambtenaren van (het Nederlands deel van) Sint- Maarten geldt en is niet te vergelijken met een ouderdomsverzekering en een weduwen- en wezenverzekering zoals de AOV en de AWW dat zijn. De verzekeringen zijn volgens de Inspecteur geen volksverzekeringen.
4.8
Beoordeeld moet worden of belanghebbende op basis van het Landsbesluit AOV en het Landsbesluit AWW wordt uitgesloten van de kring van verzekerden. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of artikel 2, letter a van het Landsbesluit AOV en artikel 1, letter a van het Landsbesluit AWW van toepassing is. In deze bepalingen is opgenomen dat voor ‘uitsluiting’ onder andere geldt dat de ingezetene buiten Sint- Maarten in dienstbetrekking arbeid moet verrichten. De arbeid die belanghebbende als overheidsambtenaar verricht dient in dit verband worden te worden gelijkgesteld met arbeid die in dienstbetrekking wordt verricht.
4.9.1
Het Gerecht overweegt dat de uitsluiting van de kring van verzekerden op basis van het Landsbesluit AOV en AWW in overeenstemming is met het internationaal aanvaarde uitgangspunt dat werknemers en zelfstandigen verzekerd zijn in het land waar de werkzaamheden worden uitgeoefend. In het Landsbesluit AOV staat dat voor ‘uitsluiting’ geldt dat de belanghebbende krachtens een wettelijke regeling voor de geldelijke gevolgen van ouderdom verzekerd moet zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat de aanverwante Nederlandse wettelijke regeling, artikel 12 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, bepaalt dat de inwoner van Nederland die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten Nederland tegen betaling arbeid verricht in Nederland niet verplicht is verzekerd voor de volksverzekeringen. Daarbij geldt niet dat het werkland een verplichte volksverzekering kent.
4.9.2
De RAFP en de CNRACL zijn wettelijke regelingen op basis waarvan een ouderdomspensioen wordt toegekend aan de verzekerden. Op de officiële website van de Franse overheid (“Service-Public.fr, Le site officiel de l’administration francaise”: https://www.service-public.fr/particuliers) is over deze verzekeringen het volgende vermeld:
“As a public servant, you are required to contribute to the Public Service Supplementary Retirement Plan (PSPP). The RAFP is a supplementary retirement pension on your mandatory basic retirement from SRE: SRE : State Pension Service (if you are a government official) or CNRACL: CNRACL : National Pension Fund for Local Government Employees (if you are a territorial or hospital official).
4.9.3
Het staat vast dat belanghebbende arbeid verricht aan de Franse kant van Sint-Maarten en dat hij premies betaalt voor de RAFP en de CNRACL. Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit het voorgaande dat belanghebbende ter zake van de arbeid die hij in het Franse deel van Sint- Maarten verricht krachtens een geldende wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom, verzekerd is. Aldus wordt voldaan aan artikel 2 letter a van het Landsbesluit AOV. Dit betekent dat belanghebbende niet als verzekerde in de zin van de LAOV wordt aangemerkt, en dus niet premieplichtig is.
4.9.4
Op dezelfde website is over het nabestaandenpensioen het volgende vermeld:
“If you die, a survivor's benefit (https://www.rafp.fr/actif/activite/reversion) may be paid under conditions by the RAFP: RAFP : Additional retirement from the public service your surviving spouse, your separated spouse, your divorced ex-spouse, unless he/she is living in a relationship.
A benefit is also paid on condition to your orphaned children.”
4.9.5
In het Landsbesluit AWW staat – samengevat - dat voor ‘uitsluiting’ geldt dat de belanghebbende ter zake van de in dienstbetrekking verrichte arbeid krachtens een soortgelijke wettelijke regeling inzake weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen verzekerd is.
4.9.6
Naar het oordeel van het Gerecht betreft de RAFP ook een verzekering voor nabestaanden, derhalve soortgelijk aan de AWW. Aan de voorwaarden van artikel 1 letter a van het landsbesluit AWW wordt aldus voldaan. Dit betekent dat belanghebbende niet als verzekerde in de zin van de LAWW wordt aangemerkt, en dus niet premieplichtig is.
Premie AVBZ
4.1
Op grond van artikel 4, lid 1, letter a in samenhang met artikel 20, lid 1 van de Landsverordening AVBZ (hierna: LAVBZ) zijn ingezetenen van Sint-Maarten verzekerd en premieplichtig voor de AVBZ. In artikel 4, lid 2 LAVBZ is bepaald dat bij landsbesluit, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring der verzekerden. Daaraan is uitvoering gegeven in het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ, AB 2013-GT 191(hierna: Landsbesluit AVBZ).
4.10.1
Artikel 2 van het landsbesluit AVBZ luidt als volgt:
1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die uitsluitend buiten Sint- Maarten arbeid verricht.
2. Verricht betrokkene zowel in Sint- Maarten als daarbuiten arbeid, dan is hij niet verzekerd ingevolge de landsverordening, indien hij:
a. buiten Sint- Maarten in loondienst arbeid verricht; dan wel (…)
14.10.2
In de artikelsgewijze toelichting op het Landsbesluit AVBZ welke is opgenomen in de KPMG Belastingwettenbundel 2018 (Nota van Toelichting behorende bij het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ (hierna: Nota van Toelichting)) wordt – voor zover van belang - het volgende vermeld:
“Dit artikel is een vertaling van de reeds bedoelde internationaal aanvaarde regel dat men is aangewezen op de verzekering van het land waar wordt gewerkt. Uit de omschrijving van artikel 2 volgt dat, de arbeid buiten de Nederlandse Antillen reeds voldoende is om de betrokkene van de AVBZ uit te sluiten. In feite draagt primair het land waar wordt gewerkt de verantwoordelijkheid voor een voorziening voor het geval de arbeid en daarmee de inkomensvoorziening door bepaalde risico’s wegvalt.
Door de gekozen formulering wordt voorkomen dat wijzigingen in de personele werkingssfeer van buitenlands wettelijke “AVBZ-achtige” regelingen automatisch tot gevolg hebben dat de verzekering ingevolge de AVBZ ontstaat.
Een en ander betekent ook dat aan het pakket van de buitenlandse “AVBZ” geen nadere voorwaarden wordt gesteld.
Het is daarnaast niet van belang of de werkzaamheden in dienstbetrekking dan wel in zelfstandige uitoefening van een beroep of bedrijf worden verricht. (…)”
De onderhavige bepaling brengt met zich mee dat, indien de betrokkene zowel buiten als in de Nederlandse Antillen arbeid, enkel in loondienst of als zelfstandige verricht, de betrokkene verzekerd is mits hij ingezetene is. Indien hij geen ingezetene is, is hij slechts verzekerd indien hij hier te lande in loondienst werkzaam is (tweede lid).”
4.11
Niet in geschil is dat belanghebbende in het Franse deel van Sint- Maarten verzekerd is voor ziektekosten. De Inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende naast het genoten loon voor zijn dienstverband als overheidsambtenaar, ook huurinkomsten (verhuur van appartement) en andere inkomsten uit arbeid heeft genoten (verkoop van boeken). Belanghebbende heeft derhalve niet
uitsluitendbuiten Sint- Maarten arbeid verricht, aldus de Inspecteur. Volgens de Inspecteur is om die reden artikel 2 lid 1 van het Landsbesluit AVBZ niet van toepassing en is belanghebbende wel verzekerd en premieplichtig voor de ABZ. Het Gerecht overweegt als volgt.
4.12
Gelet op de gemotiveerde betwisting van belanghebbende, heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in de onderhavige jaren 2017 en 2018, ook binnen Sint- Maarten arbeid heeft verricht en daaruit inkomsten heeft genoten. Belanghebbende heeft onbetwist aangevoerd dat de verdiensten van de verkoop van boeken ten goede zijn komen aan de ‘[sta]’ en dat hij geen huurinkomsten heeft genoten omdat het appartement waar de Inspecteur het kennelijk over heeft niet wordt verhuurd. Nu niet aannemelijk is dat belanghebbende naast zijn werkzaamheden als overheidsambtenaar ook ander arbeid heeft verricht wordt reeds om deze reden voldaan aan artikel 2 lid 1 van het landsbesluit AVBZ. Dit betekent dat belanghebbende -niet verzekerd is voor de AVBZ.
4.13
Indien belanghebbende wel andere inkomsten uit arbeid zou hebben genoten, betekent dit naar het oordeel van het Gerecht echter niet dat hij wel voor de AVBZ verzekerd zou zijn. In dat geval is op basis van de duidelijke tekst van de bepaling, artikel 2, lid 2, letter a van het Landsbesluit AVBZ op hem van toepassing en dat betekent dat hij niet als verzekerde kan worden aangemerkt. Het Gerecht onderkent dat deze uitleg afwijkt van die in de Nota van Toelichting. Daarin staat dat artikel 2 van het Landsbesluit met zich meebrengt dat de ingezetene, die zowel buiten als in de Nederlandse Antillen arbeid, enkel in loondienst of als zelfstandige, verricht, verzekerd is. Naar het oordeel van het Gerecht vindt deze uitleg geen steun in de tekst van de bepaling (vgl. GEA Curaçao, 18 mei 2016, ECLI: NL:OGEAC:2016:55).
4.14
De Inspecteur heeft verder aangevoerd dat de AVBZ ruimer is dan de ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft en niet vergelijkbaar is met de AVBZ zoals men dat in het Nederlands deel kent. Van een dubbele verzekering is volgens de Inspecteur derhalve geen sprake.
4.15
Voor de beoordeling of belanghebbende premieplichtig is voor de AVBZ is niet relevant of de ziektekostenverzekering die belanghebbende in het Franse deel heeft qua dekking al dan niet vergelijkbaar is met de AVBZ. Het Gerecht verwijst naar de volgende passage van de Nota van Toelichting: ‘Een en ander betekent ook dat aan het pakket van de buitenlandse “AVBZ” geen nadere voorwaarden wordt gesteld’. Van belang is ook de passage dat uit de omschrijving van artikel 2 volgt dat de arbeid buiten de Nederlandse Antillen reeds voldoende is om de betrokkene van de AVBZ uit te sluiten.
4.16
Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende niet verzekerd is voor de AVBZ en derhalve niet premieplichtig is (vgl. GHvJ van 28 juni 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:104). De aanslagen premie AVBZ voor de jaren 2017 en 2018 dienen te worden vernietigd.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (hierna: LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 2.100 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1) x 1,5 wegens samenhang.
5.5
Nu de beroepen deels gegrond zijn, dient de Inspecteur aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van NAf 150 te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen inzake de aanslagen inkomstenbelasting ongegrond;
- verklaart de beroepen inzake de premies AOV/AWW en AVBZ gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 2.100; en
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAf 150 vergoedt.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 10 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint- Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.