In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint-Maarten op 10 april 2024 uitspraak gedaan over de premieplichtigheid van een inwoner van Sint-Maarten die als overheidsambtenaar werkzaam is in het Franse deel van het eiland. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen voor de premies AOV, AWW en AVBZ voor de jaren 2017 en 2018, die hem op 22 juni 2021 waren opgelegd. De Inspecteur had de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, maar het Gerecht oordeelde dat de bezwaren terecht waren ingediend en dat de aanslagen vernietigd moesten worden.
Het Gerecht overwoog dat de belanghebbende, die premies betaalt voor de Franse sociale verzekeringswetten RAFP en CNRACL, niet premieplichtig is voor de AOV en AWW, omdat hij verzekerd is voor een soortgelijke regeling in het Franse deel van Sint-Maarten. De Inspecteur had betoogd dat de RAFP en CNRACL geen vergelijkbare verzekeringen zijn, maar het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende op basis van de geldende wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom verzekerd is en dus niet als verzekerde in de zin van de LAOV en LAWW kan worden aangemerkt.
Daarnaast oordeelde het Gerecht dat de belanghebbende ook niet premieplichtig is voor de AVBZ, omdat hij uitsluitend buiten Sint-Maarten arbeid verricht. De Inspecteur had niet aannemelijk gemaakt dat de belanghebbende ook binnen Sint-Maarten arbeid had verricht. De uitspraak leidde tot de vernietiging van de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.