ECLI:NL:OGEAM:2024:10

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
SXM202300342, SXM202300349 en SXM202300362 tot en met SXM202300365
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2015 en 2016

In deze zaak, uitgesproken op 4 juni 2024 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is het geschil ontstaan over de hoogte van het premie-inkomen en de verschuldigde premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2015 en 2016. De Inspecteur der Belastingen had het premie-inkomen voor 2015 vastgesteld op NAf 60.000, terwijl belanghebbende een premie-inkomen van nihil had aangegeven. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet in zijn bewijslast was geslaagd, aangezien er geen bewijs was voor door belanghebbende genoten inkomen. Het Gerecht heeft daarom de aanslagen voor de premies AOV/AWW en AVBZ voor 2015 verminderd tot nihil.

Voor het jaar 2016 was er een geschil over het belastbaar inkomen en de ter zake verschuldigde inkomstenbelasting. De Inspecteur had correcties aangebracht, waaronder een correctie voor vermeende niet-verantwoorde inkomsten uit verhuurd onroerend goed en een correctie voor afwaardering van voorraden. Het Gerecht oordeelde dat de correctie voor niet-verantwoorde huurinkomsten ten onrechte was aangebracht, en dat er geen afwaardering van voorraden had plaatsgevonden. Het Gerecht heeft het belastbaar inkomen voor 2016 vastgesteld op negatief NAf 7.332 en de aanslagen voor de premies AOV/AWW en AVBZ voor 2016 eveneens verminderd tot nihil.

Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en het betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak biedt inzicht in de bewijsvoering en de rol van de Inspecteur bij het vaststellen van belastbare inkomens en premies.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juni 2024
BBZ nrs. SXM202300342, SXM202300349 en SXM202300362 tot en met SXM202300365
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], woonachtig in Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 21 december 2020 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2015 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 120.000, resulterend in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 29.785, waarbij gelijktijdig een verzuimboete is opgelegd van NAf 250, een premie-inkomen van NAf 120.000 resulterend in een te betalen bedrag aan premie AOV/AWW van NAf 13.227 en een premie- inkomen van NAf 120.000, resulterend in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 2.400.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 27 december 2021 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2016 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 145.751, resulterend in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 40.368, waarbij gelijktijdig een verzuimboete is opgelegd van NAf 500, een premie-inkomen van NAf 100.000 resulterend in een te betalen bedrag aan premie AOV/AWW van NAf 14.000 en een premie-inkomen van NAf 145.751, resulterend in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 2.915.
1.3
Belanghebbende heeft op 18 februari 2021 tegen de aanslagen van het jaar 2015 bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 15 februari 2022 tegen de aanslagen van het jaar 2016 bezwaar gemaakt.
1.5
De Inspecteur heeft op 7 februari 2023 uitspraak op bezwaar gedaan en het belastbaar inkomen 2015 verminderd naar een bedrag van negatief NAf 11.100 [1] , resulterende in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van nihil. Eveneens op 7 maart 2023 is bij uitspraken op bezwaar het premie-inkomen 2015 verminderd tot NAf 60.000, resulterende in een te betalen bedrag aan premie AOV/AWW van NAf 8.400 en een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 1.200.
De verzuimboete van NAf 250 is vernietigd.
1.6
De Inspecteur heeft op 7 februari 2023 uitspraak op bezwaar gedaan en het belastbaar inkomen 2016 bepaald op NAf 176.303 [2] , resulterende in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 40.368 en de verzuimboete van NAf 500 gehandhaafd. Eveneens op 7 maart 2023 is bij uitspraken op bezwaar het premie-inkomen voor wat betreft de premie AOV/AWW 2016 gehandhaafd op NAf 100.000, resulterende in een te betalen bedrag aan premie AOV van NAf 14.000 en het premie-inkomen voor wat betreft de premie AVBZ bepaald op 187.403 [3] , resulterende in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 2.915.
1.7
Belanghebbende heeft op 24 maart 2023 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van tweemaal NAf 50 in totaal NAf 100.
1.8
De Inspecteur heeft op 24 augustus 2023 een verweerschrift voor wat betreft de inkomstenbelasting en premies AOV en AWW en AVBZ voor de jaren 2015 en 2016 ingediend.
1.9
Belanghebbende heeft op 31 januari 2024 gereageerd op het verweerschrift van de Inspecteur voor wat betreft het jaar 2015 en op 2 februari 2024 op het verweerschrift van de Inspecteur voor wat betreft het jaar 2016.
1.1
Partijen zijn op 16 februari 2024 uitgenodigd voor de zitting van 21 maart 2024.
1.11
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende dreef sinds 1 januari 2010 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak ([X]). De activiteiten van de onderneming zijn in de loop van 2014 gestaakt. Ten tijde van het staken bleef belanghebbende nog met een partij aan (incourante) voorraden zitten. Daarvan is nog een klein deel verkocht in 2015 en 2016. Het bedrijfspand waarin de onderneming is uitgeoefend, is per 1 september 2016 verhuurd aan Euro Yacht Services voor $ 1.500 per maand. Genoemd bedrijfspand is in 2019 verkocht.
2.2
Belanghebbende heeft op 16 januari 2018, gezamenlijk met haar echtgenoot [W], de aangifte inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015 ingediend.
2.3
Op 18 februari 2021 hebben belanghebbende en haar echtgenoot bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOW/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015. Als bijlage is een herziene aangifte 2015 ingediend. In de herziene aangifte 2015 is de winst uit onderneming, tevens persoonlijk inkomen, van belanghebbende bepaald op negatief NAf 21.902. Het niet-persoonlijke inkomen voor het jaar 2015 is toegerekend aan de echtgenoot van belanghebbende.
2.4
Op 16 januari 2018 heeft belanghebbende, gezamenlijk met haar echtgenoot, de aangifte inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2016 ingediend.
2.5
Op 18 februari 2021 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2016. Als bijlage is een herziene aangifte inkomstenbelasting 2016 ingediend. In de herziene aangifte 2016 is de winst uit onderneming, tevens persoonlijk inkomen, van belanghebbende bepaald op negatief NAf 7.332. Het niet-persoonlijk inkomen voor het jaar 2016 is toegerekend aan de echtgenoot van belanghebbende.
2.6
De Inspecteur is afgeweken van de aangiften voor de jaren 2015 en 2016. Voor wat betreft het jaar 2015 is de Inspecteur van mening dat het (zuiver) inkomen, dat wil zeggen het belastbaar inkomen voor verrekening van verliezen, alsmede het premie-inkomen, dient te worden bepaald op NAf 60.000. Dit bedrag betreft winst uit onderneming waaronder mede is begrepen de huuropbrengsten van het voormalige bedrijfspand.
Voor wat betreft het jaar 2016 is de Inspecteur van mening dat het (zuiver) inkomen (voor verliesverrekening) en het premie-inkomen dienen te worden vastgesteld op NAf 187.403 [4] . Daarbij is uitgegaan van de aangegeven winst van negatief NAf 7.332, een bijtelling van NAf 153.084 wegens een volgens de inspecteur ten onrechte ten laste van de winst gebrachte afboeking van (incourante) voorraden, een bijtelling NAf. 30.552 in verband met volgens de Inspecteur niet verantwoorde huuropbrengsten (verhuur van het voormalige bedrijfspand) en rekening houdend met een nog te verrekenen verlies van NAf 11.100 (alleen voor wat betreft het belastbaar inkomen).

3.GESCHIL

3.1
In geschil is het volgende:
I. de hoogte van het premie-inkomen voor het jaar 2015 en de ter zake verschuldigde premies AOV/AWW en AVBZ;
II. de hoogte van het belastbaar inkomen en het premie-inkomen voor het jaar 2016 en de ter zake verschuldigde inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ.
3.2
Niet langer in geschil is dat het belastbaar inkomen voor het jaar 2015, vanwege de nog te verrekenen verliezen (zie ook onder 3.3) dient te worden gesteld op nihil.
3.3
Ter zitting van het Gerecht zijn partijen het eens geworden dat het nog te verrekenen verlies per 31 december 2014 NAf 126.922 bedraagt, een en ander overeenkomstig een e-mail van mevrouw [B] aan [C] van 20 maart 2024, 11:49 uur (zie onder het kopje ‘Verliesverrekening’ van die e-mail).

4.OVERWEGINGEN

Het jaar 2015

4.1.
Rekening houdend met het verlies per 31 december 2014 (zie r.o. 3.3) van NAf 126.922 concludeert het Gerecht dat het beroep voor zover dit betreft de aanslag inkomstenbelasting 2015 ongegrond is. Immers, reeds bij uitspraak op bezwaar was het belastbaar inkomen 2015 vastgesteld op NAf 11.100, resulterende in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van nihil. Nu tussen partijen is vast komen te staan dat het verlies per 31 december 2014 fors hoger is, te weten NAf 126.922, brengt dit uiteraard geen verandering in de hoogte van de aanslag inkomstenbelasting 2015 (blijft nihil).
4.2
Voor wat betreft het bepalen van de premies AOV/AWW en AVBZ heeft de Inspecteur het premie-inkomen bepaald op NAf 60.000. Daarbij is fors afgeweken van het aangegeven premie-inkomen van nihil [5] .
Voor wat betreft de door de Inspecteur aangebrachte correctie van NAf 60.000 rust de bewijslast op de Inspecteur. Naar het oordeel van het Gerecht is de Inspecteur niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Naar het Gerecht begrijpt is de correctie destijds ter behoud van rechten opgelegd, onder andere vanwege het feit dat niet duidelijk was of de inkomsten uit twee onroerende goederen bij belanghebbende dan wel bij haar echtgenoot in aanmerking dienden te worden genomen. Uit ‘veiligheidsoverwegingen’ lijken de inkomsten uit de onroerend goederen bij beide echtgenoten te zijn belast. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is evenwel aannemelijk geworden dat het voormalige bedrijfspand eerst met ingang van 1 september 2016 is verhuurd, en derhalve ten onrechte voor het jaar 2015 bij belanghebbende als huurinkomsten in aanmerking zijn genomen en dat de huurinkomsten met betrekking tot een tweede, in privé gehouden, verhuurd appartement (terecht) in aanmerking zijn genomen bij de echtgenoot, omdat deze beschikte over het hoogste persoonlijke inkomen. Nu elk ander bewijs voor door belanghebbende genoten inkomen ontbreekt, zal het Gerecht uitgaan van een premie-inkomen van nihil en dienen de aanslagen premie AOV/AWW 2015 en AVBZ 2015 te worden verminderd tot nihil.
4.3
Ten overvloede, omdat de hoogte van het verlies per 31 december 2015 geen voorwerp is c.q. kan zijn van (bezwaar en) beroep, merkt het Gerecht het volgende op. Met inachtneming van het overwogene in r.o. 4.2 is ook het zuiver/belastbaar inkomen van belanghebbende door de Inspecteur ten onrechte gecorrigeerd met NAf 81.902 (NAf negatief 21.902 wordt NAf 60.000). Indien de hoogte van het verlies voorwerp van het geschil zou zijn, dan zou het Gerecht het belastbaar inkomen 2015 overeenkomstig de herziene aangifte van belanghebbende hebben vastgesteld op negatief 21.902 en zou het nog te verrekenen verlies per 31 december 2015 NAf 148.824 [6] bedragen.
Het jaar 2016
4.4
Voor wat betreft het jaar 2016 heeft de Inspecteur twee correcties aangebracht: een correctie in verband met een volgens de Inspecteur ten onrechte gepleegde afwaardering van (incourante) voorraden van NAf 153.084, alsmede een correctie met vermeende niet-verantwoorde inkomsten uit verhuurd onroerend goed van NAf 30.552. Totale correctie derhalve NAf 183.636.
4.5
De correctie van NAf 30.552 is naar het oordeel van het Gerecht ten onrechte aangebracht. De huur van het voormalige bedrijfspand is vanaf 1 september 2016 aangegeven als winst uit onderneming en niet aannemelijk is dat het pand eerder dan 1 september 2016 is verhuurd. De huurinkomsten met betrekking tot een tweede, in privé gehouden, verhuurd appartement dienen in aanmerking te worden genomen bij de echtgenoot, omdat deze beschikte over het hoogste persoonlijke inkomen (zie hierna onder r.o. 4.6 en verder). Ter zitting heeft belanghebbende toegezegd dat de inkomsten uit het verhuurd appartement in aanmerking dienen te worden genomen bij de echtgenoot en dat, indien de inkomsten niet bij belanghebbende in aanmerking worden genomen, zij zich niet zal verzetten tegen een aan de (overleden) echtgenoot opgelegde navorderingsaanslag ter zake, ook niet als deze buiten de navorderingstermijn wordt opgelegd.
4.6
Voor wat betreft de correctie ter zake van de afwaardering van de (incourante) voorraden oordeelt het Gerecht als volgt. Beide partijen zijn naar het oordeel van het Gerecht ten onrechte ervan uitgegaan dat de voorraden zijn afgewaardeerd. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Belanghebbende heeft een winst uit onderneming aangegeven van negatief NAf 7.332, zijnde de tegenwaarde van de in de jaarrekening verantwoorde winst van $ 4.119,32. De [X] Profit & Loss ziet er voor het jaar 2016 als volgt uit [7] :
Ordinary Income/Expense Income
Rental Income [8] 6.000,00
Total Income
6.000,00
Gross Profit 6.000,00
Expense
Repairs and Maintenance 1.000,00
Licenses & Permits
Chamber of Commerce 175,57
Maintenance Association Fees
Maintenance Fees
2.680,00
Total Expense
3.855,57
Net Ordinary Income 2.144,43
Other Income/Expense
Depreciation Expense [9] 6.188,75
Taxes
Turnover taxes
75,00
Total Other Expenses
6.263,75
Net Income 4.119,32
4.7
Op de Balance Sheet is weliswaar per 31 december 2015 nog een voorraad ter grootte van $ 86.002,45 [10] opgenomen, welke niet meer ‘terugkeert’ op de balans van 31 december 2016, met als omschrijving ‘Provision Unsellable Merchandis’, maar in het fiscale resultaat (zie 4.6) is een dergelijke ‘voorziening’ niet als (bedrijfs)last opgenomen. Nu door belanghebbende in 2016 (nog) geen afwaarderingslast is genomen, is door de Inspecteur ten onrechte een correctie aangebracht.
4.8
In reactie op de door de Inspecteur aangebrachte correctie afwaardering (incourante) vorderingen heeft belanghebbende, onder andere met een beroep het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van Nederland,
Stcrt.2023, 4100, onderdeel ‘2.2 Waardering van voorraden door detaillisten op het gebied van textiel, kleding, schoenen, meubelen en stoffering’ de door de Inspecteur aangebrachte correctie betwist. Gegeven het oordeel van het Gerecht dat afwaardering niet aan de orde is, omdat in het geheel niet ten laste van de fiscale winst blijkt te zijn afgewaardeerd, behoeft het standpunt van belanghebbende, vanwege het ontbreken van enig belang, geen behandeling.
4.9
De slotsom is dat het belastbaar inkomen van belanghebbende voor het jaar 2016 dient te worden vastgesteld op negatief NAf 7.332. Daarbij stelt het Gerecht vast dat uit de op 18 februari 2021 gezamenlijk [11] gedane, herziene, aangifte blijkt dat de ‘Proceeds from immovable(s)’ (vraag 11k), in samenhang bezien met Summary list B, als inkomen in aanmerking zijn genomen bij de echtgenoot van belanghebbende.
Met inachtneming van het bepaalde in r.o. 4.3 bedraagt het nog voorwaarts te verrekenen verlies per 31 december 2016: NAf 156.156 [12] .

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift verzocht om een vergoeding van de kosten in bezwaar. Voor wat betreft de bezwaarfase dient het verzoek te worden afgewezen, aangezien dit verzoek niet bij bezwaar is gedaan (artikel 32a, lid 2 ALL).
5.2
Belanghebbende heeft in haar conclusie van repliek verzocht om een integrale proceskostenvergoeding, omdat, volgens belanghebbende, de Inspecteur onzorgvuldig en onrechtmatig zou hebben gehandeld. Belanghebbende betoogt in dit verband onder andere dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden, de huurinkomsten onjuist heeft bepaald, verzuimd heeft de correctie afwaardering (incourante) voorraden toe te lichten en geen rekening heeft gehouden met nog te verrekenen verliezen.
Belanghebbende heeft geen inzicht verleend omtrent de hoogte van de kosten en evenmin die kosten op enigerlei wijze met bewijsstukken onderbouwd. De Inspecteur heeft zich daardoor niet kunnen uitlaten omtrent het verzoek tot een integrale proceskostenvergoeding.
5.3
Aan belanghebbende moet worden toegegeven dat de behandeling van de Inspecteur niet de schoonheidsprijs verdient. Wel is enige nuancering op zijn plaats. De hoorplicht, als onderdeel van de bezwaarprocedure, is niet geschonden. Immers, als belanghebbende gehoord had willen worden, had zij het verlangen daartoe kenbaar moeten maken, hetgeen zij niet heeft gedaan (zie art. 30, lid 4 van de ALL). Voorts heeft de Inspecteur (uiteindelijk) wel rekening gehouden met nog te verrekenen verliezen, zij het (uiteindelijk) met een te laag bedrag aan nog te verrekenen verliezen.
Alles afwegende oordeelt het Gerecht het handelen of nalaten door de Inspecteur niet als dermate onzorgvuldig dat een integrale proceskostenvergoeding moet worden toegekend, nog daargelaten dat volstrekt onduidelijk is op welk bedrag die vergoeding dan zou moeten worden bepaald, nu elke vorm van informatie daaromtrent ontbreekt.
Het Gerecht is van een oordeel dat wel een forfaitaire proceskostenvergoeding aan belanghebbende dient te worden toegekend.
5.4
Aangezien sprake is van een deels gegrond beroep zal het Gerecht met inachtneming van artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (LBB) de Inspecteur forfaitair veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moet maken.
5.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 [13] (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.7
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4 LBB het betaalde griffierecht van in totaal NAf 100 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inkomstenbelasting 2015 ongegrond;
- verklaart het beroep inkomstenbelasting 2016 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslagen inkomstenbelasting 2015 en 2016, elk, tot een bedrag van NAf nihil;
- vermindert de aanslagen premie AOV/AVBZ 2015 en 2016, elk, tot een bedrag van NAf nihil;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.750; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 100 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg , rechter, en is uitgesproken op 4 juni 2024, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.

Voetnoten

1.Dit is het vastgesteld zuiver inkomen van NAf 60.000 verminderd met te verrekenen verliezen van NAf 71.100.
2.Ter verduidelijking: het belastbaar inkomen is bij uitspraak op bezwaar verhoogd met NAf 30.552. Dit betreft een correctie huurinkomsten uit onroerend goed van $ 18.000. Omdat wegens termijnoverschrijding niet kan worden nagevorderd is het verschuldigde bedrag aan belasting ongewijzigd gebleven (in wezen is het bezwaar gehandhaafd).
3.Ter verduidelijking: het verschil tussen het belastbaar inkomen van NAf 176.303 en het premie-inkomen van NAf 187.403 betreft het volgens de Inspecteur nog te verrekenen verlies van NAf 11.100 per 1 januari 2016.
4.Bij het doen van de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen bepaald op NAf 176.303, rekening houdend met een te verrekenen verlies van NAf 11.100. Zie evenwel 3.3.
5.Het premie-inkomen wordt afgeleid van het zuiver inkomen. Aangegeven is een belastbaar inkomen van negatief NAf 21.902. Zie art. 26, lid 2 Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, art. 29, lid 2 Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering en art. 20, lid 2 Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
6.NAf 126.922 (verlies per 31 december 2014) + NAf 21.902 (negatief belastbaar inkomen 2015) = NAf 148.824.
7.De in de jaarrekening gehanteerde valuta is de Amerikaanse dollar.
8.Betreft de huuropbrengst van september 2016 – december 2016: 4 x $ 1.500.
9.Afschrijving van onder andere het bedrijfspand.
10.Tegenwaarde: NAf 153.084.
11.Belanghebbende heeft samen met haar echtgenoot P.B. Georges aangifte voor het jaar 2016 gedaan.
12.NAf 148.824 (verlies per 31 december 2015) + NAf 7.332 (negatief belastbaar inkomen 2015) = NAf 156.156.
13.In Sint Maarten is het Besluit proceskosten bestuursrecht geactualiseerd.