Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.[A],
[B],
[C],
1.[bv],
[D],
[PFF],
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, op 7 juli 2022 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties van
- het comparitievonnis van 10 januari 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 10 mei 2023.
2.De feiten
the construction of a one-family dwelling house”. De gevorderde afbraak van het gebouwde is afgewezen. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
Building permission request granted” schrijft [A] dat hij op 21 februari 2020 met [D] [2] heeft besproken dat hij door [erfpachter] vergoed wilde worden voor “
damages caused to my house in the hurricanes of 2017” en dat [D] daarop “
generously offered to give me U.S.$ twenty-five thousand dollars, as compensation for my loss, which amount includes my legal expenses incurred on this matter”. Tot slot verklaart [A] dat hij “
no objection in the construction of the development known as [complex]” heeft en dat hij [D] “
my permission” voor de bouw geeft.
Project Manager Agreement’ eveneens gedateerd 24 februari 2020 ondertekend door [A] als ‘
Service Provider’ en [D] namens ‘
[complex]’. Volgens deze overeenkomst zal [A] “
supervise the work of the Architect, the Consultant and any other Independent Contractor” waarvoor hij een vergoeding van USD 12.500,00 per maand ontvangt.
project manager fee”. [A] heeft deze 37 cheques niet geïncasseerd, maar op een later moment aan [D] teruggegeven.
existing labor agreement” aanspraak maakt op USD 75.000,00 voor de periode van maart tot en met augustus, maar dat hij bereid is “
to cancel this agreement under the following conditions” gevolgd door een lijst voorwaarden die zien op het beperken van overlast van de bouw.
3.Het geschil
in conventiedat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [D c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van USD 475.000,00 aan hoofdsom en NAf 7.500,00 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020 althans datum verzoekschrift, met veroordeling van [D c.s.] in de proceskosten met de wettelijke rente.
USD 500.000,00 te voldoen in de afgesproken maandelijkse termijnen van
USD 25.000,00. [D c.s.] heeft een begin van uitvoering gemaakt door betaling middels een cheque van USD 25.000,00 en vervolgens door afgifte van 37 cheques, die onjuist waren – namelijk voor USD 12.500,00 – en die [A c.s.] heeft teruggegeven na toezegging dat hij gecorrigeerde cheques zou krijgen. Dat laatste is nooit gebeurd. [D c.s.] is [A c.s.] daarom nog altijd een bedrag van USD 475.000,00 verschuldigd.
in reconventiedat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Project Manager Agreement’nietig is, subsidiair de ‘
Project Manager Agreement’vernietigt;
Project Manager Agreement’, die een vrucht is van dezelfde giftige boom. De al betaalde
4.De beoordeling
one-family dwelling” mocht worden gebouwd, waaraan het in ontwikkeling zijnde appartementencomplex evident niet voldeed. Geen van partijen heeft de kortgedingrechter gewezen op een nadere notariële akte van 12 december 2014. Hierin staat dat [erfpachter] op 8 oktober 2014 heeft verzocht om wijziging van de bestemming van de drie percelen zodat daarop twee appartementengebouwen kunnen worden gebouwd, dat het verzoek is goedgekeurd door de Minister van VROMI en dat de “
designated use” van de percelen is gewijzigd naar: “
having and maintaining two apartment buildings with division into apartment rights”. De akte is op 16 december 2014 in het openbare register aangetekend. De inzagen in het Kadaster verwijzen naar zowel de leveringsakte uit 2004 als naar een akte “
registered on 16-12-2014”. Daaruit volgt dat de akte uit 2004 voor wat betreft de daarin opgenomen beperking tot de bouw van een “
one-family dwelling” reeds tijde van het kort geding was achterhaald.
Project Manager Agreement’ die eveneens is gedateerd 24 februari 2020, hebben partijen niet eenduidig toegelicht. Volgens [A c.s.] was die opgesteld door [D] omdat [D] gebruik wilde maken van de kennis en ervaring van [A] met bouwprojecten. Volgens [D c.s.] was die opgesteld door [A] ter rechtvaardiging van de betalingen die hij zou ontvangen en heeft [D] die onder de dreiging van de bouwstop ondertekend.
Project Manager Agreement’ hebben opgesteld om onder die noemer de betalingen vorm te geven: in maandelijkse termijnen van USD 12.500,00. Dit wordt bevestigd door de 37 cheques van USD 12.500,00 die [D c.s.] aan [A] heeft overhandigd die steeds de omschrijving ‘
project manager fee’ bevatten. [5] Als de cheques waren bedoeld als vergoeding voor de diensten van [A], zouden die niet vooraf en ineens worden afgegeven zonder dat [A] ook maar een dag heeft gewerkt. [A] heeft ter zitting dan ook bevestigd dat hij nooit enige werkzaamheden heeft verricht die in de ‘
Project Manager Agreement’ staan vermeld. Tot slot is van belang dat [A c.s.] zich op het standpunt stelt dat [A] de 37 cheques heeft geretourneerd omdat die waren uitgeschreven voor USD 12.500,00 in plaats van USD 25.000,00 zoals volgens hem was afgesproken. Ook daaruit volgt dat de betalingen niet waren bedoeld als ‘
project manager fee’die immers was bepaald op USD 12.500,00, maar als uitvoering van de mondelinge overeenkomst. De ‘
Project Manager Agreement’ moet dan ook niet worden beschouwd als een separate overeenkomst, maar als een betalingsregeling ter invulling van de hoofdovereenkomst: betaling van USD 500.000,00 voor ‘toestemming’ voor de bouw waaronder het niet-executeren van het kortgedingvonnis.
the deeds are not registered at the notary”, waarbij het meervoud “
deeds” zou verwijzen naar de akte uit 2004 en de wijzigingsakte uit 2014. In die brief (productie 11 conclusie van antwoord) beklaagt [A] zich bij VROMI over de aangevangen bouw en verwijst hij naar een beperking tot “
one singly family residences” die is opgenomen in een convenant dat in heel Beacon Hill zou gelden. [6] [A c.s.] heeft toegelicht dat wordt gesproken over “
deeds” omdat [erfpachter] rechthebbende is van drie percelen met drie verschillende meetbriefnummers. [A] verwijst in die brief niet specifiek naar de aktes uit 2004 en/of 2014 van [erfpachter], zodat het Gerecht daaruit niet kan afleiden dat [A] daaraan refereerde en dus heeft geweten van de wijzigingsakte uit 2014. Ten tweede brengt [D c.s.] naar voren dat [A c.s.] met de wijzigingsakte bekend moet zijn geweest omdat de kadastrale inzagen daarnaar verwijzen. Dit gaat niet op; uit de omstandigheid dat die verwijzing bij [erfpachter] noch bij zijn gemachtigde een bel heeft doen rinkelen blijkt dat die eenvoudig over het hoofd kan worden gezien. Van wetenschap en vervolgens opzettelijke achterhouding van de wijzigingsakte ten tijde van het eerste kort geding is dus niet gebleken. Evenmin is gebleken dat [A c.s.] een week later, toen partijen – binnen de lopende beroepstermijn – de mondelinge overeenkomst sloten, wel kennis had van de wijzigingsakte.
due diligence’ wordt verlangd, impliceert dat er doorgaans wordt vertrouwd op de bouwvergunning zonder uit te zoeken welke (beperkende) voorwaarden er precies gelden. Dat een bouwvergunning kennelijk voldoende is voor een kredietverstrekker, zo begrijpt het Gerecht die toelichting, betekent niet dat het onnodig is om zelf de juridische haalbaarheid van het project te verifiëren. Dat nalaten is in ieder geval risicovol, zoals nu ook is gebleken. In tweede instantie had de vordering in kort geding aanleiding kunnen zijn om alsnog onderzoek te doen naar de geldende voorwaarden, ook als [D c.s.] niet zelf in rechte werd betrokken. Niet alleen vanwege de slechte gezondheid van zakenpartner [erfpachter], maar met name vanwege de grote betrokkenheid van [D c.s.] voor wie er gelet op de gevorderde bouwstop en afbraak veel op het spel stond. Zo begrijpt het Gerecht dat de appartementsrechten in [complex] reeds waren verkocht zodat een tijdelijke bouwstop gevolgen zou hebben voor de geplande oplevering daarvan. [D c.s.] stelt dat [A c.s.] wist of had moeten weten van de wijzigingsakte, maar het had evenzeer – zo niet meer – op de weg gelegen van [D c.s.] althans [bv] als ontwikkelaar om daarnaar onderzoek te doen en daarvan op de hoogte te zijn. Dit geldt te meer nu de wijzigingsakte in het openbare register was opgenomen, zoals aangetekend in het Kadaster, en dus eenvoudig kon worden geraadpleegd. Onder die omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat de dwaling van [D c.s.] voor zijn eigen rekening dient te blijven. Dat betekent dat het beroep op artikel 6:228 lid 2 BW slaagt.
Project Manager Agreement’ waarvoor [D c.s.] hetzelfde verweer voert, gelet op de verwevenheid als betalingsregeling met de hoofdovereenkomst tot betaling van de USD 500.000,00.
Project Manager Agreement’. Hierin is als betalende partij opgenomen
‘[complex]’vertegenwoordigd door ‘
The Developer ([D] & [echtgenote van [D]])’. Deze entiteit
‘[complex]’bestaat niet en is dus niet de ontwikkelaar. Ontwikkelaar van het project [complex] is [bv], opgericht door [D] en zijn echtgenote. Dat duidt erop dat is bedoeld [bv] als contractspartij aan te merken. [7] Ten tweede is van belang dat de vervolgens aan [A] afgegeven cheques zijn uitgeschreven door [bv] en de betalingsverplichting dus ten laste van deze partij werden gebracht. Tot slot wordt in aanmerking genomen dat [A c.s.] heeft toegelicht dat (alleen) [D] steeds fungeerde als aanspreekpunt met betrekking tot het project dat werd uitgevoerd door ontwikkelaar [bv]. Deze omstandigheden leiden ertoe dat de overeenkomst wordt geacht te zijn aangegaan door [D] namens [bv].
Project Manager Agreement’ en de daarop afgegeven cheques, zou dat bedrag worden betaald in maandelijkse termijnen van USD 12.500,00 vanaf 15 mei 2020. Het volledige bedrag zou dan na 38 maanden en dus op 15 juni 2023 zijn voldaan, zodat de hoofdsom inmiddels volledig opeisbaar is.
NAf 8.000,00 +(2 punten x tarief 9)