ECLI:NL:OGEAM:2022:62

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
SXM202200194
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op vergoeding van proceskosten en griffierecht in belastingzaken na vernietiging naheffingsaanslag

In deze zaak, uitgesproken op 16 september 2022 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is het geschil ontstaan over het recht van belanghebbende op vergoeding van proceskosten en griffierecht. De belanghebbende had op 7 mei 2021 een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (BBO) ontvangen, waartegen zij op 11 mei 2021 bezwaar maakte. De Inspecteur heeft deze naheffingsaanslag op 30 september 2021 vernietigd. Belanghebbende heeft vervolgens op 15 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, waarbij zij griffierecht heeft betaald van NAf 150.

De rechter oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de naheffingsaanslag al was vernietigd voordat het beroep werd ingesteld. Hierdoor had belanghebbende geen belang meer bij de uitspraak op het beroep. De rechter heeft ook overwogen dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestaat, omdat de directeur van belanghebbende zelf het bezwaar en beroep heeft ingediend, en er geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Wel heeft de rechter geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht, omdat zij ten tijde van het indienen van het beroep niet op de hoogte was van de vernietiging van de naheffingsaanslag.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie van de Inspecteur naar de belastingplichtige en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in belastingzaken. De beslissing van het Gerecht was om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en de Inspecteur te verplichten het griffierecht van NAf 150 te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 16 september 2022
BBZ nr. SXM202200194
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 7 mei 2021 een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (hierna: BBO) opgelegd over het tijdvak mei 2018 naar een verschuldigde belasting van NAf 500.
1.2
Belanghebbende heeft op 11 mei 2021 tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 30 september 2021 de naheffingsaanslag BBO vernietigd.
1.4
Belanghebbende heeft op 15 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 juli 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 26 juli 2022 een nader stuk ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A] (directeur-grootaandeelhouder). Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken van belanghebbende met nummers SXM202200174, SXM202200190, SXM202200192 en SXM202200193. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

2.1
Belanghebbende heeft ingevolge artikel 31, aanhef en letter a, Algemene landsverordening landsbelastingen (hierna: ALL) beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag BBO februari 2018. De Inspecteur heeft op 30 september 2021 de naheffingsaanslag BBO februari 2018 vernietigd. Dit brengt mee dat het op 15 februari 2022 ingediende beroep toen al niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kon leiden.
2.2
In zoverre is er geen belang bij deze procedure (vgl. HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Bezwaarfase

3.1
In gevallen, zoals het onderhavige, waarin in de bezwaarfase de naheffingsaanslag vernietigd is en de Inspecteur dus geheel aan de bezwaren van belanghebbende is tegemoetgekomen, bestaat recht op een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase als aan de in artikel 32a ALL en aan de in de Regeling proceskostenvergoeding bezwaarfase belastingzaken (de Regeling) gestelde voorwaarden is voldaan.
3.2
Ingevolge artikel 32a, lid 1 ALL worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Ingevolge artikel 32a, lid 2 ALL moet het verzoek worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. In artikel 1 van de Regeling is bepaald dat een vergoeding van kosten van de bezwaarfase uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3.3
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de vernietiging van de naheffingsaanslagen verzocht om een proceskostenvergoeding. Echter, er is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. De directeur van belanghebbende heeft zelf het bezwaarschrift ingediend en dat zij daarbij kosten heeft gemaakt van een accountant (die voor vergoeding in aanmerking komen) is niet aannemelijk gemaakt. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De vraag of de Inspecteur ernstig onzorgvuldig gehandeld heeft hoeft dan niet meer te worden beantwoord.
Beroepsfase
3.4
Indien in gevallen als de onderhavige geheel aan de bezwaren is tegemoetgekomen vóórdat beroep is ingesteld, zal in de regel geen recht bestaan op een vergoeding van kosten van de beroepsfase en evenmin recht op vergoeding van het griffierecht. De belastingplichtige heeft dan immers geen belang meer bij het instellen van beroep, zodat het beroep overbodig is. Deze regel kan uitzondering leiden indien de belastingplichtige ten tijde van het indienen van het beroep niet op de hoogte was van de tegemoetkoming door de Inspecteur.
3.5
Belanghebbende heeft in dat verband geloofwaardig verklaard dat zij geen bericht van vernietiging van de naheffingsaanslag heeft ontvangen en dat zij daarvan pas op de hoogte is gekomen toen zij het verweerschrift ontving. Het Gerecht neemt hierbij het volgende in aanmerking. Belanghebbende heeft op 10 februari 2022 een brief betreft “verzoek vergoeding kosten bezwaarfase” aan de Inspecteur gestuurd waarin vermeld wordt dat voor een aantal bezwaarschriften nog geen uitspraak op bezwaar is ontvangen. Belanghebbende vermeldt in haar brief onder andere het bezwaar tegen de naheffingsaanslag BBO mei 2018. Het ingestelde beroep zou overbodig zijn geweest indien de vernietiging van de naheffingsaanslag bekend was bij belanghebbende. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de postbezorging in Sint Maarten zeer te wensen overlaat (vgl. GEA Sint Maarten 17 mei 2016, ECLI:NL:OGEAM:2016:98). Het Gerecht overweegt dat voor belanghebbende ten tijde van het instellen van het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar een belang bestond nu zij niet bekend was met de vernietiging van de naheffingsaanslag.
3.6
Gelet op het hiervoor overwogene heeft belanghebbende recht op vergoeding van de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken. Echter, er is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. De directeur van belanghebbende heeft zelf het beroepschrift ingediend en dat belanghebbende ter voorbereiding van de zaak kosten heeft gemaakt voor de inschakeling van een accountant (die voor vergoeding in aanmerking komen) is niet aannemelijk gemaakt. Voor een proceskostenvergoeding in de beroepsfase ziet het Gerecht dan ook geen aanleiding. Wel dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en is uitgesproken op 16 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.