ECLI:NL:OGEAM:2019:21

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
SXM201800400 (AR 2018/84)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en proceskosten in het kader van herstelwerkzaamheden na Orkaan Irma

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aannemer en een woningeigenaar. De aannemer, vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder N.C. Wathey, vorderde betaling van een factuur van US $ 11.657,52 voor herstelwerkzaamheden aan een woning die beschadigd was door Orkaan Irma. De woningeigenaar, die niet akkoord ging met de offerte van de aannemer, heeft de factuur niet betaald. De aannemer stelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, maar de woningeigenaar betwistte dit en stelde dat hij geen verplichtingen had jegens de aannemer.

Het Gerecht heeft de feiten en de processtukken in overweging genomen. Het oordeelde dat de aannemer onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een overeenkomst. De aannemer had niet aangetoond dat de woningeigenaar de opdracht had gegeven voor de herstelwerkzaamheden. Bovendien was er geen bewijs dat de woningeigenaar had ingestemd met de betaling van de factuur. Daarom werden de vorderingen van de aannemer in conventie afgewezen.

In reconventie vorderde de woningeigenaar vergoeding van zijn advocaatkosten, omdat hij meende dat de procedure door de aannemer zonder grond was aangespannen. Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht en wees ook deze vordering af. De proceskosten werden aan beide zijden toegewezen, waarbij de kosten voor de aannemer op nihil werden gesteld, omdat zij geen advocaat had ingeschakeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201800400 (AR 2018/84)
Vonnis d.d. 5 februari 2019
inzake
[de aannemer],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
hierna: “[de aannemer]”,
verschenen bij haar statutair bestuurder N.C. Wathey,
tegen
[de woningeigenaar],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: “[de woningeigenaar]”,
gemachtigde: mr. S.J. FOX,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties, op 10 april 2018 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1. [
de aannemer] is een bouwbedrijf. [de woningeigenaar] is eigenaar van een woning.
2.2.
Op 6 september 2017 heeft Orkaan Irma huisgehouden op Sint Maarten. Tussen [de aannemer] en [de woningeigenaar] is contact geweest over de noodzakelijke reparaties aan de woning. Op 30 september 2017 heeft [de aannemer] aan [de woningeigenaar] hiervoor een offerte gestuurd met als aannemingsbedrag US $ 71.505,00.
2.3. [
de woningeigenaar] heeft deze offerte niet geaccepteerd. Op 9 maart 2018 heeft [de aannemer] aan [de woningeigenaar] een factuur gestuurd voor een totaalbedrag van US $ 11.657,52. Deze is uitgesplitst naar US $ 2.428,65
(“Hurricane Irma & Maria damage repairs estimate for insurance company (5%)”)en US $ 9.228,87
(“Loss of Profit (20%)”). Verder staat in de factuur de volgende uitleg:
“The US $ 2,428.65 represents 5% professional fees for the estimate from what you received from your insurance company some US $. 48, 573.00.
The US $ 9,228.87 represents 20% loss-of-profit from the balance you received from your insurance company after deduction of the 5% professional fee for the estimate or some US $ 46,144.35.”
2.4. [
de woningeigenaar] heeft de gefactureerde bedragen niet aan [de aannemer] betaald.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1. [
de aannemer] verzoekt het Gerecht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [de woningeigenaar] te veroordelen aan haar te betalen US $ 11.657,52 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder vordert zij US $ 1.748,58 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [de woningeigenaar] in de proceskosten en de nakosten.
3.2. [
de woningeigenaar] verzoekt het Gerecht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [de aannemer] te veroordelen aan hem te betalen US $ 3.000,00 aan door hem betaalde advocaatkosten, dan wel de daadwerkelijke advocaatkosten zoals die zullen blijken uit over te leggen facturen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Kort en zakelijk weergegeven wordt het volgende aangevoerd. [de aannemer] stelt dat [de woningeigenaar] het door haar opgestelde taxatierapport aan haar verzekeraar heeft opgestuurd om zijn schade uitbetaald te krijgen. Na het opstellen van het rapport heeft [de aannemer] niets meer van [de woningeigenaar] gehoord. Wel heeft [de woningeigenaar] de verzekeringsuitkering ontvangen. [de woningeigenaar] heeft een andere aannemer ingeschakeld. De factuur moet worden betaald omdat daarin de kosten van het taxatierapport worden doorbelast. Ondanks toezeggingen van [de woningeigenaar] heeft [de aannemer] niet de opdracht gekregen waardoor zij schade (winstderving) heeft ondervonden. Werknemer [A] bevestigt in een onderhandse verklaring dat er een dergelijke toezegging is gedaan.
4.2. [
de woningeigenaar] stelt dat er geen sprake is van een taxatierapport maar van een offerte. Daarmee heeft hij niets gedaan. Niet is afgesproken dat als hij de offerte niet zou accepteren hij daarvoor 5% van het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag zou moeten vergoeden aan [de aannemer].
4.3.
Gelet op dit verweer moet het Gerecht beoordelen of [de aannemer] voldoende heeft gesteld om te worden toegelaten tot het bewijs dat met [de woningeigenaar] een overeenkomst tot stand is gekomen voor de herstelwerkzaamheden aan zijn door Orkaan Irma beschadigde huis. [de aannemer] stelt dat dit volgt uit de onderhandse verklaringen van [A], maar dat is niet zo. In die verklaringen wordt niet gesteld dat [de woningeigenaar] opdracht heeft gegeven. Er wordt in weergegeven dat er sprake van was dat de beheerder van …… Estate, waarvan de woning deel uitmaakt, had begrepen dat de woningeigenaren er de voorkeur aan gaven dat een en dezelfde aannemer alle herstelwerkzaamheden zou verrichten. Uit die verklaringen blijkt niet dat [
A]van [de woningeigenaar] heeft gehoord dat hij de opdracht zou geven. Evenmin blijkt dat de instemming van [de woningeigenaar] uit enig ander overtuigingsstuk terwijl ook nergens uit blijkt dat er een koppeling is tussen de betaling van de factuur en de hoogte van de verzekeringsuitkering. Het Gerecht overweegt dat daarmee [de aannemer] onvoldoende heeft voldaan aan haar stelplicht en dat reeds hierom de afspraak van betaling voor de offerte c.q. taxatie niet is komen vast te staan. Deze vordering moet dus worden afgewezen.
4.4.
De vordering over de winstderving wordt om dezelfde redenen door hetzelfde lot getroffen. Als er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen kan er immers ook geen sprake zijn van schadeplichtigheid van [de woningeigenaar] omdat hij een andere aannemer heeft ingeschakeld.
4.5.
Dit betekent dat alle vorderingen van [de aannemer] in conventie worden afgewezen. [de aannemer] moet in de proceskosten worden veroordeeld.
4.6.
De reconventionele vordering van [de woningeigenaar] komt erop neer dat [de aannemer] de onderhavige procedure zonder grond tegen hem heeft aangespannen en daarom gehouden is alle door [de woningeigenaar] in verband met deze procedure gemaakte kosten te vergoeden. Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353, HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter.
4.7.
Het Gerecht is van oordeel dat er geen reden is om tot misbruik van procesrecht te oordelen, gelet op de door de Hoge Raad voorgeschreven terughoudendheid. In de zaak van [de aannemer] / ….. (SXM201800208 /AR 2018/60, vonnis 8 januari 2018) heeft het Gerecht geoordeeld dat daarvan wel sprake was omdat [de aannemer] de vordering had ingesteld terwijl de factuur van [de aannemer] al door een derde was betaald. Daarvan is hier echter geen sprake.
4.8.
De vordering in reconventie moet dus worden afgewezen en als in het ongelijk gestelde moet [de woningeigenaar] in de proceskosten worden veroordeeld. Die worden op nihil gesteld omdat [de aannemer] geen advocaat heeft ingeschakeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie:
wijst de vorderingen af en veroordeelt [de aannemer] in de proceskosten, aan de zijde van [de woningeigenaar] begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 2.000,00 aan salaris gemachtigde en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie:
wijst de vorderingen af en veroordeelt [de woningeigenaar] in de proceskosten, aan de zijde van [de aannemer] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 5 februari 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.