ECLI:NL:OGEAM:2019:122

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
SXM201900880 en SXM201900881
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste adressering van aanslagbiljetten en nettoloonafspraak in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om de vraag of de bezwaren van de belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2013 en 2014 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De belanghebbende, die in dienst is bij de overheid van Sint Maarten, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die op 28 augustus 2017 waren opgelegd. De Inspecteur der Belastingen verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De belanghebbende stelde echter dat de aanslagen verkeerd waren geadresseerd, waardoor de bezwaartermijn pas later zou zijn aangevangen.

De rechtbank oordeelde dat de onjuiste adressering van de aanslagen inderdaad de reden was dat de belanghebbende de aanslagen later ontving. Hierdoor was het bezwaarschrift, dat op 13 november 2017 was ingediend, tijdig. De rechtbank concludeerde dat de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk waren verklaard. Daarnaast werd in de zaak de nettoloonafspraak tussen de belanghebbende en zijn werkgever besproken. De belanghebbende betoogde dat deze afspraak betekende dat er geen inkomstenbelasting geheven kon worden, omdat de werkgever de belasting voor zijn rekening nam. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de werkgever de belasting verschuldigd was, dit niet betekende dat de belanghebbende geen belasting verschuldigd was over zijn belastbaar inkomen.

De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en handhaafde de aanslag inkomstenbelasting 2013, terwijl de aanslag inkomstenbelasting 2014 werd verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 221.352. De Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 20 november 2019
BBZ nrs. SXM201900880 en SXM201900881
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
x, wonende te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 28 augustus 2017 aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2013 en 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 134.091 en NAf 257.073.
1.2
Belanghebbende heeft op 13 november 2017 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 juni 2019 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2019 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarbij is tweemaal NAf 50 aan griffierechten betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 5 november 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2019 te Philipsburg. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door belastingadviseur A. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. B en C.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is op 31 juli 2012 een arbeidsovereenkomst aangegaan met het land Sint Maarten (hierna: de werkgever). Daarin is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 1 Functie en duur arbeidsovereenkomst
1. [Belanghebbende] treedt op 1 augustus 2012 in dienst bij Werkgever (…) als interim directeur bij de strafgevangenis (…).
Artikel 2 Arbeidsduur en salaris
[Belanghebbende] werkt fulltime voor 40 uur per week.
Het brutosalaris bedraagt NAf […] per maand hetwelk overeenkomt met de schaal 15, bezoldigingstrede 8 bij een fulltime dienstverband.
[Belanghebbende] komt in aanmerking voor een bijdrage in zijn huurkosten (…). Deze bijdrage bedraagt netto USD 1.000 verminderd met een eigen bijdrage van 10% van de bruto bezoldiging.
Artikel 8 Verhuiskostenregeling
Op deze arbeidsovereenkomst is de Verhuiskostenregeling, hoofdstuk 4 van het Instroombeleid van toepassing.
2.2
Belanghebbende is per 1 augustus 2012 benoemd in de functie van directeur van de strafgevangenis in Sint Maarten.
2.3
Belanghebbende is in een ongedateerde nettoloon-overeenkomst onder meer het volgende met zijn werkgever overeengekomen:
“1. [Belanghebbende] ontvangt vanaf 1 augustus 2012 een netto maandloon, welke gebaseerd is op de schaal en trede waarin [belanghebbende] zich bevindt zoals genoemd in haar arbeidsovereenkomst;
2. Wijzigingen in het bruto salaris van [belanghebbende] resulteren in overeenkomstige wijzigingen in voornoemd netto maandloon;
3. De verschuldigde loon- of inkomstenbelasting komt voor rekening van de werkgever;
4. Wanneer geen begunstigende beschikking ex-patriate wordt afgegeven door het Hoofd Inspecteur van de Belastingdienst wordt deze overeenkomst opgeschort.”
2.4
Bij brief van 14 januari 2015 heeft de Minister van Justitie het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
“Met verwijzing naar uw schrijven d.d. 22 november 2012, waarin u de Inspecteur der Belastingen (…) verzoekt om in aanmerking te komen voor toepassing van de Beschikking ex-patriates Sint Maarten 2009, kan ik u als volgt berichten.
De Inspectie der Belastingen heeft op grond van artikel 1, onderdeel b, besloten om u aan te merken als ex-patriates. U bent op 1 augustus 2012 in dienst getreden. De beschikking wordt afgegeven voor een periode van vijf (5) jaren vanaf de eerste dag van uw tewerkstelling. Conform artikel 6, lid 3 kan de beschikking niet eerder in werking treden dan met ingang van 1 december 2012. Deze beschikking geldt daarom van 1 december 2012 tot 1 augustus 2017.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, en zo neen, of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanslagen verkeerd zijn geadresseerd en dat de bezwaarschriften daarom tijdig zijn ingediend. Verder heeft belanghebbende betoogd dat de met zijn werkgever gemaakte nettoloonafspraak meebrengt dat van hem geen inkomstenbelasting kan worden geheven. De Inspecteur verdedigt de tegenovergestelde opvattingen.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen tot nihil. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag inkomstenbelasting 2013. Verder concludeert de Inspecteur tot vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 2014 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 221.352, resulterend in een verschuldigd bedrag van NAf 4.395 na verrekening van de loonbelasting.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaren

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de aanslag de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van de belastingdienst, zoals een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te wijten. In dat geval vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de aanslag door de belanghebbende.
4.3
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 28 augustus 2017. Het bezwaarschrift is op 13 november 2017 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.4
Voor de vraag of de onderhavige belastingaanslagen op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, is het volgende van belang.
4.5
Indien een belanghebbende zijn nieuwe adres voldoende duidelijk aan de Belastingdienst heeft gemeld door invulling van het daarvoor bestemde vak in het aangifteformulier, mag de Inspecteur niet voorbijgaan aan een dergelijke kennisgeving van een adreswijziging (vgl. HR 13 juli 2012, nr. 10/05309, ECLI:NL:HR:2012:BV1885).
4.6
Vaststaat dat op het op 17 juni 2014 ingediende aangiftebiljet inkomstenbelasting 2013 het adres ‘[Adres 1]’ is vermeld en op het 30 juni 2015 ingediende aangiftebiljet inkomstenbelasting 2014 het adres ‘[Adres 2]’. Niettemin zijn beide aanslagen inkomstenbelasting 2013 en 2014 in augustus 2017 gestuurd naar het adres ‘[Adres 3]’. Laatstgenoemd adres is het adres waar belanghebbendes moeder woonachtig is. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij tot en met augustus 2014 op het adres [Adres 1] heeft gewoond, en daarna is verhuisd naar [Adres 2].
4.7
Door de onjuiste adressering hebben volgens belanghebbende de aanslagen hem enige weken later bereikt, hetgeen het Gerecht aannemelijk acht. Het bezwaarschrift van 13 november 2017 is dan binnen de termijn van twee maanden ingediend. De bezwaren zijn daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Beschikking ex-patriates Sint Maarten 2009
4.8
In de onderhavige jaren 2013 en 2014 luidde de Beschikking ex-patriates Sint Maarten 2009 (hierna: Beschikking ex-patriates) als volgt:
“Artikel 2
Krachtens deze regeling kunnen faciliteiten worden verleend aan de ex-patriate:
a. die over een specifieke deskundigheid beschikt op wetenschappelijk of hoger beroeps opleidingsniveau en tenminste drie jaar relevante werkervaring heeft; dan wel
b. geen wetenschappelijk- of hoger beroeps opleiding heeft genoten maar wel over ten minste vijf jaar relevante werkervaring op dat niveau beschikt en die een beloning van zijn werkgever geniet van ten minste NAf 100.000,-- per jaar;
c. wiens deskundigheid op de lokale arbeidsmarkt niet of in beperkte mate beschikbaar is; of
d. die werkzaamheden ten behoeve van de Overheid van het Eilandsgebied Sint Maarten verricht en die een functie bekleedt die ten minste gewaardeerd is in salarisschaal 11.
Artikel 3
In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Landsverordening op de loonbelasting wordt niet tot het loon van de ex-patriate gerekend de in verband met zijn dienstbetrekking genoten:
a. vergoedingen en verstrekkingen voor zover die gezamenlijk per kalenderjaar niet meer dan NAf 25.000,-- bedragen;
b. vergoedingen ter dekking van kosten gemaakt ten behoeve van het bezoeken van scholen te Sint Maarten, alsmede gelijkwaardige onderwijsinstellingen buiten Sint Maarten, met dien verstande, dat er per kind maximaal NAf 25.000,-- per kalenderjaar buiten de belastingheffing wordt gehouden;
c. vergoedingen ter dekking van de reiskosten verbonden aan de uitzending en repatriëring van de werknemer en diens gezin tot maximaal NAf 4.000,-- voor een alleenstaande, NAf 8.000,-- voor een echtpaar en NAf 12.000,-- voor een echtpaar met kinderen;
d. vergoedingen ter dekking van de hotelkosten gedurende maximaal twee maanden na de aankomst van de werknemer te Sint Maarten met dien verstande dat de vergoedingen niet hoger zijn dan NAf 10.000,-- voor de alleenstaande werknemer, NAf 15.000,-- voor een echtpaar zonder kinderen en NAf 21.000,-- voor een echtpaar met kinderen;
e. vergoedingen ter dekking van de herinrichtingskosten bij vestiging te Sint Maarten tot een maximum van twee maanden loon met dien verstande dat het bedrag van NAf 12.000,- niet wordt overschreden;
f. vergoedingen ter dekking van kosten verbonden met de huur van een vervoermiddel bij aankomst van de werknemer te Sint Maarten gedurende, maximaal twee maanden met dien verstande dat de vergoedingen niet meer bedragen dan NAf 2.700,-- per maand.
Artikel 4
Indien de werkgever de door de werknemer verschuldigde loon- of inkomstenbelasting voor zijn rekening neemt, vindt geen brutering van het loon plaats indien tussen de werknemer en werkgever schriftelijk een nettoloon is overeengekomen.”
4.9
Op grond van artikel 3 Beschikking ex-patriates worden bepaalde loonbestanddelen niet tot het loon van de ex-patriate gerekend. Deze bepaling brengt niet mee dat het volledige salaris buiten de belastingheffing dient te blijven. Uit de arbeidsovereenkomst volgt – hetgeen door belanghebbende is bevestigd in zijn beroepschriften – dat belanghebbende naast zijn salaris alleen bijdragen in de huurkosten en verhuiskosten heeft ontvangen. Nu overigens niet is gebleken dat een deel van het door belanghebbende genoten salaris als een vrijgesteld loonbestanddeel in de zin van artikel 3 Beschikking ex-patriates kan worden aangemerkt, heeft de Inspecteur terecht het volledige salaris tot het belastbaar inkomen gerekend.
4.1
Een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarbij de eerstgenoemde zich heeft verplicht aan laatstgenoemde een nettoloon te betalen, en bijgevolg de over het loon verschuldigde loon- of inkomstenbelasting voor zijn rekening te nemen, kan daarin geen verandering brengen. Een nettoloonafspraak tussen werkgever en werknemer/belastingplichtige wijzigt namelijk niet de uit de Landsverordening op de inkomstenbelasting voortvloeiende rechtsbetrekking tussen de Inspecteur en de belastingplichtige (vgl. RBB 28 september 2001, ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU4378). Ook in het geval van een nettoloonafspraak is de werknemer/belastingplichtige degene van wie de inkomstenbelasting wordt geheven over zijn belastbaar inkomen. Dit neemt evenwel niet weg dat de werkgever op grond van de nettoloonafspraak gehouden is de door de werknemer/belastingplichtige verschuldigde inkomstenbelasting voor zijn rekening te nemen. Dit betekent voor het onderhavige geval dat de werkgever - het land Sint Maarten - de door belanghebbende verschuldigde inkomstenbelasting voor zijn rekening dient te nemen.
4.11
Anders dan belanghebbende veronderstelt, brengt het bepaalde in artikel 4 Beschikking ex-patriate slechts mee dat als een werkgever bij een nettoloonafspraak de wettelijk verschuldigde loon- of inkomstenbelasting ter zake van dat loon voor zijn rekening neemt, dat voordeel niet tot het loon zal worden gerekend door middel van brutering. Dit betekent dat geen belasting wordt geheven over het voordeel dat belanghebbende heeft doordat zijn werkgever de verschuldigde loon- of inkomstenbelasting voor zijn rekening neemt. Dit neemt evenwel niet weg dat over het genoten (niet-gebruteerde) loon belastingheffing zal plaatsvinden naar het reguliere tarief. In dit geval is niet gebleken dat de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige aanslagen een gebruteerd loon in aanmerking heeft genomen.
4.12
In de beroepsfase heeft de Inspecteur opgemerkt dat hij bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2014 van onjuiste gegevens is uitgegaan. Om die reden neemt de Inspecteur het standpunt in dat deze aanslag moet worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 221.352, resulterend in een verschuldigd bedrag - na verrekening van de loonbelasting - van NAf 4.395. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de Inspecteur deze vermindering op juiste wijze heeft berekend.
Slotsom
4.13
De beroepen dienen gegrond te worden verklaard. Het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2013 is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl dit ongegrond verklaard had moeten worden. Het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2014 is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl dit gegrond verklaard had moeten worden.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB13, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1). Beide partijen hebben ter zitting aangegeven met deze vergoeding te kunnen instemmen.
5.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van tweemaal NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- handhaaft de aanslag inkomstenbelasting 2013;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2014 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 221.352, resulterend in een verschuldigd bedrag - na verrekening van de loonbelasting - van NAf 4.395;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal NAf 100 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 20 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieSXM@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.