ECLI:NL:OGEAM:2019:12

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
SXM201800931 (EJ 2018/252)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over teruggang in salaris en de gevolgen voor de werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, die sinds 1991 in dienst was, had een salaris van NAf. 5.652,00 bruto per maand. Door een medische behandeling in Colombia en de daaruit voortvloeiende situatie met de Sociale Verzekeringsbank (SZV) werd haar salaris per 1 mei 2017 verlaagd naar NAf. 5.137,00. De werknemer stelde dat deze verlaging onterecht was en vorderde het onterecht ingehouden salaris, alsook andere vergoedingen en kosten van de werkgever.

De werkgever voerde aan dat de loonsverlaging op verzoek van de werknemer was doorgevoerd om onder de SZV-loongrens te blijven, zodat de dekking voor ziekengeld hersteld kon worden. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer niet had aangetoond dat de werkgever onterecht had gehandeld en dat zij akkoord was gegaan met de aanpassing van haar arbeidsvoorwaarden. De werknemer had geen bewijs geleverd voor haar stelling dat het ingehouden bedrag onterecht was en het Gerecht kon niet vaststellen dat de werkgever onterecht had gehandeld.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van de werknemer afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties waarin medische en financiële omstandigheden elkaar beïnvloeden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201800931 (EJ 2018/252)
Beschikking d.d. 16 januari 2019
inzake
[de werknemer],wonende te Sint Maarten,
eiseres,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen
[de werkgever],gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. J. DEELSTRA,

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties van 16 juli 2018,
brief met producties namens de werkgever van 10 september 2018,
brief met producties namens de werkgever van 13 september 2018,
pleitnota namens de werknemer met daarin een vermeerdering van eis,
pleitnota namens de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2018 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Namens de werkgever is de heer ……, projectmanager, verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 25 februari 1991 is de werknemer in loondienst voor de werkgever werkzaam in de functie van medewerkster op de financiële administratie. Haar salaris bedraagt, blijkens een werkgeversverklaring van 30 mei 2017, NAf. 5.652,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
2.2.
Bij brief van 4 april 2017 laat SZV weten dat de werknemer naar Colombia is gereisd om medisch te worden behandeld. Echter, de werknemer heeft geen recht meer op ziekengeld omdat haar salaris boven de loongrens is.
2.3.
Met ingang van 1 mei 2017 heeft de werkgever aan de werknemer NAf. 5.137,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld, uitbetaald.
2.4.
Bij brief van 21 juli 2017 van de werkgever aan de werknemer wordt onder andere het volgende bericht:
“(…) First of all the board is happy your insurance situation has been resolved for now. The board hopes the medical treatment will result in a full recovery. (…).
The board understands your financial situation has changed due to the lowering of your salary. But you are fully aware of the situation that has led tot his. Any increase in salary, or any other form of compensation, will bring you above the SZV limiet, so that is absolutely not possible. A private insurance is not an option due to the extremely high premium and the exclusion of your pre-existing conditions. (…).
2.5.
Bij brief van 16 augustus 2017 namens de werknemer is aan de werkgever bericht dat ten onrechte haar salaris is verminderd. De werkgever wordt gesommeerd om het overeengekomen salaris uit te betalen, te weten NAf. 5.652,00. Deze sommatie is bij brief van 26 april 2018 herhaald.
2.6.
Vanaf 26 mei 2016 tot 29 mei 2018 is de werknemer wegens ziekte arbeidsongeschikt geweest en heeft zij dus niet kunnen werken.
2.7.
Bij brief van 14 juli 2018 bericht de werkgever aan de werknemer dat zij aan de Labor Office een verzoek zal doen om vergunning te verkrijgen de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Die vergunning heeft de werkgever op 7 september 2018 gekregen. Op 17 oktober 2018 heeft zij de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 28 november 2018.
2.8.
Bij brief van 13 augustus 2018 van SZV aan de werknemer wordt vermeld dat de eerste ziektedag 26 mei 2016 is. Omdat er inmiddels twee jaren zijn verlopen heeft de werknemer met ingang van 26 mei 2018 geen recht meer op ziekengeld.
2.9.
Gedurende haar arbeidsongeschiktheid tot einde dienstverband, dus van 26 mei 2016 tot 28 november 2018, heeft de werkgever aan de werknemer het van SZV ontvangen ziekengeld van 80% over het eerste jaar met 20% van het oorspronkelijke loon aangevuld tot 100%. Over het tweede ziektejaar heeft de werknemer het van SZV ontvangen ziekengeld aangevuld tot het aangepaste salaris. Dat komt neer op ongeveer 91% van het salaris van voor 1 mei 2017. Vanaf 26 mei 2018 tot 28 november 2018 heeft de werkgever deze 91% volledig zelf aan de werknemer betaald.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt, na eisvermeerdering, het Gerecht om bij uitvoerbaar te verklaren beschikking de volgende beslissingen te nemen:
a. de werkgever te veroordelen het onterecht ingehouden salaris vanaf mei 2017 tot en met juli 2018, zijnde NAf. 7.725,00 aan de werknemer te betalen, te vermeerderen met de vertragingsrente en de wettelijke rente tot aan de dag van algehele betaling,
b. de werkgever in de proceskosten te veroordelen,
c. de werkgever te veroordelen om aan de werknemer te betalen het te weinig betaalde salaris van NAf. 515,00 vanaf 1 augustus 2018 tot en met november 2018, te vermeerderen met de vertragingsrente en de wettelijke verhoging vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening,
d. de werkgever te veroordelen tot betaling van het verschil in de vakantietoelagen en tot betaling en overdracht aan de pensioenverzekeraar van het verschil in de pensioenbijdragen vanaf mei 2017 tot en met november 2018,
e. de werkgever te veroordelen aan de werknemer US $ 1.400,00 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen, althans een door de rechter vast te stellen vergoeding,
f. de werkgever te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de toegewezen proceskosten vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de werknemer in haar vorderingen niet- ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen en de werknemer, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, in de proceskosten te veroordelen.

4.De beoordeling

4.1.
Kort en zakelijk weergegeven voert de werknemer aan dat zij nooit akkoord is gegaan met de eenzijdige vermindering van haar salaris. In het bijzonder voert de werknemer aan niet te begrijpen waarom NAf. 515,00 werd ingehouden en niet een lager bedrag. Met een lager bedrag namelijk zou zij ook onder de SZV loongrens uitkomen. Zij voert aan dat uit de arbeidsovereenkomst volgt dat de werkgever voor haar een ziektekostenverzekering (bedoeld zal zijn: inclusief ziekengeldverzekering, GEA) moet afsluiten als haar salaris boven de loongrens uitkomt. Het is schandalig dat de werkgever op deze wijze onder zijn verplichtingen probeert uit te komen. Hierdoor wordt SZV, en natuurlijk ook de werknemer zelf, benadeeld.
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven voert de werkgever het volgende aan. De loonsverlaging gebeurde op verzoek van de werknemer zelf. Die was toen in Colombia voor medische behandeling en SZV kwam er achter dat zij een inkomen had boven de loongrens. Toen werd er geen dekking meer verleend door SZV en ontstond er een acute situatie. Daarover hebben werkgever en werknemer overleg gehad met als resultaat dat haar uren zouden worden verminderd zodat zij onder de loongrens zou vallen en dekking door SZV weer mogelijk zou worden. Zo gezegd zo gedaan en toen kon de werknemer terug naar Colombia om haar medische behandeling te hervatten. Vele maanden later stelt de werknemer dat er te weinig salaris is betaald. Dat begrijpt de werkgever, gelet op de in het belang van de werknemer gemaakte afspraken, niet. Als de werkgever het oude salaris zou moeten betalen dan moeten de uitkeringen aan ziekengeld die SZV heeft gedaan worden teruggedraaid en dus ook de 80% die de werkgever aan haar heeft doorbetaald. Bovendien vervalt dan met terugwerkende kracht de dekking voor de medische kosten. Dat lijkt de werkgever niet in het belang van de werknemer. Kortom: de werknemer is gehouden de gemaakte afspraak na te komen. Subsidiair voert de werkgever aan dat zij op grond van de wet gehouden is aan de arbeidsongeschikte werknemer gedurende slechts een betrekkelijk korte tijd het overeengekomen loon door te betalen. Gelet op de onder 2.9. weergegeven periodes dat de werkgever heeft doorbetaald, geldt dat dit veel langer is. De werkgever heeft dat onverplicht en uit fatsoensoverwegingen gedaan. Daarom is het niet passend om haar te veroordelen nog enig aanvullend loon te betalen.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat op Sint Maarten er geen regel bestaat die voorschrijft dat werknemers die boven de SZV-loongrens komen verplicht zijn zich te verzekeren tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en medische kosten. Anders dan de werknemer stelt volgt uit de arbeidsovereenkomst niet dat de werkgever zich heeft verplicht in een dergelijke verzekering te voorzien indien de werknemer meer gaat verdienen dan de SZV-loongrens. In de arbeidsovereenkomst (artikel 3 lid 2) staat hierover niet meer dan:
“De werknemer heeft voorts aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging op de voet van het bepaalde bij de SVB.”Partijen zijn dus niet overeengekomen dat de werkgever voor een ziekengeld- en ziektekostenverzekering moet zorgdragen. Dat betekent dat als de werknemer boven de SZV-loongrens komt zij zelf moet zorgen voor een dergelijke ziekengeldverzekering en ook voor een verzekering die de kosten van medische behandeling vergoedt.
4.4.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat er in april 2017 een acuut probleem is ontstaan; de dekking die SZV verstrekte is vervallen en daarom konden de kosten van medische behandeling ten behoeve van de werknemer niet langer worden betaald. De werknemer werd genoodzaakt uit Columbia terug te vliegen naar Sint Maarten. Toen heeft de werkgever het salaris verlaagd, dat door middel van een mutatieformulier doorgegeven aan SZV, waarna de dekking door SZV werd hersteld en de medische behandeling kon worden hervat. Daargelaten of dit rechtsgeldig of niet met de werknemer is overeengekomen is duidelijk dat de werknemer hierdoor is geholpen. Het Gerecht kan dan ook niet plaatsen waarom de werknemer de werkgever “schandalig” handelen verwijt. Immers, toen haar loon door de werkgever werd verhoogd was zij zelf verantwoordelijk voor een inkomensvoorziening bij arbeidsongeschiktheid en voor de betaling van haar medische kosten.
4.5.
Het verweer van de werkgever dat zij veel langer heeft betaald dan de betrekkelijk korte tijd als bedoeld in de wet vindt het Gerecht niet overtuigend. Door dit te doen namelijk heeft de werkgever te kennen gegeven uitvoering te geven aan dit wettelijke uitgangspunt. Kennelijk was het haar beleving dat het criterium van de betrekkelijk korte tijd inhoudt dat zij het loon moest doorbetalen. Daar kan niet achteraf de draai aan worden gegeven dat de werkgever dat onverplicht (fatsoenshalve) heeft gedaan om zodoende zich te kunnen verweren tegen de loonvordering.
4.6.
In jurisprudentie (HR 12 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3570 en HR 22 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2168), waarnaar partijen overigens niet verwijzen, noemt de Hoge Raad het volgende criterium:
“Een werkgever mag pas erop vertrouwen dat een werknemer een functie heeft aanvaard die voor de werknemer een verslechtering van zijn arbeidsvoorwaarden meebrengt, indien op grond van verklaringen of gedragingen van de werknemer mag worden aangenomen dat deze welbewust met die nieuwe functie heeft ingestemd.”
4.7.
Het Gerecht overweegt dat het hier niet gaat om een verandering van functie maar om minder uren werken zodat de verzekeringsdekking gehandhaafd blijft. Hetzelfde criterium is echter toepasbaar. Duidelijk is dat de primaire loonvoorwaarden (de hoeveelheid uren en het loon) zijn aangepast en dat hierdoor de verzekeringsdekking is hersteld. Per saldo is er dus sprake geweest van een verbetering van arbeidsvoorwaarden omdat onbetwist is dat het herstel van de SZV dekking financieel van meer waarde is geweest dan de reductie van de uren. Dat de werknemer met de verslechtering van de arbeidsvoorwaarden van loon en hoeveelheid uren akkoord is gegaan volgt uit haar “welbewuste” feitelijke handelen; zij heeft hiervan geprofiteerd omdat de medische behandeling werd hervat, zij daarvoor geen kosten hoefde te dragen en evenmin een verzekering daarvoor hoefde af te sluiten.
4.8.
Blijft over het argument dat de werkgever een te hoog bedrag in mindering heeft gebracht op het salaris om onder de SVB-loongrens uit te komen. De werknemer heeft nagelaten berekeningen over te leggen waaruit volgt welk bedrag dan wel in mindering had mogen worden gebracht. De werknemer heeft dus niet aan haar stelplicht voldaan. Dit argument gaat dus niet op.
4.9.
Conclusie is dus dat de vorderingen van de werknemer worden afgewezen en dat zij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen van de werknemer af,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 16 januari 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.