Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Verloop van de procedure
- het inleidende verzoekschrift met producties binnengekomen ter griffie op 25 januari 2019;
- de conclusie van antwoord van 14 mei 2019.
2.De feiten
de opdrachtgever wenst de heer (naam consultant), als consultant werkzaam bij Opdrachtnemer [3] te werk wenst te stellen in de functie van chef van het kabinet / Sr. Vakspecialist in het kabinet van de Minister van […];
- ( naam consultant) sinds 1994 af en aan werkzaam is geweest binnen de sint Maartense overheid zowel als ambtenaar als consultant in meerdere functies;
- (naam consultant) voldoet aan de eisen van de opdrachtgever [4] , zowel qua ervaring als inhoudelijke kwaliteiten.
De overeenkomst wordt aangegaan voor de periode van 48 maanden te weten van 2 januari 2015 tot en met 1 januari 2019 en zal derhalve van rechtswege eindigen op 1 januari 2019.
De overeenkomst is tevens van rechtswege ontbonden bij beëindiging van het ministerschap, of, indien van toepassing, het demissionaire ministerschap van […].
Opdrachtgever is Opdrachtnemer voor het verlenen van de in artikel 2 omschreven diensten een vergoeding verschuldigd van Naf 17.931,25 per maand.
3.Het geschil
4.De beoordeling
tothet aangaan van financiële verplichtingen en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaruit financiële verplichtingen voor het Land voortvloeien. [6]
enhet aangaan van financiële verplichtingen. Ook de bepaling van artikel 41 lid 4 Clv is van belang. Hieruit dient namelijk te worden afgeleid dat de minister van […] kan bepalen dat alleen over bedragen mag worden beschikt wanneer hij daarvoor toestemming heeft gegeven. De bepaling van artikel 42 Clv verplicht de minister van […]en de minister die het aangaat -de minister die met het beheer is belast van de betreffende functies in de begroting- gezamenlijk per functie in de begroting functionarissen aanwijzen die namens de minister over de in het desbetreffende besluit aangeduide bedragen mag beschikken. Deze machtiging wordt vastgelegd in een besluit. Ook hier is onder ‘beschikken’ verstaan: de bevoegdheid
toten het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit een besluit tot het aangaan van financiële verplichtingen. Deze functionaris is dan bevoegd om namens de minister zonder voorafgaande machtiging een beschikkingshandeling te verrichten. Uit de bepalingen van artikel 20 en 21 van de Rijkswet volgt dat
alleen het bestuurvan het Land beslist tot het aangaan van financiële verplichtingen. [12] Naar Sint Maartense verhoudingen is dat de ministerraad [13] . De Clv en de Rijkswet divergeren voor zover het betreft het nemen van besluiten
tothet aangaan van financiële verplichtingen door het Land. De beide wettelijke regelingen attribueren de bevoegdheid om besluiten te nemen tot het aangaan van financiële verplichtingen aan andere ambten: de Clv gaat uit van de bevoegdheid van de minister die het aangaat, die het beheer van de begroting heeft [14] , en de Rijkswet bepaalt dat een dergelijk besluit door het landsbestuur moet worden genomen: de ministerraad. Nu de Rijkswet van hogere orde is dan de Clv dienen de relevante bepalingen van artikel 20 en 21 van de Rijkswet te worden toegepast en kan aan de Clv voor zover het de van de Rijkswet afwijkende bevoegdheid
tothet nemen van besluiten tot het aangaan van financiële verplichtingen geen betekenis worden gehecht. [15] Dit betekent dat alleen de ministerraad van het Land bevoegd is om een besluit
tothet aangaan van een financiële verplichting te nemen. Zonder een dergelijk besluit van de ministerraad mag het Land geen financiële verplichting aangaan en kan reeds op deze grond van binding aan een privaatrechtelijke rechtshandeling, waaruit een financiële verplichting voortvloeit, geen sprake zijn (vergelijk ook formulering artikel 21 lid 1 van de Rijkswet). Voor de hand ligt dat de ministerraad van het Land een besluit neemt dat de bevoegdheid tot het nemen van besluiten tot het aangaan van financiële verplichtingen mandateert aan andere functionarissen. De Clv verplicht de minister van […] en de minister zelfs om tezamen de beschikkingsbevoegdheid te mandateren (zie hiervoor). Het besluit tot het aangaan van de financiële verplichting wordt dan door een functionaris namens de ministerraad genomen. [16]
De introductie van het openbare register heeft voor burgers en bedrijfsleven verstrekkende gevolgen. Het is van belang dat zij zich voorafgaande aan het sluiten van een contract met de overheid ervan vergewissen wie gemachtigd is om de betrokken juridische entiteit te binden. Om hen op dat belang te wijzen, zal bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel door de besturen brede voorlichting worden gegeven over de werking van het register(…)’ [20] [21]
nietalleen door de minister van […] mogen worden verricht maar alleen tezamen met de ministerraad van het Land. In dit verband is van belang om vast te stellen dat het belang van de tweede opdracht ten minste (40 x NAf 17.931,25=) NAf 717.250,00 is, zodat op grond van het door (eiseres) in het geding gebrachte register van 28 september 2015 de minister van […], slechts tezamen met de ministerraad bevoegd is om de opdracht met een dergelijk belang aan te gaan. Anders gezegd: de ministerraad en de minister hadden tezamen namens het Land de opdracht aan (eiseres) dienen te verstrekken voordat binding van het Land aan de opdracht tot stand kon worden gebracht. Hierover is niets gesteld of gebleken. Aan productie 8 van de spreekaantekeningen -het ongedateerde en niet getekende document waarop het woord ‘LANDSBESLUIT’ prijkt- kan geen betekenis worden gehecht. (eiseres) heeft slechts gesteld dat de minister van […], de opdracht heeft ondertekend maar niet dat ook namens de ministerraad [26] , de opdracht is verleend.