In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, heeft de werknemer, vertegenwoordigd door mr. B.B. Brooks, een vordering ingesteld tegen haar werkgever, vertegenwoordigd door mr. E.R.C. de Haan, met betrekking tot loonbetaling na de verwoestingen van orkaan Irma. De werknemer was in dienst van de werkgever op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst die eindigde op 13 januari 2018. De werknemer vorderde onder andere doorbetaling van haar loon vanaf 1 september 2017 tot 13 januari 2018, alsook vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen en commissie over de maand augustus 2017.
De mondelinge behandeling vond plaats op 17 augustus 2018, waarbij de werkgever erkende dat het loon over september en oktober 2017 verschuldigd was. De werkgever voerde echter aan dat de werknemer zich niet beschikbaar had gehouden voor werk en dat de arbeidsovereenkomst was opgeschort vanwege overmacht na de orkaan. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever in verzuim was geraakt door het niet betalen van het salaris en dat de werknemer recht had op haar loon, aangezien er geen schriftelijke toestemming was gegeven voor het opnemen van vakantiedagen.
Het Gerecht heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de wettelijke rente en verhogingen, en de werkgever veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitgesproken op 12 september 2018 door mr. A.J.J. van Rijen.