ECLI:NL:OGEAM:2018:67

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
SXM201800339 / KG00106/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte in kort geding

In deze zaak, die op 7 augustus 2018 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten werd behandeld, vorderde de werknemer, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.S. Kockx, dat de werkgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. van Hoof, het loon sinds december 2016 zou doorbetalen. De werknemer had sinds 1 augustus 2002 een arbeidsovereenkomst met de werkgever en had in 2011 rugklachten ontwikkeld. Van september 2014 tot september 2016 ontving de werknemer 80% van zijn loon via de Sociale Verzekeringsbank (SZV) vanwege ziekte. De werkgever had in december 2016 voor het laatst loon betaald en had op 20 december 2016 toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, maar een beslissing hierop was niet bekend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2018 werd geprobeerd om de zaak te schikken, maar dit was niet gelukt. De werknemer vorderde dat het Gerecht de werkgever zou veroordelen tot doorbetaling van het loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De werkgever verzocht om de werknemer niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen of deze af te wijzen. Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang aanwezig was, maar dat de werknemer niet kon aantonen dat de rugklachten werkgerelateerd waren. Het Gerecht concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een langere loondoorbetaling rechtvaardigden.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de werkgever, die op nihil aan verschotten en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201800339 / KG00106/2018
Datum: 7 augustus 2018
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[de werknemer]
gevestigd te Sint Maarten,
-eiser-,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. KOCKX
tegen
[de werkgever]
gevestigd te Sint Maarten,
-gedaagde-,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: de advocaat mr. A.C. VAN HOOF

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
1. verzoekschrift met producties d.d. 21 maart 2018,
2. producties namens de werkgever,
3. pleitnota namens de werknemer,
4. pleitnota namens de werkgever,
5. akte uitlating van de werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2018 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. Namens de werkgever was M. ……, senior manager, aanwezig. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Partijen hebben geprobeerd de zaak te schikken. In processtuk 5 is medegedeeld dat dit niet is gelukt.
1.4.
Vandaag wordt de uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat sinds 1 augustus 2002 een arbeidsovereenkomst.
2.2.
In 2011 heeft de werknemer rugklachten gekregen.
2.3.
Gedurende de periode september 2014 tot en met september 2016 heeft de werknemer via SZV 80% van het loon doorbetaald gekregen vanwege ziekte. In december 2016 heeft de werkgever voor het laatst loon aan de werknemer betaald.
2.4.
Op 20 december 2016 heeft de werkgever aan de Labour Office toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Een beslissing daarop is niet bekend.
2.5.
Bij brief van 12 oktober 2017 heeft de werknemer aanspraak gemaakt op salaris vanaf 1 januari 2017.
2.6.
De werkgever heeft na 1 januari 2017 het salaris niet aan de werknemer betaald.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer vordert dat het Gerecht de werkgever zal veroordelen het loon sinds december 2016 door te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhogingen en de wettelijke rente, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de werknemer in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover die relevant zijn voor de beoordeling.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vordering (loondoorbetaling) gegeven.
Toetsingskader
4.2.
De kort geding rechter kan de vorderingen van de werknemer enkel toewijzen indien het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter dat ook zou doen.
Betrekkelijk korte tijd
4.3.
De werkgever heeft na december 2016 geen salaris doorbetaald op grond van artikel 7A:1614c lid 1 BW. Het relevante gedeelte van dit wetsartikel luidt als volgt:
“Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdsruimte vastgestelde loon voor betrekkelijk korte tijd, wanneer hij ten gevolge van ziekte (…) verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, (…).”
4.4.
In de jurisprudentie van onder andere dit Gerecht d.d. 6 maart 2013 (ECLI:NL:OGEAM:BZ4645) en d.d. 20 juni 2018 (ECLI:NL:OGEAM:2018:53) en in GEA Curaçao van 10 oktober 2016 (ECLI:NL:OGEAC:2016:182) volgt dat de invulling van het begrip "bijzondere omstandigheden" bepaalt hoe lang de termijn van loondoorbetaling na ziekte duurt.
4.5.
De werkgever stelt dat met de loondoorbetaling na september 2016 tot en met december 2016 zij heeft voldaan aan de verplichting van artikel 7A:1614 c lid 1 BW. De werknemer stelt dat dit niet het geval is omdat de rugklachten zijn veroorzaakt door het gesjouw en geploeter dat hij voor de werkgever heeft verricht. Verder stelt de werknemer dat de werkgever hem ten onrechte niet heeft toegelaten tot vervangend werk terwijl dat er wel is. De werkgever betwist dat de rugklachten zijn veroorzaakt door het werk en zegt dat er geen vervangend werk is. Ook omdat de werknemer nooit heeft gezegd wat zijn beperkingen zijn.
4.6.
Het Gerecht overweegt dat via SZV 80% van het loon is doorbetaald na de ziekmelding van de werknemer. Daarna heeft de werkgever nog drie maanden loon doorbetaald. Nergens blijkt uit dat de rugklachten werkgerelateerd zijn. Op het ziekteformulier heeft de werknemer dat niet aangetekend en SZV is er niet vanuit gegaan omdat zij anders 100% zou hebben doorbetaald zoals blijkt uit de door de werkgever overgelegde beleidsregels van SZV. Naar voorlopig oordeel kan het Gerecht er dus niet vanuit gaan dat de rugklachten van de werknemer zijn veroorzaakt door het werk. In kort geding heeft de rechter ook onvoldoende mogelijkheden om dat uit te zoeken. Dat betekent dat het, naar voorlopig oordeel, niet zo is dat de rugklachten als bijzondere omstandigheden hebben te gelden.
4.7.
Dat geldt ook voor de discussie tussen partijen over de plicht van de werkgever geschikt vervangend werk aan te bieden. Daarover verschillen partijen grondig van mening. De werkgever stelt dat de werknemer heeft gezegd helemaal niet meer te kunnen tillen. De werknemer zegt dat hij wel vervangend werk kan doen; bijvoorbeeld chauffeur. De werkgever zegt dat er geen alternatieve functies zijn. De werknemer stelt juist dat de werkgever wel vacatures heeft. Het Gerecht heeft ook op dit punt in kort geding onvoldoende mogelijkheden de feiten vast te stellen. Daarvoor is een bodemprocedure geëigend.
4.8.
Het Gerecht oordeelt dat het niet kan vaststellen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de werkgever langer het loon zou moeten doorbetalen. Dat betekent dat niet is voldaan aan het criterium dat het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter de vorderingen zou toewijzen.
4.9.
Aan de overige verweren van de werkgever komt het Gerecht dus niet toe.
4.10.
De vorderingen van de werknemer worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
4.11.
Als in het ongelijk gestelde partij moet de werknemer de proceskosten van de werkgever betalen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen van de werknemer af,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 7 augustus 2018.