Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
4.De beoordeling in de hoofdzaak
onderstreeptwelke gedeeltes van deze uitspraken hierop zien. Wat betreft het Prospectus zijn de betreffende tekstgedeeltes
vet gedrukt.Uit lezing van beide uitspraken volgt dat zowel de kwestie van het Formula-jacht als die van het Prospectus dragende overwegingen in beide vonnissen zijn om tot bedrog te concluderen.
“[A] wilde [het Formula-jacht] niet in eigendom accepteren zonder dat reparatie aan een van de motoren eerst door [de cliënt] uitgevoerd zou worden.”
“Nogmaals, [de cliënt] ontkent dat [het Formula-jacht] gebrekkig zou zijn, terwijl, in geval Uw Gerecht het onrechte zou aannemen dat zulks wel het geval zou zijn, dit een succesvol beroep op dwaling in de weg staat (…).”
“[A] wilde de [het Formula-jacht] niet in eigendom accepteren zonder dat reparatie aan een van de motoren eerst door [de cliënt] uitgevoerd zou worden.” en verderop: “De conclusie die daaruit volgt spreekt voor zich; de door [A] overgelegde documenten zijn te kwalificeren als goedkeuringsdocumenten.”
“[de cliënt] persisteert dat [het Formula-jacht] gebrekkig zou zijn, terwijl, in geval Uw Gerecht het onrechte zou aannemen dat zulks wel het geval zou zijn, dit een succesvol beroep op dwaling in de weg staat nu er slechts één (1) boot van de twaalf (12) in meer of mindere mate gebrekkig zou zijn. Conclusie is dan ook dat een succesvol beroep op dwaling zijdens [A] afgewezen dient te worden. Hieruit volgt logischerwijs dat er evenmin sprake is van bedrog. Bedrog is immers een handelen of nalaten met het oogmerk een ander te misleiden (zie Asser/Hartkamp&Sieburgh 6-III*2010, nr. 251). Daarvan is het onderhavige geval evident geen sprake.”
“[de cliënt] heeft toegezegd om [het Formula-jacht] te laten repareren zodat deze “charter ready’ zou zin.”Deze toezegging is [de cliënt] nagekomen en uitgelegd wordt hoe dat is geschied. Aldus heeft [de cliënt] geen gebreken verzwegen zodat er geen sprake is van bedrog. De kwestie van het Formula-jacht rechtvaardigt geen vernietiging wegens bedrog van de complete koopovereenkomst.
“… I have maintained the position that the prospectus (brochure) did not form part of the agreement.”In de memorie van grieven stelt [de advocaat] namelijk dat [A] het prospectus, opgesteld door [de cliënt] in het kader van een eerdere verkooppoging, zelf van het internet heeft gehaald. Bovendien: dit standpunt klopt niet. Het Prospectus is niet door [de cliënt] gemaakt. Hierdoor heeft [de advocaat] de processuele positie van [de cliënt] ernstig geschaad. Door dit standpunt en de gebrekkige grief op dit punt was [de cliënt]’s hoger beroep bij voorbaat kansloos. De grief had moeten inhouden dat het Prospectus een vervalst document was (verzoekschrift alinea’s 110-126 verzoekschrift).
“In dat verband, ten aanzien van de zogenaamde prospectus, mission statement en marketing analyses stelt [de cliënt] dat deze nimmer een onderdeel geweest zijn van de (onderhandelingen van) de overeenkomst ten aanzien van de (onderhandelingen van) de overeenkomst ten aanzien van [B]. Sterker nog, [de cliënt] is niet bekend met deze documenten en heeft ze nu pas voor het eerst onder ogen gekregen. Voormelde documenten zijn, met andere woorden, niet afkomstig van [de cliënt] (…).; [de cliënt] ontkent derhalve dat voormelde documenten onderdeel zijn van de koopovereenkomst. (…) In zover [A] onverkort het standpunt in blijft nemen dat voormelde documenten wel deel uit maken van de koopovereenkomst dan dient op hem de bewijslast zulks te onderbouwen.”
“Met andere woorden, voormelde financiële gegevens noch de zogenaamde prospectus, (…) hebben in de ruimste zin des woord geen deel uitgemaakt van de overeenkomst in kwestie. Zij kunnen derhalve niet als grondslag dienen om met succes een beroep op bedrog dwaling zijdens [A] aan te nemen danwel grondslag bieden om [de cliënt] (in conventie) haar vordering te ontzeggen danwel de vorderingen van [A] in reconventie toe te wijzen.”
“Wellicht ten overvloede, nogmaals, ten aanzien van het zogenaamde prospectus, (…) stelt [de cliënt] dat deze nimmer een onderdeel geweest zijn van de (onderhandelingen van) de overeenkomst ten aanzien van [B]. Nogmaals, in de conclusie van repliek zijdens [de cliënt] is reeds naar voren gebracht dat [de cliënt] was niet bekend met deze documenten, terwijl zij niet afkomstig zijn van [de cliënt] en/of [B] ; [de cliënt] ontkent derhalve dat voormelde documenten onderdeel zijn van de koopovereenkomst (…).”
“Het klopt dat in eerste aanleg namens [de cliënt] is gesteld dat dit document niet van haar afkomstig zou zijn. Dit kan worden toegeschreven aan een misverstand/miscommunicatie tussen [de cliënt] en haar gemachtigde. Relevant is in ieder geval dat het prospectus geen onderdeel uitmaakte van de tussen [de client] en [A] gemaakte afspraken. “