Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
“In de eerste plaats heeft [A] [B] er uitdrukkelijk op gewezen dat hij overeenkomstig het voor hem bepaalde dienstrooster zeven uren heeft gewerkt na afloop van het op 25 november 2014 overeengekomen tijdelijke dienstverband, namelijk op 27 november 2015. Niemand van [B] heeft [A] gemaand zijn werkzaamheden vóór die datum te beëindigen.”
“verlengingstoezegging onder voorwaarden, zulks in aanvulling op de inhoud van de schriftelijke arbeidsovereenkomst.”De voorwaarde houdt in dat als verzoeker zijn functioneren zou verbeteren het dienstverband met een jaar zou worden verlengd. Verwezen wordt naar confraternele correspondentie in de aanloop naar deze procedure. Het overeenkomen van deze voorwaarde wordt door verweerster ontkend. Zij verwijst naar een schriftelijke waarschuwing die verzoeker heeft gekregen op 7 maart 2015 wegens disfunctioneren. Het Gerecht overweegt dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een dergelijke toezegging. In voormelde correspondentie leest het Gerecht niet meer of minder dan dat als verzoeker beter zou zijn gaan functioneren hij in aanmerking zou kunnen komen voor een verlenging. Dat is niet een afspraak tussen partijen over de eventuele verlenging onder voorwaarden van het dienstverband maar een uiting van verweerster hoe zij tegen de eventuele verlenging zou aankijken. Als ze tevreden was zou er verlengd kunnen worden en, zo niet, dan wordt er niet verlengd. Dat is de discretionaire bevoegdheid van de werkgever bij dit soort beslissingen. Dit argument gaat dus evenmin op.