ECLI:NL:OGEAM:2016:39

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
EJ 2016/115
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over voortzetting arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na beëindiging

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen verzoeker [A] en verweerster [B] N.V. Verzoeker, die als bewaker in dienst was bij verweerster, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 26 november 2015. Verzoeker heeft op 27 november 2015 een nachtdienst gedraaid, maar verweerster had hem al eerder laten weten dat de overeenkomst niet verlengd zou worden. Verzoeker verzocht het Gerecht om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst was verlengd en om verweerster te veroordelen tot betaling van achterstallig loon. Verweerster verzocht om afwijzing van de verzoeken en om veroordeling van verzoeker in de proceskosten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst heeft doorgewerkt, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om te spreken van een stilzwijgende voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Verweerster had tijdig en duidelijk gecommuniceerd dat de overeenkomst niet verlengd zou worden. Het Gerecht oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat er een verlenging onder voorwaarden was afgesproken en dat zijn argumenten niet opgingen. Uiteindelijk werd verzoeker in de proceskosten veroordeeld, terwijl zijn verzoeken werden afgewezen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: EJ 2016/115
Datum: 20 juli 2016
Beschikkingnr.
BESCHIKKING
op het verzoek van
[A],
wonende te Sint Maarten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. B.G. Hofman,
tegen
de naamloze vennootschap [B] N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerster,
gemachtigde: mr. J. Deelstra.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties d.d. 26 mei 2016. Bij brief van 21 juni 2016 zijn aan het Gerecht door mr. Deelstra producties toegezonden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juni 2016, in aanwezigheid van partijen (verweerster werd vertegenwoordigd door ……. en ………….) en gemachtigden. Mr. Deelstra heeft een pleitnota overgelegd. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verzoeker is op 27 mei 2014 door verweerster in dienst genomen als bewaker voor de duur van zes maanden. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd voor een jaar, namelijk tot en met 26 november 2015.
2.2.
Artikel 2 van de opvolgende arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“The term of this agreement is fromNovember 27th, 2014 to November 26th, 2015unless the Employer (…) notifies the Employee differently, the Employee shall not return to work after the abovementioned termination date. The Employee may inquire one month before the end of the fixed contractual term of this agreement with the person in charge of the Human Resources Department, whether or not the agreement will be extended.”
2.3.
Bij brief d.d. 9 november 2015 wordt aan verzoeker het volgende medegedeeld door verweerster:
“As we approach the end of your contract on November 26th, 2015, I must inform you that unfortunately we will not be extending your contract for another term. (…)”
2.4.
Verzoeker heeft een nachtdienst gedraaid op 26 november 10.30 PM tot 27 november 7 AM. Die nachtdienst stond op het weekrooster vermeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoeker wenst dat het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen uitspreekt:
“[A] gratis admissie te verlenen.
Voor recht te verklaren dat de op 25 november 2014 schriftelijk overeengekomen tijdelijke arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] met ingang van 27 november 2015 is verlengd, dan wel vernieuwd voor de duur van een jaar en nog altijd geldend is.
[B] te veroordelen, tot betaling aan [A] van zijn achterstallig loon vanaf 27 november 2015, te vermeerderen met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW, en het loon te blijven betalen, totdat de bestaande arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
[B] te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Verweerster verzoekt het Gerecht om de verzoeken af te wijzen, met veroordeling van verzoeker in de proceskosten, een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
Het eerste argument van verzoeker luidt als volgt (pagina 2 onder 9 verzoekschrift):
“In de eerste plaats heeft [A] [B] er uitdrukkelijk op gewezen dat hij overeenkomstig het voor hem bepaalde dienstrooster zeven uren heeft gewerkt na afloop van het op 25 november 2014 overeengekomen tijdelijke dienstverband, namelijk op 27 november 2015. Niemand van [B] heeft [A] gemaand zijn werkzaamheden vóór die datum te beëindigen.”
4.2.
Het Gerecht constateert dat verzoeker hiermee een beroep doet op artikel 7A:1615f lid 1 BW; het zonder tegenspraak voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Blijkens het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 oktober 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA6755) is doorslaggevend of de werknemer uit de gedragingen van de werkgever heeft mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de tijd waarvoor deze was aangegaan stilzwijgend werd voortgezet.
4.3.
Naar het oordeel van het Gerecht is dat in deze zaak niet zo. Verweerster heeft immers bij brief van 9 november 2015 laten weten dat er geen verlenging zou plaatsvinden. Verzoeker vindt dit te laattijdig maar de tekst van de arbeidsovereenkomst geeft verzoeker het recht om zelf al een maand voor de beëindiging te informeren naar de beslissing van de werkgever. Verzoeker heeft zijn nachtdienst afgerond en is daarna niet meer opgeroepen. Het zeven uur doorwerken om de nachtdienst af te maken is in dat licht bezien niet voldoende om te kunnen spreken van stilzwijgende voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Dit argument gaat dus niet op.
4.4.
Het tweede argument van verzoeker houdt in dat sprake is van een door verweerster gedane
“verlengingstoezegging onder voorwaarden, zulks in aanvulling op de inhoud van de schriftelijke arbeidsovereenkomst.”De voorwaarde houdt in dat als verzoeker zijn functioneren zou verbeteren het dienstverband met een jaar zou worden verlengd. Verwezen wordt naar confraternele correspondentie in de aanloop naar deze procedure. Het overeenkomen van deze voorwaarde wordt door verweerster ontkend. Zij verwijst naar een schriftelijke waarschuwing die verzoeker heeft gekregen op 7 maart 2015 wegens disfunctioneren. Het Gerecht overweegt dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een dergelijke toezegging. In voormelde correspondentie leest het Gerecht niet meer of minder dan dat als verzoeker beter zou zijn gaan functioneren hij in aanmerking zou kunnen komen voor een verlenging. Dat is niet een afspraak tussen partijen over de eventuele verlenging onder voorwaarden van het dienstverband maar een uiting van verweerster hoe zij tegen de eventuele verlenging zou aankijken. Als ze tevreden was zou er verlengd kunnen worden en, zo niet, dan wordt er niet verlengd. Dat is de discretionaire bevoegdheid van de werkgever bij dit soort beslissingen. Dit argument gaat dus evenmin op.
4.5.
Het laatste argument houdt in dat verzoeker de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nooit heeft geaccepteerd en dat hij zich beschikbaar heeft gehouden, en nog steeds houdt, om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Ook dit argument gaat niet op; partijen zijn immers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen die van rechtswege eindigt. De instemming van verzoeker met de beëindiging is rechtens dus niet relevant.
4.6.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt verzoeker in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

verleent aan verzoeker gratis admissie,
wijst de verzoeken af,
veroordeelt verzoeker in de proceskosten, aan de kant van verweerster begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.