ECLI:NL:OGEAC:2025:15

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
CUR202300154
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en opeisbaarheid van legaat in nalatenschap

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een geschil over de uitleg van een testament en de opeisbaarheid van een legaat. De eiser, wonend in Nederland, heeft een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, die beiden in Curaçao wonen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Bonapart, vordert dat de gedaagden, vertegenwoordigd door mrs. R.B. van Hees en M.M.W. Sagis, worden veroordeeld tot uitbetaling van een gelegateerd bedrag van NAf 1 miljoen, dat aan hem is toebedeeld in het testament van zijn overleden vader, de erflater. De erflater overleed op een onbekende datum in 2020 en was ondernemer met belangen in Vanddis Holding B.V.

De procedure begon met een verzoekschrift op 16 januari 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 20 februari 2024. De eiser stelt dat zijn legaat onmiddellijk opeisbaar is, terwijl de gedaagden beweren dat het legaat pas opeisbaar is na de verkoop van de aandelen in Vanddis Holding B.V. De rechter heeft vastgesteld dat de formulering van het testament ruimte laat voor verschillende interpretaties, wat leidt tot een juridische discussie over de betekenis van de zinsnede in het testament die de opeisbaarheid van het legaat betreft.

De rechter heeft besloten dat de zaak naar de rolzitting wordt verwezen voor verdere behandeling, waarbij gedaagden worden gevraagd om informatie te verstrekken over de omvang van de nalatenschap. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen om meer duidelijkheid te krijgen over de financiële situatie van de nalatenschap, zodat een weloverwogen beslissing kan worden genomen over de vordering van de eiser. De uitspraak is gedaan op 27 januari 2025 door mr. P.E. de Kort, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300154
Vonnis van 27 januari 2025
inzake:
[EISER],
wonend in Nederland,
eiser,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
tegen
[GEDAAGDE 1],
[GEDAAGDE 2],
beiden wonend in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en M.M.W. Sagis.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 16 januari 2023;
  • de conclusie van antwoord;
  • het proces-verbaal van de op 20 februari 2024 gehouden comparitie van partijen;
  • de conclusies na comparitie van 10 juni 2024;
  • de akte uitlating producties van [eiser] van 30 september 2024.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende vaststaande feiten:
a. a) Op […] 2020 is op […]-jarige leeftijd te Curaçao overleden [naam erflater], hierna: ‘de erflater’.
b) De erflater was ondernemer. Hij was gerechtigd tot certificaten van de aandelen in Vanddis Holding B.V., de houdstermaatschappij van de bedrijven Vanddis Pompstations en Lovers Ice. In 2000 is de erflater in de Dominicaanse Republiek gaan wonen.
c) [eiser] en [gedaagde 2] zijn beiden kinderen van de erflater. [gedaagde 2] is een dochter uit het huwelijk van de erflater met gedaagde 1. [eiser] is een zoon uit een eerder huwelijk van de erflater.
d) Bij testament van 27 april 2020 opgemaakt ten overstaan van notaris […] (hierna: ‘de notaris’) heeft de erflater over zijn nalatenschap beschikt. Het testament bepaalt onder meer het volgende:
‘2. Ik legateer aan mijn dochter [[gedaagde 2]] geboren [in 1978], thans wonende op Curaçao, mijn aandeel in de certificaten van aandelen jegens de stichting Administratiekantoor Vanddis Holding; welke betrekking hebben op de aandelen in de vennootschap Vanddis Holding B.V.
3. Ik legateer aan ieder van mijn vier (4) overige kinderen, zijnde:
1. […], geboren [in 1960];
2. [[eiser] ], geboren [in 1962];
3. […], geboren [in 1968], en
4. […], geboren in [1969],
ieder kind voornoemd onder 3 een vordering groot één miljoen gulden Nederlands Antilliaans Courant (Naf. 1.000.000,00) welke vordering uiterlijk zal worden voldaan bij de verkoop van de aandelen in de vennootschap Vanddis Holding B.V.
(…)
5. Onder de last van bovenstaande legaten benoem ik tot mijn enige erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen, mijn echtgenote [gedaagde 1] en mijn dochter [[gedaagde 2]].’
e) Gedaagde 1 en [gedaagde 2] hebben de nalatenschap van de erflater aanvaard. [gedaagde 2] en [eiser] hebben hun legaten aanvaard.
f) Voorafgaand aan dit geding is tussen de advocaten van partijen gecorrespondeerd over de aan [eiser] gelegateerde geldvordering. Namens gedaagden is daarbij aangeboden het aan [eiser] toekomende bedrag van NAf 1 miljoen middels maandelijkse uitkeringen in gedeelten uit te keren, waartoe aan [eiser] een conceptovereenkomst is voorgelegd. Daarbij hebben gedaagden tevens aangeboden om ten behoeve van [eiser] afstand te doen van een ten name van de erflater gesteld onverdeeld aandeel in een appartement in Venezuela. Namens [eiser] zijn de voorstellen van gedaagden afgewezen en is aanspraak gemaakt op uitkering ineens.

3.De vordering

[eiser] vordert, samengevat, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de vordering van [eiser] op de nalatenschap van de erflater en op de belaste erfgenamen, althans de executeur-testamentair, zijnde gedaagden, tot uitbetaling van het aan [eiser] gelegateerd bedrag van NAf 1 miljoen reeds voor toewijzing vatbaar is;
- gedaagden te bevelen om binnen vijf dagen ten laste van de nalatenschap over te gaan tot de uitkering van het aan [eiser] gelegateerd bedrag van NAf 1 miljoen;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de betekenis van het testament van de erflater, in het bijzonder om de bij het legaat aan [eiser] opgenomen zinsnede ‘
welke vordering uiterlijk zal worden voldaan bij de verkoop van de aandelen in de vennootschap Vanddis Holding B.V.’
4.2.
De vraag welke betekenis moet worden toegekend aan (de litigieuze zinsnede in) het testament, moet worden beantwoord aan de hand van de uitlegregels van artikel 4:46 BW en Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1531.
4.3.
De formulering van [eisers] legaat in het testament laat ruimte voor verschil van interpretatie. Het testament is op dat punt niet duidelijk. Dit volgt ook uit de gaandeweg wijzigende stellingname van zowel [eiser] als gedaagde over de betekenis. [eiser] stelde aanvankelijk (in zijn bij het verzoekschrift overgelegde brieven) dat de afwikkeling van zijn legaat is verbonden aan de verkoop van de aandelen en dat hij die clausulering niet begreep, maar neemt in dit geding het standpunt in als hierna onder 4.4 samengevat. Gedaagden stelden in hun brieven voorafgaand aan dit geding, bij conclusie van antwoord en op de comparitie, dat bij de uitleg te rade moest worden gegaan bij de bedoeling van de erflater en wensten een betalingsregeling, maar namen vervolgens het standpunt in zoals hierna onder 4.5 samengevat.
4.4.
Volgens [eiser] is het testament duidelijk en behelst de zinsnede niet meer dan het uiterste moment waarop zijn legaat in elk geval aan hem moet zijn verstrekt, waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt van artikel 4:125 BW dat de vordering negen maanden na het overlijden geheel opeisbaar is.
4.5.
Volgens gedaagden is het testament duidelijk en betekent de zinsnede dat [eiser] ’s vordering pas opeisbaar is als en zodra de aandelen in Vanddis Holding B.V. worden verkocht, waarbij volgens hen geldt dat gedaagden niet tot verkoop zijn gehouden.
4.6.
Tegen de uitleg van [eiser] pleit:
  • dat met de zinsnede een koppeling wordt gelegd tussen de legaten aan [gedaagde 2] en de andere kinderen;
  • dat uit de schriftelijke verklaringen van de notaris blijkt dat de erflater wilde dat [gedaagde 2] het bedrijf zou voortzetten, wat onmiddellijke en onverkorte opeising van de gelegateerde bedragen van samen NAf 4 miljoen (wellicht, zie hierna onder 4.8 en 4.9) zou kunnen bemoeilijken;
4.7.
Tegen de uitleg van gedaagden pleit:
  • dat het woord ‘uiterlijk’ dan niets betekent en beter had kunnen worden weggelaten;
  • dat niet staat vermeld dat de vordering in afwijking van de wet niet al eerder opeisbaar wordt;
  • dat dit er in feite op zou neerkomen dat de erflater vier kinderen heeft willen onterven en aan hen slechts een van de wil van het vijfde kind en haar moeder (dus gedaagden) afhankelijke vordering heeft willen nalaten, voor welke bedoeling tot ‘onterving’ ook de schriftelijke verklaringen van de notaris geen aanknopingspunt bieden;
  • dat dit zich moeilijk laat verenigen met het tussen partijen vaststaande feit dat de erflater bij leven de gewoonte had periodiek geld aan [eiser] ter hand te stellen;
  • dat volgens gedaagden (conclusie van antwoord onder 14) de erflater met deze zinsnede tot uitdrukking probeerde te brengen dat het zijn bedoeling is/was dat aan [eiser] bij tijd en wijle een bedrag ter hand zou worden gesteld, als dat voor gedaagden mogelijk zou zijn, en dat op het moment dat de aandelen verkocht zouden worden, het restant van de NAf 1 miljoen aan [eiser] zou worden uitgekeerd;
  • dat gedaagden in hun conclusies in dit geding het standpunt innemen dat zij het niet in hun macht hebben de aandelen (die gehouden worden door een stichting administratiekantoor) te verkopen.
4.8.
Als relevante omstandigheid bij de uitleg van het testament van de erflater wordt door beide partijen de omvang van de nalatenschap genoemd. Volgens [eiser] moet die groot zijn, omdat de erflater een succesvol en vermogend zakenman was met (on)roerende zaken in binnen- en buitenland, en kon en kan het legaat worden uitgekeerd ook zonder verkoop van de aandelen in Vanddis Holding B.V. Volgens [eiser] hebben de twee kinderen […] hun legaten wel uitbetaald gekregen. Volgens gedaagden denkt [eiser] ten onrechte dat er veel geld is en zijn er onvoldoende middelen voor handen om zijn legaat uit te keren. Zij stellen met de andere legatarissen een regeling te hebben getroffen.
4.9.
Alvorens verder te beslissen, wenst het gerecht te worden ingelicht over de omvang van de nalatenschap. Gegevens daarover ontbreken tot dusver. Het ligt op de weg van gedaagden, die anders dan [eiser] toegang hebben tot de relevante gegevens, inzicht in de omvang van de nalatenschap te verschaffen. Zij zullen in de gelegenheid worden gesteld bij akte de volgende stukken over te leggen:
  • een opgave van de waarde op de sterfdatum van de erflater van de certificaten van de erflater, alsmede van de waarde van de onderliggende aandelen in Vanddis Holding B.V.;
  • een beschrijving van de (overige) bestanddelen van de boedel, met een onderbouwing van de waardes;
  • hun aangiftes successiebelasting;
  • een opgave van de door hen aan de andere legatarissen gedane betalingen en/of met hen ter zake hun legaten gemaakte afspraken.
4.10.
De zaak zal naar de rolzitting worden verwezen als hierna omschreven. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van maandag 24 maart 2025 voor akte overlegging gegevens als bedoeld onder 4.9 zijdens gedaagden;
5.2.
bepaalt dat [eiser] vervolgens op een door de rolrechter te bepalen datum een antwoordakte zal kunnen nemen;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 27 januari 2025 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.