Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Het verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 27 januari 2025;
- de akte van gedaagden van 5 mei 2025;
- de antwoordakte van [eiser] van verzoekschrift van 8 september 2025.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om de uitleg van een testament en de opeisbaarheid van legaten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Bonapart, vorderde dat zijn legaat van Cg 1 miljoen nu opeisbaar en toewijsbaar was. De gedaagden, vertegenwoordigd door mrs. R.B. van Hees en N.G. Blokland, waren de kinderen van de erflater en stelden dat het legaat niet direct geheel opeisbaar was. De procedure omvatte een tussenvonnis van 27 januari 2025 en verschillende akten van beide partijen. De gedaagden hadden niet de gevraagde informatie over de nalatenschap verstrekt, wat leidde tot een negatieve nalatenschap volgens hun gegevens. Het gerecht oordeelde dat de erflater bij het opmaken van het testament een andere termijn voor de opeisbaarheid van het legaat had gesteld dan de wettelijke termijn van negen maanden. De eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de nalatenschap substantieel groter was dan door de gedaagden geschetst. Het gerecht wees de vorderingen van de eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitgesproken op 27 oktober 2025 door mr. P.E. de Kort in aanwezigheid van de griffier.