Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
4.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 april 2024 uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar door de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had op 30 juni 2021 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2019 ontvangen, met een te betalen bedrag van NAf 180.000 en een verzuimboete van NAf 5.000. Na het indienen van een pro forma bezwaar op 27 augustus 2021, heeft belanghebbende op 18 maart 2022 haar bezwaar gemotiveerd. Aangezien de Inspecteur niet binnen de wettelijk vereiste termijn van negen maanden op het bezwaar had beslist, heeft belanghebbende op 22 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
Tijdens de zitting op 28 maart 2024, waar de zaak gelijktijdig met andere zaken werd behandeld, is vastgesteld dat de Inspecteur nog steeds geen beslissing had genomen op het bezwaar. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Inspecteur niet tijdig heeft beslist. Het Gerecht heeft de Inspecteur opgedragen om uiterlijk op 1 oktober 2024 alsnog uitspraak te doen op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op NAf 234, en moet het betaalde griffierecht van NAf 150 worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de Inspecteur onder de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) en de gevolgen van het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften. Het Gerecht heeft ook opgemerkt dat de Inspecteur gelijktijdig met de uitspraak op bezwaar ook een beslissing moet nemen op het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.