ECLI:NL:OGEAC:2024:43

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
500.00078/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke schietpartij in Curaçao met veroordeling voor medeplegen van doodslag en vuurwapenbezit

Op 8 maart 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 19 maart 2023, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd doodgeschoten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Osepa, en de officier van justitie, mr. S.R.C. Polderman, eiste een gevangenisstraf van 20 jaren. De verdachte werd vrijgesproken van moord, maar schuldig bevonden aan doodslag. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op een gewelddadige manier het slachtoffer confronteerden, wat leidde tot de fatale schietpartij. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 jaren opgelegd. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder en vriendin van het slachtoffer, voor de geleden materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens en de impact van geweld op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00078/23
Uitspraak: 8 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] te Curaçao,
wonende in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023 en 16 februari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Osepa, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [moeder van de verdachte] en [vriendin van de verdachte] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie mr. S.R.C. Polderman heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 impliciet primair (moord) en 2 (vuurwapen- en munitiebezit) ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing (hoofdelijk) van de vordering van de benadeelde partijen (…) en de oplegging van de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na een toegelaten wijziging – ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 19 maart 2023 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm en rustig overleg meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/tegen/in de (richting van de) borst, althans het (boven) lichaam van [het slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:262/2:259 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2hij op of omstreeks 19 maart 2023 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), te weten (onder andere): Glock, model 17 en/of een hoeveelheid aan munitie te weten: negen scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm (ofwel 9 mm Luger) voorzien van bodemstempel S&B, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft/hebben gehad;
(artikel 3 juncto 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1hij op
of omstreeks19 maart 2023 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade[het slachtoffer] van het leven heeft
/hebbenberoofd, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm en rustig overleg meermalen,
althanseenmaal met een vuurwapen
op/tegen/in de
(richting van
de) borst, althanshet
(boven
)lichaam van [het slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Feit 2hij op
of omstreeks19 maart 2023 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een
of meervuurwapen
(s), te weten
(onder andere): Glock, model 17 en
/ofeen hoeveelheid
aanmunitie te weten: negen scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm
(ofwel 9 mm Luger)voorzien van bodemstempel S&B, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft
/hebbengehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Op 19 maart 2023 omstreeks 03.20 uur, werden de verbalisanten T.C.R. Privania en R.H.C. Martina door de Centrale Meldkamer gedirigeerd naar Plaza Hariri voor een schietpartij. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Bij Plaza Hariri aangekomen troffen wij twee auto’s die stil stonden op de rotonde.
Een derde personenauto; een zwarte Hyundai Verna gekentekend B 7-22 stond aan het einde van de Nijlweg en begin van de rotonde Hariri. Achter dit voertuig lag een manspersoon op het wegdek met zijn hoofd in de noordoostelijke richting in een plas bloed. Hij lag op zijn buik, met zijn linkerarm gedeeltelijk onder zijn lichaam en met de rechterzijde van zijn gezicht tegen het wegdek. Het slachtoffer reageerde niet. Er lag een vuurwapen op de wegdek naast het slachtoffer aan zijn linkerzijde.
De centrale meldkamer werd verzocht een ambulance ter plaatse te dirigeren.
Het personeel van Fundashon Kuido Ambulans was omstreeks 03.25 uur ter plaatse en controleerde het slachtoffer, maar kon geen vitale functies waarnemen.
Dokter WINKLAAR was omstreeks 04.20 uur ter plaatse en stelde dood vast.” [2]
2. De verbalisant E.G.M. Provacia heeft het volgende gerelateerd:
“Op 21 maart 2023 omstreeks 08:30 uur werd een lijkherkenning gedaan met de moeder van het slachtoffer (…).
Zij herkende het aan haar getoonde lijk als die van haar zoon genaamd [slachtoffer], geboren te Curaçao op [datum].” [3]
3. Op 21 maart 2023 heeft de patholoog-anatoom, Dr. L. Althaus, sectie op het lichaam van [het slachtoffer] verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Conclusion1 perforating ("in-out") gunshot-trajectory could be found on the body.
Entry wound A on the right upper frontal thorax, perforating the frontal thorax between the 3. and 4. rib, perforating the right lung (upper and lower lobe), perforating the 8. thoracic vertebral body, perforating the left lung (lower lobe) and exiting the thorax between the 8. and 9. rib through exit wound B on the right back.
This gunshot went from the right to the left, slightly descending (ca. 20 degrees) and from the front to the back (ca. 45 degrees).
Essential Anatomic Findings1. Perforations of both lungs.
2. Bilateral hemato-pneumothorax (collapsed lungs with 650 ml of blood in the left and 700 ml in the right pleural cavity).3. Perforation of the 8. thoracic vertebral body including the vertebral spine.4. Massive blood aspiration in both lungs.5. Acute traumatic anemia (massive internal loss of blood).6. Otherwise, age-appropriate organ findings without competing death-causing, macroscopic visible anomalies.
Cause of DeathInternal bleeding to death in combination with blood aspiration due to perforations of both lungs by a gunshot.
Manner of DeathNon-natural. Homicide.” [4]
4. De verbalisanten N.F. Mercera en R.V.G. Sambo hebben op 19 maart 2023 een forensisch sporenonderzoek op de plaats delict verricht. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Het slachtoffer lag op zijn buik op de grond in de zuidelijke richting van de persoonsauto van het merk Hyundai, model Verna, voorzien van het kentekennummer [nummer]. Op de plaats delict werden tenminste vijf (5) hulzen van het kaliber 9 x 19 mm aangetroffen.” [5]
5. De verbalisanten F.G. Hooi en V.L.L. Flores hebben het volgende gerelateerd:
“Op 22 maart 2023 omstreeks 17:45 uur melden bij Wijkbureau Rio Canario te Schottegatweg Noord twee mannen, [verdachte] en [verdachte 2], in verband met de moordzaak ter hoogte van rotonde Plaza Hariri.
[De verdachte] overhandigde een bruinkleurig papieren zak inhoudende een vuistvuurwapen aan verbalisant Flores.
Omstreeks 17:50 uur werden de mannen [verdachte] en [verdachte 2] buiten heterdaad aangehouden terzake moord c.q. doodslag en overtreding Vuurwapenverordening 1930.
In beslag genomen: een vuistvuurwapen (het Gerecht begrijpt: een Glock, model 17).” [6]
6. De verbalisant C.J. de Palm, werkzaam bij het Team Forensische Opsporing, heeft een onderzoek ingesteld naar het inbeslaggenomen pistool van het merk Glock model 17. Hij heeft het volgende gerelateerd:
Aangeboden voor onderzoek:- Een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 x 19 mm, voorzien van het serienummer EUP388;- Negen (9) scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm, voorzien van het bodemstempel "S& B".
Conclusie:
- Het voor onderzoek aangeboden pistool van het merk Glock model 17 is een vuurwapen in de zin van het Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd;- De scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm bodemstempel “S&B” werden normaal tot ontbranding gebracht.Voornoemd pistool en scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm zijn deugdelijk;- De scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm zijn munitie in de zin van het Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. [7]
7. De verbalisant V.G. Sambo, werkzaam bij het Team Forensische Opsporing, heeft een munitie vergelijkend onderzoek verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“…
Deze zijn de veiliggestelde voorwerpen:
1. Vijf (5) hulzen (op Plasa Hariri) van het kaliber 9 x 19 mm (of wel 9 mm Luger), voorzien van het bodemstempel “WIN(3x); G.F.L (1x) en S&B(1x)";
2. Een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 x 19 mm en voorzien van het serienummer EUP 388;(…)

4. Negen (9) scherpe patronen van het kaliber 9 x 19 mm (of wel 9 mm Luger) voorzien van het bodemstempel "S&B".

Bedoeld hulzen op rotonde Plasa Hariri werden gewaarmerkt als stukken van overtuigingen (S.V.O's) 3, 6, 7, 8 en 9.
Vraagstelling:
Een munitie vergelijkend onderzoek met de veiliggestelde hulzen verrichten waarbij bekeken zal worden of deze in relatie kunnen worden gebracht met het in beslag genomen vuurwapen A (pistool Glock).
Ten behoeve van het onderzoek is met het pistool (vuurwapen A) proefschoten gelost. Tijdens het proefschieten treden er geen storingen op. De voornoemde hulzen afkomstig van het proefschieten van voornoemd pistool (vuurwapen A) van het kaliber 9 x 19 mm, zijn voorzien van het bodemstempel "S&B" en werden als HI en H2 gewaarmerkt. De kogels zijn als K1 en K2 gewaarmerkt.
Resultaat vergelijkingsonderzoek:
Ik heb een microscopisch vergelijkend munitieonderzoek ingesteld naar de in beslag genomen hulzen en vuurwapen A. Het systeemspoor (kraslijnen aanwezig vanwege onregelmatigheden van de slagpindruk, stootbodem en uitwerper) op S.V.O 7, vertoonde overeenkomsten met de proef geschoten hulzen van het voor onderzoek aangeboden pistool (vuurwapen A).
Interpretatie van bevinding (vergelijkingsonderzoek):
Het microscopisch vergelijkingsonderzoek verricht tussen de veiliggestelde huls (S.V.O 7) van het kaliber 9 x 19 mm te rotonde Plasa Hariri, heeft uitgewezen dat de afvuursporen, met de hierin voorkomende kraslijnen en onregelmatigheden op de huls bodem, onderling aansluiting vertoonden met de hulzen afkomstig van de schietproeven van het in beslag genomen pistool vuurwapen A.“ [8]
8. [ Getuige 1] heeft op 30 maart 2023 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 19 maart 2023 was ik met mijn twee vriendinnen bij het benzinestation te Palu Blanku om te tanken. Plotseling hoorde ik geschreeuw van : “Para ey para ey para eynan” vrije vertaling verbalisant: “Stop, stop, stop daar”. Ik keek op en zag dat een zwartgelakte (het Gerecht begrijpt: zwartgelakte Volkswagen) die op de rotonde was vanaf de westelijke richting komen en een andere zwartgelakte auto die vanaf de Nijlweg kwam, blokkeerde, toen deze laatstgenoemde auto de rotonde wilde oprijden.
Ik zag op het moment dat de auto geblokkeerd werd dat er drie mannen uit de auto waren gestapt. Drie portieren gingen open: de portier van de bestuurder (dus linker voorportier), de portier van de mede inzittende (dus rechter voorportier) en de portier achter de bestuurder (dus linker achterportier).
Ik zag hierna dat de bestuurder direct terug in de auto stapte. De andere man die voorin zat liep in de richting van de auto van het slachtoffer. De man die achterin zat rende in de richting van de auto van het slachtoffer. Ik hoorde tenminste vijf a zes schoten. Hierna zag ik dat de andere die voorin zat, terug in de auto stapte.
Ik zag toen dat de schutter na het schieten in de richting van ADC begon te rennen.“ [9]
9. [ De vriendin van het slachtoffer] heeft op 19 maart 2023 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 18 maart 2023 omstreeks 00:50 uur waren mijn vriend (het Gerecht begrijpt: het slachtoffer (…)) en ik in Saliña aangekomen. Hij parkeerde de zwartgelakte Hyundai Verna [kenteken] voor de lokaliteit “Kaiman” om wat drinken te halen. Toen hij terug in de auto kwam, vertelde hij dat [verdachte 2] van Kura Piedra (het Gerecht begrijpt: de verdachte [2]) in zijn richting bleef kijken. [Verdachte 2] zat in een zwartgelakte Volkswagen Jetta.
Na 02:00 uur reden wij richting de woonwijk van het slachtoffer. Nabij de woonwijk Parera zag ik dat hij constant in de achteruitkijkspiegel was aan het kijken. Hij had tegen mij gezegd dat volgens hem [verdachte 2] in de zwartgelakte Volkswagen hem aan het achtervolgen was.
[Het slachtoffer] zei dat hij zag dat de bestuurder van deze zwartgelakte auto constant bezig was met de autoverlichtingen van dimverlichting en grootlichten te schakelen kennelijk om seinen te geven. Hij bleef rijden en gekomen op de Nijlweg, zag ik de zwartgelakte Volkswagen met zwart beplakte ruiten ons voorbij rijden.
Hierbij zag ik de man [verdachte], die ik later herkende. Hij hing met zijn bovenlichaam uit het raam van de rijdende auto. Ik kon zien dat hij op dat moment een vuistvuurwapen in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij het vuistvuurwapen bedreigend aan [het slachtoffer] liet zien. Tegelijk dit gaande was, had de bestuurder van de zwartgelakte Volkswagen onze auto klemgereden, waardoor [het slachtoffer] genoodzaakt was om te stoppen.
Eenmaal [het slachtoffer] de auto had gestopt om een botsing te voorkomen, zag ik een voor mij onbekende man (het Gerecht begrijpt: de verdachte [3]) bij de auto aan komen rennen aan de bestuurderszijde. Eenmaal bij de auto deed hij de portier open en rukte [het slachtoffer] vanuit deze. De auto reed door waardoor ik een handeling deed om deze tot stilstaan te brengen. Op het moment dat ik hiermee bezig was hoorde ik twee schoten. Het lukte de auto te stoppen. Ik draaide om en zag [het slachtoffer] liggen op de weg.” [10]
10. De andere verdachte, [verdachte 2] is op 22 maart 2023 gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
In de nachtelijke uren van 19 maart 2023 hebben [verdachte], [verdachte 4], [verdachte 3] en ik in mijn zwartgelakte Volkswagen Jetta vanaf Saliña tot Plaza Hariri achter [het slachtoffer] gereden. Ik was de bestuurder. Bij Parera begon ik [het slachtoffer] te toeteren en gaf hem met groot licht een stopsignaal. Toen wij bij Plaza Hariri aankwamen, stapten [verdachte], [verdachte 3] en [verdachte 4] uit mijn auto. [11]
11. De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik in de nachtelijke uren van 19 maart 2023 bij Plaza Hariri [het slachtoffer] met een zwarte vuistvuurwapen van het merk Glock 17 heb doodgeschoten. Wij hebben in een zwartgelakte Volkswagen Jetta vanaf Saliña tot Plaza Hariri achter [het slachtoffer] gereden. [verdachte 2] was de bestuurder van de zwartgelakte Volkswagen Jetta. Verder zaten ook [verdachte 4] en [verdachte 4] in de auto. Toen wij bij Plaza Hariri aankwamen, stapten [verdachte 3], [verdachte 4] en ik uit de auto. Na het schieten bij Plaza Hariri ben ik weggerend. Later stapte ik weer bij [verdachte 2] in de auto.” [12]

Bewijsoverweging

Feiten en omstandigheden
Op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat het Gerecht uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 18 op 19 maart 2023 ontstond of herleefde een conflict tussen het slachtoffer (…) en de verdachte [2]. Die nacht rijden de verdachten [2], [3] en [4], en de verdachte in de personenauto van de verdachte [2] achter de auto van het slachtoffer en zijn vriendin aan. Zij achtervolgden hen vanaf Saliña/Parera met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur en maanden hen te stoppen met lichtsignalen, door al rijdende uit de auto te hangen en te zwaaien met een vuistvuurwapen, en door hen bij de rotonde van Palu Blanku de weg te versperren. Eenmaal gestopt, stapten de bewapende verdachte en de verdachten [3] en [4] uit de auto en liepen naar de auto van het slachtoffer. Vervolgens is er over en weer geschoten, het is goed mogelijk dat het slachtoffer het eerste schot loste.
Kort hierna wordt het slachtoffer op het wegdek achter zijn auto aangetroffen in een plas bloed. Het ambulancepersoneel probeerde hem te reanimeren, maar dat mocht niet baten. Het slachtoffer overleed ter plaatse. Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van een inwendige bloeding in combinatie met bloedaspiratie veroorzaakt door een schotverwonding die zijn beide longen heeft geperforeerd.
Medeplegen
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte en zijn (medeverdachte) vrienden die bewuste nacht van plan waren om het latere slachtoffer ergens op de openbare weg te confronteren, en dat de verdachte zijn wapen heeft ingezet als middel om het doel te bereiken dat de verdachte en zijn vrienden voor ogen stond. Zo bezien hadden de verdachten samen beschikkingsmacht over het wapen; het wapen werd gebruikt om hun gezamenlijke doel te dienen nl. om het latere slachtoffer te doen stoppen en hem te confronteren.
De manier waarop de verdachten het slachtoffer tegemoet zijn getreden, duidt gezien de uiterlijke verschijningsvorm ervan niet op een poging om (vreedzaam) een conflict uit te praten. Het willen beslechten van het conflict op de openbare weg midden in de nacht, het tijdens de achtervolging tonen van een vuurwapen aan het slachtoffer, en het gegeven dat drie verdachten waarvan één bewapend in een overtalsituatie het slachtoffer benaderen, is zonder meer dreigend te noemen en maakt aannemelijk dat de verdachten uit waren op een hardhandige confrontatie, één waarin het gebruik van (vuurwapen) geweld besloten lag.
In deze confrontatie hadden de verdachte en zijn medeverdachten ieder een wezenlijke rol: de verdachte [2], de chauffeur achterhaalde met zijn auto het slachtoffer en belette hem verder te rijden door het slachtoffer de weg te versperren, de verdachte [3] haalde het slachtoffer uit zijn auto opdat het slachtoffer op straat kon worden geconfronteerd, en de verdachte heeft tijdens de achtervolging en bij de confrontatie zijn wapen getoond en gebruikt. Nadat de verdachte het vuurwapen had gebruikt zijn de verdachten samen blijven optrekken; geen van de verdachten heeft zich toen van de groep gedistantieerd. Dat blijkt duidelijk uit de camerabeelden van het moment waarop de verdachten [2] en [4] de gewonde verdachte [3] bij het ziekenhuis achterlieten: [verdachte 4] legt zijn vriend [verdachte 3] voor de ingang van het ziekenhuis op de grond, stopt de inhoud van de broekzak van [verdachte 3] in zijn eigen zak, en maakte zich uit de voeten nog voordat er aan zijn vriend eerste hulp was verleend. Pas ruim twee weken later meldde de verdachte [4] zich bij de politie. Hij had zich van de groep kunnen distantiëren door bij zijn gewonde vriend in het ziekenhuis te blijven tot hem adequate medische zorg was verleend, de telefoon van de verdachte [3] niet weg te maken, en zich nog dezelfde nacht beschikbaar te houden voor de politie. Dat heeft de verdachte [4] niet gedaan, hij bleef deel uitmaken van de groep. Ook de verdachte [2] is deel blijven uitmaken van de groep, onder meer door de verdachte na het schietincident te helpen vluchten van de plek van de misdaad. Hieruit volgt een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de drie verdachten ieder op eigen wijze hebben bijgedragen aan de dood van het slachtoffer.
Opzet
Op grond van de bewijsmiddelen in samenhang beschouwd, stelt het Gerecht vast dat de verdachte van korte afstand eenmaal in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer heeft geschoten. Door van korte afstand met een dodelijk wapen te schieten in de richting van iemands bovenlichaam, moet de verdachte opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer.
Vrijspraak voorbedachte rade (moord)
Voor een bewezenverklaring van moord is onder meer vereist (vgl. HR 7 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:16) dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd en gelegenheid had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Anders dan de officier van justitie stelt, is het niet aannemelijk dat ook de verdachte [3] tijdens het incident over een wapen beschikte en dat er bij het incident meer dan twee vuurwapens zijn gebruikt. De getuigen [2] en [1] hebben tijdens het incident vijf (á zes) schoten gehoord. Die vijf (á zes) schoten kunnen worden toegeschreven aan de eerdergenoemde Glock van de verdachte en aan de Walther van het slachtoffer. Het Gerecht gaat er van uit dat dat de getuige [1] niet de verdachte [3] al schietend in de richting van de auto van het slachtoffer heeft zien rennen. Als de verdachte [3] daar en toen ook een wapen zou hebben afgevuurd, dan hadden de getuigen meer dan vijf (á zes) schoten gehoord, en dan had de vriendin die naast het slachtoffer in de auto zat dat gezien.
De wijze waarop de verdachten het slachtoffer vanaf Parera hebben achtervolgd - waarbij het slachtoffer een wapen is getoond - en de wijze waarop zij het slachtoffer bij de rotonde hebben benaderd, duidt erop dat de verdachten aanstuurden op een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer. Daaruit volgt evenwel nog niet dat de verdachten de dood van het slachtoffer op het oog hadden. Ook denkbaar is dat de verdachten het wapen als afdreigingsmiddel wilden gebruiken en het slachtoffer anderszins een lesje wilden leren; mogelijk wisten de verdachten niet dat het slachtoffer gewapend was en is de confrontatie uit de hand gelopen toen dat wel zo bleek te zijn.
Om te kunnen vaststellen of de verdachten het besluit hadden genomen dat het slachtoffer om het leven moest worden gebracht, zijn de gebeurtenissen nadat de verdachten uit hun auto waren gestapt van belang. De vriendin van het slachtoffer, die naast hem in de auto zat ten tijde van het incident, zag dat het slachtoffer door een van de verdachten uit de auto werd gerukt en daarna hoorde zij de pistoolschoten. Het is goed mogelijk dat het slachtoffer als eerste heeft geschoten om zichzelf tegen de verdachten te verdedigen. Dat kan een contra-indicatie zijn voor een eerder genomen besluit van de verdachten om het slachtoffer om het leven te brengen. Daarnaast staat vast dat de verdachte één schot heeft gelost waardoor het slachtoffer dodelijk werd getroffen. (Ook) dat is een contra-indicatie voor voorbedachte raad, want iemand die een ander met voorbedachte raad van het leven wil beroven zal meerdere kogels afvuren om er zeker van te zijn dat de ander het leven laat.
Het Gerecht overweegt dat een besluit van de verdachten om het slachtoffer te doden niet aannemelijk is geworden, dat daarvoor contra-indicaties bestaan waaraan gewicht moet worden toegekend, en dat het goed mogelijk is dat de verdachte bij het schieten heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Op grond van het bovenstaande kan het Gerecht niet vaststellen dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit en de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, en zich daarvan rekenschap te geven. Dit betekent dat voorbedachte rade niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Doodslag
Het Gerecht acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van doodslag op [het slachtoffer], zoals onder feit 1 impliciet subsidiair is ten laste gelegd.

Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf. De verdachten hebben het slachtoffer benaderd om een conflict uit te praten en het slachtoffer opende het vuur op hen nog voordat er een woord gewisseld was. De verdachte heeft uit zelfverdediging teruggeschoten.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat sprake is van noodweerexces. De grenzen van een noodzakelijke verdediging zijn weliswaar overschreden, maar deze overschrijding is het onmiddellijk gevolg geweest van de door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
Het Gerecht overweegt evenwel dat, zoals hiervoor aangegeven, de verdachten niet bezig waren met een poging om (vreedzaam) een conflict uit te praten, maar uit waren op een hardhandige confrontatie. De verdediging draait de zaken om: juist vanuit het slachtoffer bezien was er sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een gewelddadige aanval door de verdachten.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als ‘verdediging’, maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht (…). Gedragingen van de verdachte die aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer zijn voorafgegaan, kunnen in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer of noodweerexces, maar slechts onder bijzondere omstandigheden. Van zulke bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en hij aldus uit was op een confrontatie, of wanneer hij willens en wetens de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht en een gewelddadige reactie van het slachtoffer heeft uitgelokt (vgl. HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o.v. 3.3 en 3.7.1).
De gedragingen van de verdachten die aan het schieten door het slachtoffer zijn voorafgegaan, en die zoals overwogen voor het latere slachtoffer een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding door de verdachten in het leven riepen, maken dat het beroep op noodweer niet kan worden aanvaard. In zo een geval kan ook een beroep op noodweerexces niet slagen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van doodslag;
het onder 2 bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening en wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd;
een en ander in meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag op het slachtoffer (…). De verdachte en zijn medeverdachten hebben gemeend een ruzie tussen [het slachtoffer] en [verdachte 2] te moeten beslechten. Zij hebben de auto van het slachtoffer en zijn vriendin achtervolgd en klemgereden. Nadat de auto tot stilstand kwam, stapten drie van de vier verdachten uit. De verdachte was daarbij gewapend. Kort hierna werden er schoten afgevuurd. Het slachtoffer, dat slechts 22 jaar oud was en nog een heel leven voor zich had, is op de bewuste avond met één schot van het leven beroofd. De verdachte is degene die dit fatale schot heeft afgevuurd.
Doodslag is een van de ernstigste feiten die het Wetboek van Strafrecht kent.
De daders hebben het slachtoffer het leven ontnomen en aan zijn nabestaanden een groot en onherstelbaar leed toegebracht. Ter terechtzitting is duidelijk naar voren gekomen hoeveel verdriet de onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer bij zijn moeder, vriendin en overige naasten heeft veroorzaakt. Zij zullen moeten leven met het onomkeerbare verlies van een dierbare.
Een schietpartij met dodelijke afloop veroorzaakt ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, hetgeen ook in het onderhavige geval aannemelijk is geworden. De schietpartij heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren op straat, waarvan meerdere personen getuige zijn. Dergelijk handelen schokt de rechtsorde, is volstrekt verwerpelijk en kan beslist niet worden getolereerd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van verboden vuurwapen- en munitiebezit. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. De vreselijke afloop van deze schietpartij illustreert op trieste wijze tot welke gevolgen het dragen van een vuurwapen kan leiden.
Het Gerecht rekent de verdachte deze gedragingen zwaar aan en met name de kennelijk lichtvaardige wijze waarop hij tijdens een avondje uit een vuurwapen droeg en tot het gebruik ervan is overgegaan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van zeer lange duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf zoekt het Gerecht aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijk rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren gegeven.
In strafverzwarende zin houdt het Gerecht rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens zijn strafkaart eerder – zij het voor een ander feit – onherroepelijk is veroordeeld. Verder geldt dat de verdachte ter terechtzitting geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en spijt of medeleven heeft betuigd jegens de nabestaanden. Integendeel, hij heeft zijn verantwoordelijkheid proberen te ontlopen door de schuld bij een ander, het slachtoffer, neer te leggen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het Gerecht acht geslagen op de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, mede blijkend uit de over hem uitgebrachte rapportages, maar ziet geen aanleiding om daar in strafmatigende zin mee rekening te houden.
Het Gerecht komt tot evenwel een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, omdat zij de verdachte van de ten laste gelegde moord zal vrijspreken.
Het Gerecht is, alles afwegende, tot de slotsom gekomen dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Schadevergoeding

Benadeelde partij [de moeder van het slachtoffer]
De benadeelde partij (…) heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 25.575,85, bestaande uit NAf 5.575,85 aan materiële schade (begrafenis-, reis- en ambulancekosten) en NAf 20.000 aan immateriële schade.
Benadeelde partij [de vriendin van het slachtoffer]
De benadeelde partij (…) heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 21.200, bestaande uit NAf 1.200 aan materiële schade (begrafeniskosten en reparatiekosten voor de auto) en NAf 20.000 aan immateriële schade.
De raadsman heeft zich ten aanzien van beide vorderingen gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Materiële schadeUit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [de moeder van het slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van NAf 5.575,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [de vriendin van het slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van NAf 1.200, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vorderingen tot die bedragen toewijsbaar zijn.
Immateriële schade
Het Gerecht stelt voorop dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat aan de nabestaanden van het slachtoffer onbeschrijflijk leed is toegebracht als gevolg van de gewelddadige dood van hun zoon en vriend.
De vraag die het Gerecht dient te beantwoorden is of dit leed in de onderhavige procedure op enigerlei wijze in juridische zin vertaald kan worden in een schadevergoeding.
Voor het zogenoemde ‘shockschade’ sluit het Gerecht aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240). Deze schade komt slechts voor vergoeding in aanmerking als door het waarnemen van het schadeveroorzakende feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De benadeelde partij (…), zijnde de moeder van het slachtoffer, is naar de plaats delict gegaan nadat zij werd geïnformeerd over het schietincident. Ter plaatse trof zij het levenloze lichaam van haar zoon aan op straat. Uit de overgelegde verklaring van de psycholoog van 26 juni 2023, blijkt dat deze confrontatie bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht, mede getuige het feit dat bij haar een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) is vastgesteld, waarvoor zij EMDR therapiesessies heeft moeten ondergaan. De moeder van het slachtoffer heeft ter terechtzitting onbetwist verklaard dat zij tot de dag van vandaag getraumatiseerd is door het voorval.
De benadeelde partij (…), zijnde de vriendin van het slachtoffer, was getuige van de doodslag. Zij maakte van dichtbij mee dat en hoe het slachtoffer werd neergeschoten en zag als eerste zijn levenloze lichaam op straat in een plas bloed. Uit de overgelegde verklaring van de psycholoog van 20 juni 2023, blijkt dat deze confrontatie met het doodschieten van haar vriend tot geestelijk letsel bij haar heeft geleid, te weten een post traumatische stressstoornis. Hiervoor heeft zij EMDR therapiesessies moeten ondergaan. Voor het doormaken van het rouwproces is een Cognitieve Gedragstherapie (CGT) uitgevoerd.
Vergoeding van deze schade komt het Gerecht ook alleszins billijk voor.
Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van NAf 10.000 per benadeelde partij, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023.
SchadevergoedingsmaatregelHet Gerecht ziet aanleiding om met betrekking tot de toe te wijzen vorderingen telkens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De toe te wijzen bedragen alsmede de schadevergoedingsmaatregel zullen steeds hoofdelijk worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij[-en] (…), tot op heden begroot op nihil en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [moeder van het slachtoffer]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij (…) geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 15.575,85 (zegge: vijftienduizend vijfhonderd vijfenzeventig gulden en vijfentachtig cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij (…) in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij (…) de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 15.575,85 (zegge: vijftienduizend vijfhonderd vijfenzeventig gulden en vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
112 (honderdtwaalf)dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
Benadeelde partij [vriendin van het slachtoffer]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij (…)geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 11.200,- (zegge: elfduizend tweehonderd gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij (…) in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij (…) de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 11.200,- (zegge: elfduizend tweehonderd gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
91 (eenennegentig)dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt, dat indien en voor zover een van de mededaders van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij[-en] (…) gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. T.M.A.D. de Lanoy, (zittingsgriffier), en op 8 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao Recherche Informatie Dienst (Lokaal Ernstige Criminaliteit) d.d. 12 oktober 2023, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “ARGO”, bestaande uit twee delen.
2.Proces-verbaal van bevindingen schietpartij met dodelijk afloop d.d. 21 maart 2023, documentcode 2023010867_20230321_105510.doc, pagina 1-3 van het eindproces-verbaal.
3.Proces-verbaal van lijkherkenning d.d. 21 maart 2023, proces-verbaalnummer 202303210830.AMB, pagina 4-5 van het eindproces-verbaal.
4.Schriftelijk bescheid, te weten een Forensic Autopsy Report d.d. 21 maart 2023, pagina 184-194 van het eindproces-verbaal.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop op de Rotonde Hariri ter hoogte Pomp Station Vanddis d.d. 14 juli 2023, registratienummer 123/2023, pagina 6-36 van het eindproces-verbaal.
6.Proces-verbaal van aanhouding buiten heterdaad verdachten [1] en [2] d.d. 22 maart 2023, documentcode 2023011443_20230322_191720.doc, pagina 407-409 en 444-446 van het eindproces-verbaal.
7.Proces-verbaal van in beslag genomen pistool en patronen d.d. 29 maart 2023, registratienummer 074/2023, pagina 278-280 van het eindproces-verbaal.
8.Proces-verbaal munitie vergelijking onderzoek d.d. 12 april 2023, registratienummer 054/2023, pagina 274-275 van het eindproces-verbaal.
9.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] d.d. 30 maart 2023, proces-verbaalnummer 202303300900G, pagina 107-112 van het eindproces-verbaal.
10.Proces-verbaal van getuigenverhoor [vriendin van het slachtoffer] d.d. 19 maart 2023, proces-verbaalnummer 202303191045G, pagina 37-43 van het eindproces-verbaal.
11.Proces-verbaal van eerste verhoor verdachte [2] d.d. 22 maart 2023, proces-verbaalnummer 2023003211700V, pagina 455-460 van het eindproces-verbaal.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 februari 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.