ECLI:NL:OGEAC:2024:175

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
CUR202401358
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen bouwvergunning en de noodzaak van een hoorzitting

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van Carin Cares Holding B.V. tegen de beslissing van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning om het bezwaar van eiseres tegen de verleende bouwvergunning aan Lyra Projects B.V. kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De bestreden beschikking dateert van 10 april 2024. Eiseres heeft haar bezwaar ingediend op 25 januari 2024, terwijl de bezwaartermijn op 21 december 2022 was verstreken. Het Gerecht oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat eiseres al in januari 2023 op de hoogte was van de bouwvergunning, maar pas in januari 2024 bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij pas na inzage van de bouwvergunning op 9 januari 2024 volledig op de hoogte was van de situatie, maar het Gerecht stelt vast dat zij eerder op de hoogte had kunnen zijn van de bouwactiviteiten.

Het Gerecht concludeert dat verweerder in strijd met artikel 64 van de Lar heeft afgezien van een hoorzitting, aangezien het bezwaarschrift niet kennelijk niet-ontvankelijk was. Het Gerecht vernietigt de bestreden beschikking, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de bouwvergunning van 28 oktober 2022 blijft bestaan. Eiseres wordt in de proceskosten van NAf 1.400,- vergoed, evenals het griffierecht van NAf 150,-. De uitspraak biedt inzicht in de noodzaak van hoorzittingen in bezwaarprocedures en de voorwaarden voor ontvankelijkheid van bezwaren.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

CARIN CARES HOLDING B.V.,

eiseres,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof, advocaat,
en

de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

verweerder,
gemachtigden: mrs. G.N. Hollander en L.J. Reenis,
met als derde-belanghebbende:

LYRA PROJECTS B.V.

vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. H.M. Weijand

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder om haar bezwaar tegen de aan vergunninghouder verleende bouwvergunning kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
1.1
Verweerder heeft deze beslissing genomen bij beschikking van 10 april 2024 (de bestreden beschikking).
1.2
Eiseres heeft een beroepschrift tegen de bestreden beschikking ingediend. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift met producties ingediend. De vergunninghoudster heeft een schriftuur met producties ingediend.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur, C. Bult-Schreuders, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook de echtgenote van de directeur van eiseres is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door
[A] (bestuurder) en [B] (aandeelhouder), bijgestaan door haar gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de beslissing van verweerder om het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1
Het Gerecht komt tot het oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Gerecht oordeelt wel dat verweerder die beslissing niet zonder hoorzitting in de bezwaarfase heeft kunnen nemen. Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard en de bestreden beschikking zal worden vernietigd, maar het Gerecht laat de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand.
3.2
Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
4.1
Eiseres is een bedrijf dat thuiszorg verleent en persoonlijke alarmen bewaakt. Zij is eigenaresse van de kavel aan de Lyraweg 41. Daar staat haar bedrijfsgebouw en een gebouw dat zij verhuurt.
4.2
Vergunninghoudster is eigenaresse van het perceel Lyraweg 39. Zij heeft op 21 juni 2022 een aanvraag om een bouwvergunning ingediend, die ziet op het bouwen van drie flatgebouwen met in totaal 19 wooneenheden met zwembad, gym en bergingen.
4.3
Bij beschikking van 28 oktober 2022 is de bouwvergunning aan vergunninghoudster verleend. De bouwvergunning is op 9 november 2022 door vergunninghoudster opgehaald bij verweerder.
4.4
Verweerder heeft de bouwvergunning en het moment van afhalen gepubliceerd op zijn website. In de publicatie staat verder het aanvraagnummer vermeld, dat het gaat om 19 appartementen en als locatie staat vermeld “Lyraweg mbr 118/1960,293/1961”.
4.5
In de Amigoe van 22 november 2022 staat een krantenartikel met de kop “Bouwvergunning voor 19 appartementen Lyraweg”. Daarin wordt ingegaan op de verleende bouwvergunning.
4.6
Tussen eiseres en vergunninghoudster is begin 2023 contact geweest over een oplossing voor kadastrale grenzen tussen hun percelen. Die lopen dusdanig dat uit beide percelen een soort kleine hap wordt genomen. Op 3 maart 2023 hebben de directeur van eiseres en de heer [B] daarover overleg gehad. Bij email van
6 maart 2023 heeft de heer [B] namens vergunninghoudster een concept-overeenkomst gestuurd naar de directeur van eiseres met daarin afspraken over de oplossing voor de kadastrale grens. De directeur van eiseres heeft deze overeenkomst niet ondertekend. In reactie daarop schrijft de directeur van eiseres op 6 maart 2023 onder andere:
“Jullie zijn een jaar al aan het plannen voor dit project en dan moet ik nu in 2 dagen gelijk alles tekenen en accoord gaan? Ik ben nog steeds bereid er naar te kijken maar wel in redelijkheid.”
4.7
De directeur van eiseres heeft op 4 maart 2023 een Lob-verzoek gedaan bij verweerder. Zij heeft om inzage verzocht in de bouwvergunning van de te bouwen muur tussen meetbriefnummer 595/2021 en 482/2003.
4.8
Bij brief van 6 april 2023 schrijft de waarnemend directeur ROP aan de directeur van eiseres het volgende:
“(…)Naar aanleiding van uw LOB-verzoek d.d. 4 maart 2023, (…), berichten wij u als volgt. De uitvoerende organisatie ROP van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning heeft nog geen bouwvergunning uitgegeven voor het adres Lyraweg 39. Ook is er geen bouwaanvraag voor dit adres geregistreerd in ons bestand. (…)”
4.9
Bij brief van 17 juni 2023 heeft eiseres en handhavingsverzoek ingediend bij verweerder. Zij heeft verzocht om handhaving van de op de erfafscheiding gebouwde muur. Dit verzoek heeft eiseres bij brief van haar huidige gemachtigde van 30 januari 2024 herhaald. Verweerder heeft tot op heden niet beslist op het handhavingsverzoek. Dit verzoek en het niet beslissen van verweerder daarop is onderwerp van geschil in de zaak met nummer CUR202400457, waarin het Gerecht vandaag ook uitspraak doet.
4.1
Bij beschikking van 24 augustus 2023 is aan vergunninghoudster een vergunning verleend voor “het bouwen van een terreinscheiding tot 2m hoog te Lyraweg 39, Girouette”.
4.11
Bij brief van 29 augustus 2023 doet eiseres een Lob-verzoek en zij verzoekt om inzage in de bouwvergunning van het appartementencomplex aan de Lyraweg 39 met meetbriefnummer 595/2021.
4.12
Bij brief van 12 september 2023 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres, mr. G.W. Wesselingh, een brief gestuurd aan vergunninghoudster. Zij verzoekt in die brief om de bouwplannen en bouwvergunning toe te sturen en - voor het geval de genoemde stukken uitblijven - de muur tot 1.50 meter te verlagen en de overtollige grond en diabaas af te voeren.
4.13
Bij brief van 17 oktober 2023 reageert de gemachtigde van vergunninghoudster op de brief van 12 september 2023 van de toenmalige gemachtigde van eiseres. In die brief schrijft de gemachtigde van vergunninghoudster onder andere:
“Lyra Projects beschikt over alle benodigde toestemmingen van het bevoegd gezag voor het oprichten van de muur en de rest van het bouwproject. De bouwvergunningen hiervoor zijn reeds geruime tijd door het bevoegd gezag verstrekt alsook gepubliceerd via de website van VVRP en deze zijn reeds lang en breed onherroepelijk. Lyra Projects is ook al maanden bezig met bouwen. Indien gewenst kan Carin Cares de vergunning bij het bevoegd gezag opvragen.”
4.14
Bij brief van 6 oktober 2023 schrijft de waarnemend directeur ROP aan de directeur van eiseres het volgende:
“(…)Naar aanleiding van uw LOB-verzoek ontvangen 30 augustus 2023, (…), berichten wij u als volgt. U heeft om een kopie van de bouwvergunning van het appartementencomplex aan de Lyraweg 39 gevraagd. Echter is er slechts een bouwvergunning voor een terreinscheiding van 2m hoogte uitgegeven. Bijgesloten treft u een kopie hiervan. (…)”
4.15
Op 9 januari 2024 heeft eiseres opnieuw een Lob-verzoek bij verweerder ingediend. Op dezelfde dag heeft eiseres inzage gehad in de verleende bouwvergunning van 28 oktober 2022.
4.16
Op 25 januari 2024 heeft eiseres bij verweerder een voorlopig bezwaarschrift ingediend tegen de verleende bouwvergunning van 28 oktober 2022.
4.17
Eiseres heeft op 20 februari 2024 een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. De voorzieningenrechter van dit Gerecht heeft bij uitspraak van 8 april 2024 (CUR202400577) het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat vergunninghoudster alle bouwwerkzaamheden op haar perceel Lyraweg 39 staakt totdat verweerder op het bezwaar van eiseres tegen de bouwvergunning van
28 oktober 2022 heeft beslist. Aan de getroffen voorlopige voorziening heeft de voorzieningenrechter onder andere ten grondslag gelegd het oordeel dat het bezwaar weliswaar buiten de wettelijke termijn is ingediend, maar dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.18
Bij mail van 26 maart 2024 heeft eiseres opnieuw een Lob-verzoek ingediend bij verweerder. Zij heeft verzocht om een kopie van de correspondentie tussen verweerder en vergunninghoudster over het bouwproject aan de Lyraweg 41 voor zover zij die bij de inzage van de bouwvergunning voor de drie flatgebouwen niet al heeft ontvangen. Dit verzoek heeft geleid tot de fictieve weigeringsprocedure die bij het Gerecht is geregistreerd onder nummer CUR202402693. In deze zaak doet het Gerecht ook vandaag uitspraak.
4.19
Vergunninghoudster heeft op enig moment andere bouwtekeningen bij verweerder ingediend dan die bij de bouwvergunning horen.
Bij brief van 25 april 2024 heeft eiseres op grond van deze alternatieve tekeningen bij verweerder een verzoek om handhaving gedaan. Volgens eiseres bouwt vergunninghouder gelet op die alternatieve tekeningen in afwijking van de verleende bouwvergunning van 28 oktober 2022. Eiseres verzoekt verweerder om daartegen handhavend op te treden. Verweerder heeft ten tijde van de zitting in deze zaak nog niet beslist op dit verzoek om handhaving.
Waarom heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard?
5. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder heeft eiseres het bezwaarschrift niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs verwacht kon worden ingediend. Zij heeft in maart 2023 al de bouwwerkzaamheden kunnen waarnemen en had toen bezwaar kunnen en moeten maken.
Wat voert eiseres hiertegen aan en wat vindt het Gerecht?
6.1
Eiseres voert aan dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij heeft het bezwaarschrift ingediend zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht. Eiseres is immers pas bekend geraakt met beschikking na inzage van de bouwvergunning op 9 januari 2024 en zij heeft op 25 januari 2024 bezwaar gemaakt. Zij wist weliswaar dat er gebouwd werd op het perceel naast haar, maar zij heeft tot twee keer toe van de minister schriftelijk en zonder voorbehoud in reactie op haar Lob-verzoeken vernomen dat er geen bouwvergunning voor het perceel was verleend, behalve een vergunning voor de erfafscheiding. Ook vergunninghoudster heeft haar ondanks verzoeken geen kopie van de bouwvergunning willen verstrekken.
6.2
In ieder geval kon verweerder niet komen tot de conclusie dat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar. Eiseres wijst op het feit dat twee dagen voor de bestreden beschikking de voorzieningenrechter nog geoordeeld had dat sprake was van een ontvankelijk bezwaar. Verweerder kon dus niet afzien van het houden een hoorzitting, aldus eiseres.
7. Het Gerecht is van oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder had eiseres wel moeten horen op haar bezwaren. Het Gerecht motiveert dit oordeel als volgt.
7.1
Tussen partijen is niet in geschil, en ook het Gerecht stelt vast, dat sprake is van een termijnoverschrijding.
7.1.1
Artikel 56, eerste lid, van de Lar bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken is en dat die termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de dag waarop de beschikking is verzonden of is uitgereikt, geldt als de dag waarop de beschikking is gegeven. De bouwvergunning voor de bouw van de appartementen van 28 oktober 2022 is uitgereikt op 9 november 2022. De bezwaartermijn is dus aangevangen op
10 november 2022. De laatste dag waarop bezwaar kon worden gemaakt, was
21 december 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt op 25 januari 2024. Dat is buiten de termijn.
7.1.2
Artikel 56, vierde lid, van de Lar bepaalt dat wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege blijft, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
7.1.3
Onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van 14 februari 2024 (ECLI:NL:OGHACMB:2024:14) en de uitspraak van het CBB van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) overweegt het Gerecht dat in gevallen waarin een belanghebbende pas kennis neemt van een op correcte wijze bekendgemaakt besluit als de bezwaar- of beroepstermijn al geheel of grotendeels is verstreken en de belanghebbende ook niet eerder kennis kón nemen van het besluit, die derde bij het maken van bezwaar of het instellen van beroep in ieder geval niet verwijtbaar te laat is als hij dat doet binnen zes weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen dat zijn belangen kan raken.
7.1.4
Ter zitting heeft het Gerecht de directeur van eiseres de door vergunninghoudster overgelegde verklaring van 9 april 2024 van de heer [B] voorgehouden. Daarin verklaart [B] dat hij in de week van 29 augustus 2022 een aantal keer bij mevrouw Bult is geweest om haar de 3D tekeningen te laten zien wat er op het perceel gebouwd zou gaan worden. Verder verklaart [B] dat hij op 30 januari 2023 op het kantoor van mevrouw Bult een prettig gesprek met haar heeft gehad nu de bouwvergunning rond was. Hij verklaart verder dat hij aan mevrouw Bult de foto’s in de krant heeft laten zien met de uitreiking van de bouwvergunning door de minister, iets waar zij best trotst op waren. Mevrouw Bult heeft ter zitting verklaard dat deze verklaring van [B] klopt. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij weliswaar wist van een afgegeven bouwvergunning, maar dat er op dat moment voor haar nog geen reden was om bezwaar te maken. Zij wist toen nog niet dat de flatgebouwen zo dicht op haar perceel zouden gebouwd worden en heeft zich op dat moment evenmin de impact daarvan gerealiseerd. Toen zij pogingen is gaan doen om de bouwvergunning in te zien, is haar dat steeds geweigerd dan wel is haar gezegd dat er geen bouwvergunning is verleend.
7.1.5
Het Gerecht stelt vast dat eiseres al vanaf januari 2023 wist van de verleende bouwvergunning. Dat volgt uit haar eigen verklaring ter zitting. Ook als het Gerecht eiseres zou volgen in haar verklaring dat er op dat moment geen reden voor haar was om bezwaar te maken, had zij die reden in ieder geval wel in augustus 2023. Ter zitting heeft eiseres namelijk verklaard dat zij in augustus 2023 heeft waargenomen dat er gebouwd werd. Op dat moment hebben de contouren van het bouwproject zich afgetekend en had eiseres bezwaar kunnen en moeten maken. Daar komt bij dat in de brief van 17 oktober 2023 van de gemachtigde van vergunninghoudster duidelijk staat vermeld dat vergunninghoudster beschikt over alle benodigde toestemmingen van het bevoegd gezag voor het oprichten van de muur en de rest van het bouwproject en dat de bouwvergunningen hiervoor reeds geruime tijd door het bevoegd gezag zijn verstrekt alsook gepubliceerd via de website van VVRP. Op 17 oktober 2023 moet de bouw verder gevorderd zijn geweest dan in augustus 2023, was er tussen partijen al discussie vanwege de muur en had ook vanaf dat moment eiseres bezwaar kunnen en moeten maken tegen de verleende bouwvergunning. Zelfs als het Gerecht uitgaat van 17 oktober 2023, heeft eiseres niet binnen zes weken bezwaar gemaakt.
7.1.6
Dat verweerder twee brieven naar eiseres heeft gestuurd met deels onjuiste informatie leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel. Voor zover het gaat om de brief van verweerder van 6 april 2023, waarin staat dat verweerder nog geen bouwvergunning heeft uitgegeven voor het adres 39 geldt dat deze brief moet worden gelezen in relatie tot het Lob-verzoek van eiseres van 4 maart 2023 dat ten grondslag lag aan deze reactie van de minister. In dit Lob-verzoek van eiseres vraagt zij om inzage in de bouwvergunning van de te bouwen muur. Op 6 april 2023 was nog geen bouwvergunning voor de muur afgegeven. In zoverre is de informatie in de brief van verweerder van 6 april 2023 juist. Voor zover het gaat om de brief van verweerder van 6 oktober 2023, waarin inderdaad onjuist informatie staat, namelijk dat alleen een bouwvergunning voor een terreinscheiding is afgegeven, geldt dat eiseres gelet op alle andere beschikbare informatie had moeten weten dat deze mededeling niet juist kon zijn. Daarbij betrekt het Gerecht de omstandigheid dat [B] met Bult gesproken heeft over de verleende bouwvergunning en haar de foto in de krant over de uitreiking van de bouwvergunning heeft laten zien en de brief van de gemachtigde van vergunninghoudster van 17 oktober 2023.
7.1.7
Naar het oordeel van het Gerecht heeft eiseres het bezwaarschrift dus niet ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
7.2
Het Gerecht is wel van oordeel dat verweerder in strijd met artikel 64, eerste lid, van de Lar heeft afgezien van een hoorzitting. Dat artikel verplicht het bestuursorgaan om een hoorzitting te houden naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift. Het is vaste rechtspraak dat het houden van een hoorzitting een essentieel onderdeel is van de bezwaarfase. Artikel 67 van de Lar bepaalt in welke gevallen kan worden afgezien van het houden van een hoorzitting. Dat is bijvoorbeeld het geval als het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval kon verweerder naar het oordeel van het Gerecht niet oordelen dat het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk was. In het voorlopig bezwaarschrift van 25 januari 2024 staan redenen vermeld waarom pas op dat moment bezwaar werd gemaakt door eiseres. Die redenen, die in de voorlopige voorzieningenprocedure en in beroep ook aan de orde zijn gekomen, roepen vragen op en verweerder had die vragen moeten stellen tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase zodat eiseres daarop een toelichting kon geven. Dit geldt temeer nu de voorzieningenrechter twee dagen voor de bestreden beschikking geoordeeld heeft dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
7.3
Het beroep is, gelet op wat het Gerecht in 7.2 heeft overwogen, gegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De bestreden beschikking moet wegens strijd met artikel 67 van de Lar worden vernietigd. Nu eiseres in beroep wel is gehoord op haar stellingen over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding en het Gerecht van oordeel is dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, ziet het Gerecht aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand te laten. De bouwvergunning van 28 oktober 2022 blijft daarmee in stand.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft moeten maken. Het Gerecht begroot die kosten op NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van NAf 700,-). Verder zal het Gerecht bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van
NAf 150,- aan haar vergoedt.
10. Hiermee is de kwestie tussen partijen nog niet klaar. Ter zitting is gebleken dat verweerder nog op een viertal verzoeken moet beslissen.
10.1
In de eerste plaats moet verweerder nog beslissen op het handhavingsverzoek van eiseres dat ziet op het door vergunninghoudster in afwijking van de bouwvergunning van 24 augustus 2023 bouwen van de terreinscheiding. Het Gerecht heeft over deze kwestie ook vandaag uitspraak gedaan, in de zaak met nummer CUR202400457.
10.2
In de tweede plaats moet verweerder beslissen op een door vergunninghoudster gedane aanvraag om een nieuwe bouwvergunning voor de erfafscheiding. Na de zitting is het Gerecht gebleken dat verweerder met de beschikking van 30 augustus 2024 al wel op deze aanvraag heeft beslist en dat eiseres hiertegen beroep heeft ingesteld.
10.3
In de derde plaats moet verweerder beslissen op het handhavingsverzoek van eiseres van 25 april 2024, dat ziet op het in afwijking van de bouwvergunning van 28 oktober 2022 bouwen door vergunninghoudster.
10.4
In de vierde plaats moet verweerder een beslissing nemen over door vergunninghoudster ingediende tekeningen. Ter zitting heeft vergunninghoudster toegelicht dat deze tekeningen zien op ondergeschikte wijzigingen. Volgens vergunninghoudster kan op grond van deze tekeningen een gewijzigde bouwvergunning worden afgegeven. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze tekeningen nog moeten worden beoordeeld. Wat er van deze standpunten ook zij, verweerder moet hierin nog een beslissing nemen.
10.5
Het Gerecht gaat ervan uit dat verweerder nu genoegzaam op de hoogte is dat eiseres bezwaren heeft tegen de gebouwde erfafscheiding en de gebouwde appartementen. Als verweerder overgaat tot het afgeven van nieuwe beschikkingen voor de erfafscheiding en of de appartementen, ligt het op zijn weg om ook (de gemachtigde van) eiseres op de hoogte te stellen van deze beschikkingen.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • bepaaltdat de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand blijven;
  • veroordeeltverweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
    NAf 1.400,-;
  • bepaaltdat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.