ECLI:NL:OGEAC:2024:122

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
BBZ nr. CUR202302591
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid belastingrechter bij teruggave van belastingaanslagen

Op 11 juli 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, woonachtig te Curaçao, in beroep ging tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009, die op 8 oktober 2010 was opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar op 30 juni 2023. Belanghebbende heeft vervolgens op 16 augustus 2023 beroep ingesteld, waarbij hij griffierecht heeft betaald.

Tijdens de procedure is vastgesteld dat de verschuldigde inkomstenbelasting volgens de penshonadoregeling NAf 2.333 dient te bedragen, wat door de Inspecteur is erkend. Er was echter een geschil over de teruggave van het teveel betaalde bedrag van NAf 699. Het Gerecht oordeelde dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over teruggave van belastingbedragen en dat belanghebbende zich hiervoor tot de civiele rechter moet wenden.

Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd naar NAf 2.333. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 11 juli 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 11 juli 2024
BBZ nr. CUR202302591
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],woonachtig te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 8 oktober 2010 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 23.333, met een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 3.032.
1.2
Belanghebbende heeft op 22 november 2010 tegen de aanslag inkomstenbelasting bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 30 juni 2023 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2023 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 28 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 30 mei 2024. Naar aanleiding van het verweerschrift van de Inspecteur is aan partijen gevraagd of zij instemmen met het afdoen van de zaak zonder mondelinge behandeling.
1.7
Partijen hebben ingestemd met het doen van uitspraak zonder mondelinge behandeling.
1.8
Het Gerecht heeft hierna het onderzoek gesloten en aangekondigd uitspraak te zullen doen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 26 mei 2010 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 23.333.
2.2
De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen van belanghebbende voor het jaar 2009 vastgesteld op NAf 23.333 met een verschuldigde inkomstenbelasting van NAf 3.032.
2.3
Belanghebbende heeft op 22 november 2010 bezwaar aangetekend tegen de aan haar opgelegde aanslag.
2.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 juni 2023 de aanslag gehandhaafd op een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 23.333.

3.OVERWEGINGEN

3.1
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de verschuldigde inkomstenbelasting met toepassing van de penshonadoregeling (artikel 23b Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943) NAf 2.333 dient te bedragen. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift te kennen gegeven dat de verschuldigde inkomstenbelasting inderdaad NAf 2.333 dient te bedragen. Tussen partijen bestaat over het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting derhalve geen geschil meer. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
3.2
Belanghebbende heeft verder aangevoerd het verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 3.032 dat is voortgevloeid uit de aanslag inkomstenbelasting 2009 volledig te hebben betaald en derhalve recht te hebben op een teruggave van het teveel betaalde, zijnde volgens belanghebbende een bedrag van NAf 699 (verschil tussen NAf 3.032 en NAf 2.333). De Inspecteur stelt dat volgens de Ontvanger belanghebbende niet het bedrag van NAf 3.032 heeft betaald op de aanslag, maar een bedrag van NAf 2.033.
3.3
Het Gerecht overweegt dat de belastingrechter enkel bevoegd is om over de juistheid van opgelegde aanslagen te oordelen. Over de (eventuele) teruggave van het door belanghebbende gestelde bedrag van NAf 699 is de belastingrechter niet bevoegd te oordelen. Het Gerecht merkt hierbij op dat belanghebbende over (onjuiste) verrekeningen en restituties zich dient te wenden tot de civiele rechter (vgl. GEA 12 oktober 2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:312).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
De inspecteur heeft in zijn e-mail van 30 mei 2024 ongemotiveerd aangevoerd dat het aan belanghebbende toe te kennen bedrag aan proceskostenvergoeding niet hoger dan NAf 400 dient te bedragen. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende in aanmerking komt voor een forfaitaire proceskostenvergoeding in de beroepsfase.
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslag gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag naar een aanslag berekend naar een bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting van NAf 2.333;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 11 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500