ECLI:NL:OGEAC:2024:110

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
CUR202203686 en CUR2023I00005
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake pensioenkwestie en gezag van gewijsde tussen oud-werknemer en stichting Korpodeko

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao is behandeld, heeft eiser [eiser 1] een vordering ingesteld tegen de stichting Korpodeko, waarin hij stelt dat Korpodeko onrechtmatig heeft gehandeld door zijn pensioenregeling niet als een eindloonregeling te beschouwen. Eiser vordert een verklaring voor recht dat Korpodeko aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt door deze handelwijze. Korpodeko heeft verweer gevoerd en zich beroepen op gezag van gewijsde, verwijzend naar een eerder vonnis van 7 maart 2022 waarin al is geoordeeld dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij eiser dat er een eindloonregeling is overeengekomen.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 18 oktober 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft gesteld dat Korpodeko hem de indruk heeft gegeven dat hij recht zou hebben op een pensioenuitkering van 70% van zijn laatstgenoten salaris, maar Korpodeko heeft dit betwist en aangevoerd dat er geen toezegging is gedaan die deze verwachting rechtvaardigt. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van eiser in wezen dezelfde rechtsbetrekking betreft als in de eerdere procedure, en dat er geen nieuwe feitelijke grondslag is aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigt.

Het gerecht heeft geoordeeld dat het beroep van Korpodeko op gezag van gewijsde slaagt, en heeft de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van Korpodeko. In de vrijwaringszaak heeft Korpodeko ook geen succes gehad, en is zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 2. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.B. Hubben, rechter, en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202203686 en CUR2023I00005
Vonnis van 22 januari 2024
in de hoofdzaak van
[EISER 1],wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski,
tegen
de stichting STICHTING KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU (KORPODEKO),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. ten Veen,
en
in de vrijwaring van
de stichting STICHTING KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU (KORPODEKO),
gevestigd in Curaçao,
eiser in vrijwaring,
gemachtigde: mr. W. ten Veen,
tegen
[GEDAAGDE 2],
wonende in Curaçao,
gedaagde in vrijwaring,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser 1], Korpodeko en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop in de hoofdzaak blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 26 september 2022 (met 92 producties),
  • de conclusie van antwoord van Korpodeko van 5 juni 2023 (met 9 producties),
  • de mondelinge behandeling van 18 oktober 2023,
  • de pleitnotities van [eiser 1].
1.2.
Het procesverloop in de vrijwaringszaak blijkt uit:
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 6 februari 2023 (met vier producties),
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van [gedaagde 2],
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van [eiser 1],
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 3 april 2023;
  • de mondelinge behandeling van 18 oktober 2023.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De vordering en de standpunten van partijen

In de hoofdzaak
2.1. [
eiser 1] vordert – samengevat – dat het gerecht voor recht verklaart dat Korpodeko onrechtmatig heeft gehandeld door zijn pensioenregeling niet als een eindloonregeling te beschouwen en na te laten de pensioenpremies aan Ennia op zodanige wijze af te dragen dat hij aanspraak kan maken op een eindloonregeling. Hij vordert een verklaring voor recht dat Korpodeko aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] hierdoor lijdt en zal lijden met (primair)verwijzing naar een schadestaatprocedure.
2.2. [
eiser 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Korpodeko bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat [eiser 1] aanspraak zou maken op een eindloonregeling, inhoudende dat [eiser 1] een pensioenuitkering van 70% van zijn laatstgenoten salaris zou krijgen. Dat vertrouwen is onder meer gewekt doordat Korpodeko in dat verband premies aan Ennia betaalde. Door zich later ineens op het standpunt te stellen dat er geen sprake is van een eindloonregeling en de betalingen aan Ennia niet voort te zetten, handelt Korpodeko volgens [eiser 1] onrechtmatig.
2.3.
Korpodeko heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat het gerecht reeds bij tussen [eiser 1] en haar gewezen vonnis van 7 maart 2022 een beslissing heeft genomen over hetzelfde geschilpunt, waarbij het gerecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van door Korpodeko gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat er ter zake het pensioen van [eiser 1] een eindloonregeling is overeengekomen. Korpodeko doet daarmee, feitelijk, een beroep op gezag van gewijsde.
In de vrijwaringszaak
2.4.
Korpodeko vordert – samengevat – dat het gerecht [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Korpodeko van datgene waartoe Korpodeko in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, vermeerderd met de proceskosten. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] de voormalige directeur van Korpodeko is en voor zover hij – zoals [eiser 1] in de hoofdzaak stelt – akkoord is gegaan met de wijziging van de pensioenregeling van [eiser 1], dan wel de uitvoering daarvan, hij in strijd met de statuten van Korpodeko en het geldende ‘Reglement Directeur Korpodeko’ heeft gehandeld. Korpodeko meent dat [gedaagde 2] in dat geval op grond van onbehoorlijk bestuur persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Korpodeko als gevolg van zijn handelen leidt.
2.5. [
gedaagde 2] heeft, samengevat, aangevoerd dat hij als directeur van Korpodeko uitsluitend akkoord is gegaan met een vaste dan wel gefixeerde eenmalige verhoging van de totale pensioenpremie en dat hij niet akkoord is gegaan met het voorstel van [eiser 1] inhoudende een eindloonregeling (pensioen op basis van 70% van het laatstverdiende eindloon).

3.De zaak in het kort

3.1. [
eiser 1] is een oud-werknemer van Korpodeko, die daar van 1 september 1988 tot 1 juli 2018 heeft gewerkt. Tijdens zijn dienstverband had hij een pensioenverzekering op kapitaalbasis bij Ennia lopen. Korpodeko vergoedde daarbij 75% van de jaarpremie en [eiser 1] 25%. De jaarpremie is gedurende het dienstverband van [eiser 1] meerdere keren (onder meer op zijn verzoek) gewijzigd. Op enig moment ontstond er tussen [eiser 1] en Korpodeko een geschil omtrent de hoogte van de te betalen pensioenpremie en in het bijzonder over de vraag of aan [eiser 1] door [gedaagde 2] (de toenmalige directeur van Korpodeko) de toezegging is gedaan dat Korpodeko de pensioenpremie zodanig zou aanvullen dat [eiser 1] op zijn pensioengerechtigde leeftijd een pensioen van 70% van zijn laatstgenoten loon zou genieten.
3.2.
In dit verband heeft [eiser 1] in 2020 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht, waarin, samengevat, is verzocht om een verklaring voor recht dat Korpodeko tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsvoorwaarden en/of de door haar aan [eiser 1] gedane pensioentoezegging en/of de eisen van goed werkgeverschap, met veroordeling van Korpodeko tot betaling van een (bedrag aan schade)vergoeding. Op 7 maart 2022 heeft het gerecht het gevorderde afgewezen (hierna: het “Vonnis”).
3.3. [
eiser 1] heeft tegen het Vonnis geen hoger beroep ingesteld, zodat het in kracht van gewijsde is gegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak – Gezag van gewijsde
4.1.
Artikel 70a Rv bepaalt dat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht hebben.
4.2.
Het gezag van gewijsde kan worden ingeroepen als in een geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder geding, en de in het dictum van de eerdere uitspraak gegeven beslissing (mede) berust op een beslissing over dat geschilpunt, ongeacht of wat gevorderd wordt hetzelfde is. Het antwoord op de vraag of in het eerdere geding sprake is geweest van beslissingen aangaande een geschilpunt dat dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het andere geding, is afhankelijk van de grondslag van de vordering of het verweer, het processuele debat en de gegeven beslissingen. Dat vergt uitleg van de in de eerdere procedure gedane uitspraak, mede in het licht van de gedingstukken waarop die uitspraak berust (ECLI:NL:HR:2020:2099).
4.3.
Naar het gerecht begrijpt wenst [eiser 1] in deze zaak opnieuw een al eerder door de rechter beoordeeld geschilpunt naar voren te brengen. Immers, ook nu stelt [eiser 1] weer aan de orde dat Korpodeko op grond van een door [gedaagde 2] gedane toezegging gehouden is om over te gaan tot aanvulling van de pensioenpremie tot een pensioen van 70% van het laatstgenoten loon van [eiser 1] op de pensioengerechtigde leeftijd. Ter onderbouwing hiervan heeft hij dezelfde stukken overgelegd als in de eerdere procedure die geleid heeft tot het Vonnis.
4.4.
Met Korpodeko is het gerecht van oordeel dat het door [eiser 1] in deze procedure baseren van zijn vordering op onrechtmatig handelen (volgens hem het gerechtvaardigd vertrouwen dat Korpodeko heeft gewekt) in plaats van een wanprestatie (nakoming van de arbeidsovereenkomst), niet maakt dat hiermee sprake is van een nieuw geschilpunt op basis van een andere feitelijke grondslag. Zoals Korpodeko terecht heeft aangevoerd, heeft het gerecht reeds geoordeeld dat Korpodeko geen gerechtvaardigd vertrouwen bij [eiser 1] heeft gewekt dat een eindloonregeling is overeengekomen (r.o. 4.6. van het Vonnis, onderstreping door het gerecht):

Het memo, de accordering door CGC en de correspondentie, ook met Ennia, laten aan duidelijkheid niets te wensen over. [eiser 1] wenste een pensioen van 70% van het loon, Korpodeko stemde (enkel) in met een vaste hogere pensioenpremie per jaar.Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken waaruit volgt dat Korpodeko met het verhogen van de premie ook heeft bedoeld en/of bij [eiser 1] de gerechtvaardigde indruk heeft gewekt, de arbeidsvoorwaarden in die zin te wijzigen dat [eiser 1] in plaats van een bijdrage in de kapitaalverzekering aanspraak kon maken op een verzekerd kapitaal van 70% van zijn laatstverdiende loon op de pensioengerechtigde leeftijd.
4.5.
Deze beslissing, die gebaseerd is op feiten en omstandigheden die [eiser 1] ook in de onderhavige zaak naar voren heeft gebracht, draagt het afwijzend dictum van het Vonnis en aan deze beslissing komt dus gezag van gewijsde toe. [eiser 1] heeft geen nieuwe feitelijke grondslag voor zijn vordering aangevoerd. Het beroep van Korpodeko op gezag van gewijsde slaagt dan ook.
4.6.
Het rechtsgevolg van een geslaagd beroep op gezag van gewijsde is dat de rechter in de latere procedure de standpunten waarvan de juistheid noodzakelijk voortvloeit uit de ingeroepen beslissing honoreert en dat hij elk standpunt dat daarmee onverenigbaar is in de latere procedure verwerpt. [eiser 1] heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van zijn vordering en dit leidt tot afwijzing van die vordering (ECLI:NL:HR:2011:BT7594).
4.7.
Omdat [eiser 1] in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van Korpodeko worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 2.500 (2 x tarief 5) aan gemachtigdensalaris.
In de vrijwaringszaak
4.8.
Omdat de vorderingen die [eiser 1] in de hoofdzaak tegen Korpodeko heeft ingesteld worden afgewezen, geldt dat ook voor de vorderingen die Korpodeko in de vrijwaringszaak tegen [gedaagde 2] heeft ingesteld. Korpodeko zal in de vrijwaringszaak als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] (die niet door een gemachtigde werd bijgestaan) worden begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
In de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] af;
5.2.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten van Kopodeko van NAf 2.500;
In de vrijwaringszaak
5.3.
wijst de vordering van Korpodeko af;
5.4.
veroordeelt Korpodeko in de proceskosten van [gedaagde 2], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.