ECLI:NL:OGEAC:2023:355

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202204213
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bankrelaties door MCB en de redelijkheid en billijkheid van deze beslissing

In deze zaak staat de beëindiging van bankrelaties door Maduro & Curiel's Bank N.V. (MCB) centraal. De eisers, bestaande uit NNA Accounting and Advisory Services B.V., Continual B.V., Quickkèsh en [eiser sub 3], hebben jarenlang een bankrelatie met MCB onderhouden. De zaak is ontstaan na de strafrechtelijke veroordeling van [eiser sub 3] voor poging tot omkoping, wat leidde tot een herbeoordeling van het risicoprofiel van de eisers door MCB. MCB heeft de bankrelaties opgezegd, stellende dat het risicoprofiel van de eisers niet meer paste bij de risicobereidheid van de bank. De eisers hebben hiertegen geprocedeerd, stellende dat MCB hen het vertrouwen heeft gewekt dat het reputatie- en integriteitsrisico van de Lacerta-zaak was aanvaard.

Het gerecht heeft de vordering van de eisers afgewezen. Het oordeelt dat MCB op grond van de algemene voorwaarden bevoegd was om de bankrelaties op te zeggen. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt tussen het belang van MCB bij beëindiging van de bankrelaties en het belang van de eisers bij voortzetting daarvan. Het gerecht concludeert dat het belang van MCB zwaarder weegt, gezien het reputatierisico en de gevolgen van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser sub 3]. De eisers zijn veroordeeld in de proceskosten van MCB.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202204213
Vonnis d.d. 24 april 2023
inzake

1.de besloten vennootschapNNA ACCOUNTING AND ADVISORY SERVICES B.V.,

2. de besloten vennootschap
CONTINUAL B.V.,h.o.d.n.
QUICKKESH,
3.
[EISER SUB 3],
gevestigd respectievelijk wonend in Curaçao,
eisers,
gedaagde sub 3 procederend in persoon, mede namens gedaagden sub 1 en 2.
tegen
de naamloze vennootschap
MADURO & CURIEL'S BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en M.F. Willems.
Partijen worden hierna NNA, Quickkèsh, [eiser sub 3] en MCB genoemd. Eisers zullen gezamenlijk als [eiser sub 3] c.s. worden aangeduid.
Inleiding
In deze zaak speelt de vraag of het beëindigen van bankrelaties door de bank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid al dan niet onaanvaardbaar is. In dat kader vindt een belangenafweging plaats.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 3 november 2022,
  • de conclusie van antwoord,
  • de mondelinge behandeling van 24 maart 2023,
  • de pleitnotities van partijen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
NNA, Quickkèsh en [eiser sub 3] hebben alle drie al jarenlang een bankrelatie met MCB.
2.2. [
eiser sub 3] is bestuurder en
ultimate beneficial owner(UBO) van zowel NNA als Quickkèsh.
2.3.
Quickkèsh is een micro-lending company en vormt een belangrijke inkomstenbron voor [eiser sub 3] c.s. De geldstromen lopen vrijwel uitsluitend via MCB.
2.4.
Op de bankrelatie van [eiser sub 3] c.s. met MCB zijn de algemene voorwaarden van MCB van toepassing. In de voorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 2: Zorgplicht van de Bank en de cliënt
[…]
De cliënt mag de diensten of producten van de Bank alleen gebruiken voor dat doel waarvoor ze zijn bedoeld en mag hiervan geen gebruik dan wel misbruik (laten) maken, zoals voor (a) andere doelen dan waarvoor het product of de dienst bedoeld is (zoals, doch niet beperkt tot, geen persoonlijke rekening gebruiken voorzakelijke transacties,)[…]
Indien de cliënt wel misbruik maakt zoals hiervoor bedoeld, dan is de Bank – te harer discretie – bevoegd de relatie onmiddellijk te beëindigden.
Artikel 3: Toepassing bestaande wet- en regelgeving, voorschriften, gebruiken en reglementen
[…]
De Bank en de cliënt (en zijn vertegenwoordiger(s)) zullen zich te allen tijde houden aan de toepasselijke (bank) wetten of landsverordeningen, (bank) beleidsregels, (bank) voorschriften en dergelijke regels en voorschriften die van tijd tot tijd worden opgelegd door lokale en buitenlandse regelgevende instanties[…]
Indien de cliënt of zijn vertegenwoordiger(s) niet of niet tijdig voldoen/voldoet aan de vereisten op grond van de Regelgeving, dan is de Bank – te harer discretie – bevoegd de relatie onmiddellijk te beëindigden.
[…]
Artikel 37: Beëindiging opschorting en beperking van de relatie
Deze Algemene Voorwaarden staan uitdrukkelijk toe dat de cliënt en de Bank de relatie beëindigen. De relatie kan door ieder van de partijen eenzijdig worden beëindigd, onder meer bij gebrek aan vertrouwen. Er is geen impliciete noch expliciete verplichting van de cliënt of de Bank om de relatie voor onbepaalde tijd voort te zetten. De bank is niet verplicht om een relatie met een cliënt voort te zetten waar zij niet langer zaken mee wil doen.[…]
2.5.
Bij strafvonnis van het gerecht in eerste aanleg van 25 februari 2020 is [eiser sub 3] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor poging tot omkoping (Lacerta-zaak). Uit het vonnis volgt dat [eiser sub 3] als ambtenaar was aangesteld om de selectie van een nieuwe strategische partner voor de raffinaderij in goede banen te leiden en hij in die positie een kandidaat-exploitant van de raffinaderij enkele miljoenen aan steekpenningen heeft gevraagd met als tegenprestatie dat deze kandidaat de nieuwe strategische partner zou worden. [eiser sub 3] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.6.
In juni 2020 is door MCB een
pre-approvedlening van NAf 35.000 aan [eiser sub 3] verstrekt.
2.7.
Bij brieven van 3 en 8 december 2020 heeft MCB de bankrelatie met [eiser sub 3] en NNA opgezegd per 28 februari 2021 respectievelijk 31 maart 2021. In de brieven is vermeld dat “As part of an ongoing exercise to review our client base against policies and correspondent relationships requirements we have reviewed your accounts with our Bank” en “[…] our review has showed that your client profile does not fit the risk appetite of the Bank.”
2.8.
Na verzoek van [eiser sub 3] en NNA om het hoger beroep en de ontwikkelingen in een andere tegen [eiser sub 3] aangespannen rechtszaak af te wachten, heeft MCB de beëindiging van de bankrelatie met [eiser sub 3] en NNA uitgesteld onder mededeling aan [eiser sub 3] en NNA dat MCB nader onderzoek zal doen.
2.9.
Uit onderzoek van MCB is gebleken dat [eiser sub 3] in de periode van januari 2020 tot en met mei 2021 op zijn privérekening NAf 58.560 heeft ontvangen door middel van 34 cashstortingen zonder omschrijving. Desgevraagd heeft [eiser sub 3] tegenover MCB verklaard dat deze stortingen terugbetalingen betreffen van leningen aan familie, vrienden en kennissen.
2.10.
Bij brief van 4 juni 2021 bericht MCB aan [eiser sub 3] dat een analyse naar de stortingsactiviteiten op de rekening van [eiser sub 3] suggereert dat stortingen zich niet alleen beperken tot transacties van persoonlijke aard. MCB herinnert [eiser sub 3] eraan dat de “Commingling Policy” van de bank verbiedt dat een persoonlijke rekening wordt gebruikt om zakelijke opbrengsten te verwerken en dat het niet direct beëindigen van deze vermenging kan leiden tot beëindiging van de bankrelatie door MCB.
2.11.
In juni 2021 heeft de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) bij Quickkèsh een onderzoek ingesteld naar aanleiding waarvan onder meer is vastgesteld dat [eiser sub 3] buiten Quickkèsh om leningen verstrekt. CBCS spreekt met [eiser sub 3] af dat deze leningen binnen een maand aan Quickkèsh moeten worden over te dragen.
2.12.
Bij vonnis in hoger beroep van 11 november 2021 heeft het Hof het vonnis in eerste aanleg bevestigd. Tegen dit vonnis heeft [eiser sub 3] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Tot op heden heeft de Hoge Raad nog geen uitspraak gedaan.
2.13.
Bij brieven van 14 en 15 december 2021 heeft MCB de bankrelaties met [eiser sub 3] c.s. onder verwijzing naar het vonnis van het Hof in hoger beroep per 31 januari 2022 (opnieuw) opgezegd.
2.14. [
eiser sub 3] c.s. heeft daarna voorstellen aan MCB gedaan in een poging haar te bewegen van de beëindiging van de bankrelaties af te zien of in ieder geval de bankrelatie met Quickkèsh te behouden. Naar aanleiding daarvan hebben tussen partijen tevergeefs gesprekken plaatsgevonden.
2.15.
Bij brief, door [eiser sub 3] op 1 juli 2022 ontvangen, heeft MCB de bankrelatie met [eiser sub 3] c.s. per 31 juli 2022 definitief opgezegd.
2.16.
Vervolgens zijn [eiser sub 3] c.s. een kortgedingprocedure tegen MCB gestart, waarbij zij hebben gevorderd dat MCB haar dienstverlening aan [eiser sub 3] c.s. blijft voortzetten althans nadere richtlijnen geeft voor een oplossing waarbij de bankrelatie met Quickkèsh in stand blijft. Bij vonnis van 22 september 2022 zijn de vorderingen van [eiser sub 3] c.s. afgewezen.
2.17.
De rekeningen van [eiser sub 3] c.s. zijn sinds 11 november 2022 gesloten.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
eiser sub 3] c.s. vorderen dat het gerecht MCB gebiedt de dienstverlening aan [eiser sub 3] c.s., onder de overeengekomen voorwaarden, te blijven verlenen.
3.2. [
eiser sub 3] c.s. leggen - samengevat - aan hun vordering ten grondslag dat MCB de bankrelaties niet had mogen beëindigen, omdat i) bij hen het vertrouwen is gewekt dat MCB het reputatie- en integriteitsrisico voortvloeiende uit de Lacerta-zaak heeft aanvaard en ii) de huidige algemene voorwaarden van MCB niet van toepassing zijn op de bankrelatie met [eiser sub 3] c.s. en van strijd met het daarin vermelde artikel 2 dus geen sprake kan zijn.
3.3.
MCB voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met hoofdelijke veroordeling van [eiser sub 3] c.s. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of MCB de bankrelaties met [eiser sub 3] c.s. heeft mogen opzeggen.
4.2.
MCB is op grond van het bepaalde in artikelen 2, 3 en 37 van de toepasselijke algemene voorwaarden bevoegd de bankrelaties met [eiser sub 3] c.s. op te zeggen. Voor zover [eiser sub 3] c.s. zich op het standpunt stellen dat deze voorwaarden vernietigbaar zijn omdat MCB hen niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om daarvan kennis te nemen, worden zij daarin niet gevolgd. Uit de formulieren die door MCB als productie 9 zijn overgelegd blijkt dat [eiser sub 3] op 27 mei 2019 voor de ontvangst van de voorwaarden heeft getekend, akkoord is gegaan met de inhoud daarvan en heeft aanvaard dat deze van toepassing zijn op elke relatie met MCB. [eiser sub 3] c.s. hebben dit niet betwist. Daarom moet worden vastgesteld dat de voorwaarden die MCB een opzeggingsbevoegdheid geven geldig zijn op de relatie tussen MCB en [eiser sub 3] c.s.
4.3.
Indien een bank gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de bankrelatie, dient de rechtsgeldigheid daarvan beoordeeld te worden aan de hand van de overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Dat laatste brengt mee dat de beëindiging door de bank op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (ECLI:NL:HR:2014:2929 en ECLI:NL:HR:2021:347).
4.4.
Om te bepalen of sprake is van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare opzegging, dient het gerecht een belangenafweging uit te voeren. Concreet gaat het om een afweging van het belang van de bank bij de opzegging tegen het belang van de cliënt bij voortzetting van de bankrelatie. Deze afweging vindt plaats aan de hand van alle ten tijde van de opzegging bekende feiten en omstandigheden. Het gaat erom of de bank, gelet op de haar toen bekende feiten en omstandigheden en met inachtneming van de belangen van de cliënt, de overeenkomst mocht opzeggen.
4.5.
Na opschorting van de aanvankelijke opzegging door MCB van de bankrelaties met [eiser sub 3] en NNA in afwachting van het hoger beroep in de Lacerta-zaak, heeft MCB de bankrelaties uiteindelijk definitief opgezegd. Blijkens de brieven van 14 en 15 december 2021 heeft MCB daaraan ten grondslag gelegd dat het risicoprofiel van [eiser sub 3] c.s. niet meer past bij de risicobereidheid van de bank. De reden die MCB daarbij vermeldt is de strafrechtelijke veroordeling van [eiser sub 3] in verband met corruptie in twee instanties en het feit dat [eiser sub 3] bestuurder en UBO is van NNA en Quickkèsh.
4.6.
MCB heeft aangevoerd dat zij geen zaken wenst te doen met personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld voor corruptie-gerelateerde misdrijven vanwege het reputatierisico en de reële bedreiging daardoor voor de relatie van MCB met haar
correspondent banks.
4.7. [
eiser sub 3] c.s. betwisten niet dat er vanwege de veroordeling sprake is van een reputatierisico voor MCB, noch dat de relatie van MCB met de
correspondent bankswordt bedreigd door de bankrelaties voort te zetten. Zij stellen zich echter op het standpunt dat MCB bij hen het vertrouwen heeft gewekt dat zij het reputatie- en integriteitsrisico heeft aanvaard door na de veroordeling in eerste aanleg nog een lening aan [eiser sub 3] te verstrekken. [eiser sub 3] c.s. worden niet in dit standpunt gevolgd. Vast staat dat de lening die aan [eiser sub 3] c.s. is verstrekt een
pre-approved loanbetrof. Als niet betwist kan verder worden vastgesteld dat een dergelijke lening alleen aan reeds bestaande cliënten wordt verstrekt en dat daarbij geen
background checkwordt gedaan. Het betreft een automatisch proces. Uit het ter zake door [eiser sub 3] ingevulde formulier blijkt ook duidelijk dat het om een vooraf goedgekeurde lening gaat. Bovendien heeft [eiser sub 3], die zich er blijkens het verzoekschrift “terdege van bewust [is] dat elk[e] betrokkenheid bij (straf)zaken die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel schaden, voor hen [MCB] ernstige gevolgen kan hebben” zelf nagelaten zijn veroordeling te vermelden in de daarvoor bestemde ruimte op het aanbodformulier. Gelet op het voorgaande kan het verlenen van de lening bij [eiser sub 3] c.s. geen vertrouwen hebben gewekt dat MCB het reputatie- en integriteitsrisico dat de Lacerta-zaak meebrengt heeft aanvaard.
4.8.
Vanwege het reputatierisico en de reële vrees dat de
correspondent banksde relatie met MCB zullen verbreken heeft MCB een groot belang bij beëindiging van de bankrelaties met [eiser sub 3] en, omdat hij als enig bestuurder en UBO van NNA en Quickkèsh nauw betrokken is bij die vennootschappen, ook met NNA en Quickkèsh.
4.9.
Tegenover het belang van MCB staat het belang van [eiser sub 3] c.s. om deel te nemen aan het betalingsverkeer. Op het moment van opzegging hadden [eiser sub 3] c.s. geen (actieve) bankrekening elders. [eiser sub 3] c.s. hadden dus belang bij voortzetting van de bankrelatie met MCB. Dit gold met name voor Quickkèsh, omdat haar geldstromen volledig via MCB liepen en zij als enige inkomsten genereert. [eiser sub 3] c.s. stellen dat de vrees bestond en ook nu nog bestaat dat Quickkèsh niet kan voortbestaan zonder rekening bij MCB. Zij stellen dat 80% van de klanten van Quickkèsh een rekening bij MCB heeft en de betalingen met een rekening bij MCB, anders dan bij andere banken, automatisch kunnen worden geïncasseerd.
4.10.
De belangen afwegend is het gerecht van oordeel dat het belang van MCB bij beëindiging van de bankrelaties zwaarder weegt dan het belang van [eiser sub 3] c.s. bij het behoud daarvan. Voortzetting van de bankrelatie met [eiser sub 3] c.s. kan vergaande negatieve gevolgen hebben voor MCB wat betreft haar reputatie en haar relatie
met correspondent banks. Dat de bankrekeningen bij MCB in de Lacerta-zaak geen rol hebben gespeeld, zoals [eiser sub 3] c.s. stellen, doet daaraan niet af. Het gaat erom dat het vertrouwen in [eiser sub 3] c.s. is verloren doordat [eiser sub 3] zich schuldig heeft gemaakt aan corrupt gedrag en een relatie met [eiser sub 3] c.s. mogelijk negatief zal afstralen op MCB. Daarbij komt dat [eiser sub 3] c.s. geen concreet belang hebben gesteld bij voortzetting van de relatie met [eiser sub 3] en NNA, die op het moment van opzegging nog een slapende rekening hadden bij een andere bank. Het belang van Quickkèsh is met name gelegen in de automatische incassering. Dit belang weegt echter niet op tegen het belang van MCB. De belangenafweging valt dan ook in het voordeel van MCB uit.
4.11.
De conclusie is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat MCB gebruik heeft gemaakt van haar opzeggingsbevoegdheid als bepaald in artikel 37 van de algemene voorwaarden. Te meer niet, nu MCB alvorens de bankrelaties definitief te beëindigen eerst het hoger beroep in de Lacerta-zaak heeft afgewacht en [eiser sub 3] c.s. vervolgens nog tijd heeft gegund hun financiën elders onder te brengen. Daarmee kan worden vastgesteld dat MCB bij de opzegging rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser sub 3] c.s. en zich in die zin aan haar zorgplicht heeft voldaan. Bovendien hebben zowel [eiser sub 3] en NNA als ook Quickkèsh inmiddels bij een andere bank een rekening. Dat Quickkèsh, waarvan [eiser sub 3] tot vandaag nog bestuurder en UBO is, geen gebruik meer kan maken van automatische incassering, is een gevolg van het gedrag van haar eigen bestuurder en komt daarmee voor haar rekening.
4.12.
Nu MCB reeds op grond van artikel 37 van de algemene voorwaarden de bankrelaties heeft mogen opzeggen, behoeft de vraag of MCB de bankrelaties met [eiser sub 3] en Quickkèsh ook op grond van artikel 2 en 3 heeft mogen opzeggen geen bespreking meer, evenmin als de vraag of MCB zonder daarop betrekking hebbende (algemene) voorwaarden tot opzegging mocht overgaan. De vordering van [eiser sub 3] c.s. zal worden afgewezen.
4.13. [
eiser sub 3] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk worden gesteld. De kosten van MCB worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 450 aan griffierecht, NAf 357,50 aan oproepingskosten en NAf 2.500 aan gemachtigdensalaris.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente en de nakosten worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 3] c.s. in de proceskosten van MCB van NAf 3.307,50, te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
5.3.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. G. Benedictus, griffier, en in het openbaar uitgesproken.