ECLI:NL:OGEAC:2023:339

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
CUR202101529
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beslissing om klager niet voor te dragen voor de functie van Hoofd Kwaliteit bij het Korps Politie Curaçao

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao de beslissing van de Minister van Justitie om klager niet voor te dragen voor de functie van Hoofd Kwaliteit bij het Korps Politie Curaçao (KPC). Klager had in 2016 gesolliciteerd op deze functie, maar zijn verzoek werd in 2021 afgewezen. Klager diende hiertegen bezwaar in, dat op 3 mei 2023 ter zitting werd behandeld. Het Gerecht oordeelt dat de Minister de vrijheid heeft om de meest geschikte kandidaat te kiezen en dat de benoeming van een andere persoon niet in strijd is met het beginsel van 'fair play'. Klager had geen recht op de resultaten van de selectieprocedure, en de afwijzing van zijn verzoek wordt als rechtmatig beschouwd. Het bezwaar van klager wordt ongegrond verklaard, en de beslissing van de Minister blijft in stand.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonend te Curaçao,
klager,
in persoon,
tegen

de Minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mrs. S.I. Da Costa Gomez en C.A. Peterson.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het bezwaar van klager tegen de beslissing van verweerder om klager niet voor te dragen in de functie van Hoofd Kwaliteit bij het Korps Politie Curaçao (KPC).
1.1
Verweerder heeft bij brief van 5 maart 2021 (het bestreden besluit) aan klager geschreven dat zijn verzoek om benoeming in de functie van Hoofd Kwaliteit niet gehonoreerd kan worden.
1.2
Klager heeft tegen die brief op 10 juni 2021 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen contramemorie ingediend.
1.3
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 3 mei 2023. Klager is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt eerst het standpunt van verweerder dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Vervolgens beoordeelt het Gerecht de beslissing van verweerder om het verzoek van klager om hem voor te dragen als Hoofd Kwaliteit niet te honoreren aan de hand van de beroepsgronden van klager.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het niet-ontvankelijkheidsverweer niet slaagt en dat het bezwaar ongegrond is. Verweerder heeft het verzoek van klager kunnen afwijzen. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten in deze zaak?
4.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het KPC. Sinds oktober 2021 werkt hij bij de Unit Informatie.
4.2
Klager heeft in 2016, in het kader van de reorganisatie van het KPC om te komen tot een Gereorganiseerd KPC (GKPC), gesolliciteerd op de functie van Hoofd Kwaliteit. Naar aanleiding van die sollicitatie heeft de Commissaris van de politie hem bij brief van 18 augustus 2016 bericht dat hij in aanmerking komt voor die functie en dat hij zal worden uitgenodigd voor een interview.
4.3
Bij brief van 2 mei 2017 is klager door de Commissaris van de politie geïnformeerd dat naast de aan het selectieproces verbonden procedure van interview en afgesproken integriteitsonderzoek door de Vacaturecommissie is besloten dat om tot de meest geschikte kandidaat voor de functie van Hoofd Kwaliteit te komen, ook een assessment deel zal uitmaken van het selectieproces. Dat assessment heeft plaatsgevonden bij Balance en daarover is in juni 2017 een rapport uitgebracht.
4.4
Bij brief van 23 augustus 2017 heeft de Commissaris van de politie aan klager geschreven dat klager niet zal worden voorgedragen voor benoeming in de functie van Hoofd Kwaliteit. Naar aanleiding van deze brief heeft klager bij brief van 28 augustus 2017 verweerder verzocht hem te informeren over zijn scores na de briefselectie en het sollicitatiegesprek. Die brief is door verweerder aangemerkt als bezwaarschrift en doorgestuurd naar het Gerecht. Het bezwaar is door het Gerecht bij uitspraak van 7 september 2020 (zaaknummer: CUR201803613) niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van klager van 28 augustus 2017 niet als bezwaar kan worden aangemerkt.
4.5
Op 24 september 2020 heeft klager verweerder verzocht hem te benoemen in de functie van Hoofd Kwaliteit. Die brief heeft geleid tot het bestreden besluit.
Is het bezwaar van klager ontvankelijk?
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager in zijn bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten eerste omdat de brief van 5 maart 2021 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de RAr, maar als een brief van informatieve aard. Ten tweede omdat klager in 2017 bezwaar heeft gemaakt tegen de brief van 23 augustus 2017 en dus al een rechtsmiddel heeft aangewend tegen de beslissing van verweerder dat hij niet in de functie van Hoofd Kwaliteit zal worden benoemd.
5.2
Op grond van artikel 3, eerst lid, van de RAr, oordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken.
5.3
Onder een beschikking wordt verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan dat gericht is op rechtsgevolg. Een afwijzing wordt met een beschikking gelijkgesteld.
5.4
In de brief van 5 maart 2021 is door verweerder afwijzend beslist op de brief van klager van 24 augustus 2020, waarin klager verzoekt hem (alsnog) in de functie van Hoofd Kwaliteit te benoemen. In de brief van 5 maart 2021 gaat verweerder inhoudelijk in op het verzoek van klager hem in die functie te benoemen en vermeldt om welke redenen verweerder niet aan het verzoek van klager zal voldoen. De omstandigheid dat verweerder inhoudelijk op het verzoek van klager heeft beslist (en het verzoek heeft afgewezen) maakt dat de brief van 5 maart 2021 naar het oordeel van het Gerecht als beschikking dient te worden aangemerkt.
5.5
Met de brief van 24 augustus 2020 heeft klager opnieuw aan verweerder verzocht hem te benoemen in de functie van Hoofd Kwaliteit. Verweerder heeft dat verzoek bij brief van 5 maart 2021 met inhoudelijke argumenten afgewezen. Tegen die afwijzing staan voor klager opnieuw rechtsmiddelen open. Het standpunt van verweerder dat klager al in 2017 heeft geprocedeerd tegen de omstandigheid dat verweerder hem niet heeft voorgedragen voor de benoeming in de functie van Hoofd Kwaliteit slaagt daarom niet.
5.6
De conclusie is dat de brief van 5 maart 2021 als beschikking moet worden aangemerkt en dat klager daartegen bezwaar kon maken. Dit bezwaar zal door het Gerecht worden beoordeeld aan de hand van de door klager daartegen aangevoerde bezwaargronden.
Wat voert klager aan tegen de afwijzing?
6. Klager voert meerdere bezwaargronden aan tegen de afwijzing van zijn verzoek. Volgens hem heeft verweerder hem ten onrechte niet voorgedragen als de meest geschikte kandidaat voor de functie van Hoofd Kwaliteit. Klager meent dat hij van de kandidaten die hebben gesolliciteerd op de functie van Hoofd Kwaliteit de meest geschikte kandidaat was. Het assessment heeft hem de das om gedaan, terwijl een assessment op grond van artikel 11, vierde lid, van het Convenant Reorganisatie Korps Politie Curaçao (het Convenant) geen deel uitmaakt van de sollicitatieprocedure. Vervolgens heeft verweerder een persoon benoemd in de functie van Hoofd Kwaliteit die niet op die functie heeft gesolliciteerd. Die benoeming had niet kunnen plaatsvinden, omdat verweerder op dat moment nog niet op alle brieven van klager had gereageerd. Tot slot heeft klager meerdere malen verzocht om de resultaten van de selectieprocedure te ontvangen, maar dat is niet gebeurd.
7. Het Gerecht zal de bezwaargronden van klager hierna achtereenvolgens bespreken.
Was de selectieprocedure in strijd met de procedure van artikel 11, vierde lid, van het Convenant en had verweerder klager moeten voordragen voor de benoeming van Hoofd Kwaliteit?
8. Klager betoogt dat de selectieprocedure niet is gevolgd, omdat volgens het Convenant een assessment geen deel uitmaakt van de procedure en de persoon die uiteindelijk in de functie van Hoofd Kwaliteit is benoemd niet op die functie heeft gesolliciteerd. Klager meent dat als de procedure wel zou zijn gevolgd hij in de functie van Hoofd Kwaliteit zou zijn benoemd, omdat hij de meest geschikte kandidaat was.
9.1
Deze bezwaargrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
9.2
Het Convenant moet conform de rechtspraak van de Raad worden aangemerkt als een samenstel van beleidsregels dat betrekking heeft op de plaatsingsprocedure van (politie)ambtenaren in het GKPC (zie onder andere Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 7 januari 2020, ECLI:NL:ORBAACM:2020:1 en Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 29 juni 2022, ECLI:NL:ORBAACM:2022:65). Anders dan verweerder betoogt is het Convenant in dit geval dus wel van toepassing, aangezien het in dit geval een plaatsingsprocedure betreft.
9.3
In artikel 11, vierde lid, van het Convenant, staat het volgende opgenomen:
“(…) Bij de aanbeveling slaat de Vacaturecommissie eerst acht op de functie die de ambtenaar vóór de overgang naar het GKPC bekleedde,
de opleiding ende eerste voorkeur van de ambtenaar.
De ambtenaar die aan de eisen ten aanzien van de opleiding voor de opengestelde functie voldoet zal bij voorkeur aanbevolen worden voor plaatsing in een geschikte functie.Indien de Vacaturecommissie geen of onvoldoende grond aanwezig acht voor het aanbevelen van een geschikte functie op grond van de eerste voorkeur van de betrokken ambtenaar, dan oordeelt de commissie over de geschiktheid van de betrokken ambtenaar voor een tweede voorkeur of een andere opengestelde functie. De aanbeveling van de Vacaturecommissie is bindend.”
9.4
Deze bepaling is algemeen geformuleerd en geeft geen invulling aan de wijze waarop de Vacaturecommissie moet komen tot haar oordeel over de geschiktheid van een ambtenaar voor een functie. Om de geschiktheid van een ambtenaar voor de functie van Hoofd Kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de Vacaturecommissie een sollicitatiegesprek en een assessment nodig geacht. De functie waarop klager heeft gesolliciteerd betreft een hoge functie en het is voorstelbaar dat voor de beoordeling van de geschiktheid van de sollicitanten inzicht nodig is in de persoon van de sollicitant en zijn denkwijze, zodat kan worden gekomen tot een zorgvuldige aanbeveling. Naar het oordeel van het Gerecht biedt artikel 11, vierde lid, van het Convenant ruimte voor de interpretatie die de Vacaturecommissie daaraan heeft gegeven. Het sollicitatiegesprek en het assessment worden dan ook niet in strijd geacht met de procedure. Dat verweerder uiteindelijk op basis van het assessment heeft geoordeeld dat klager niet geschikt is, is ook niet in strijd met de procedure. Verweerder heeft keuzevrijheid ten aanzien van de voor benoeming voor te dragen kandidaat. Verweerder heeft op grond van de resultaten van het assessment besloten klager niet voor te dragen. Het staat verweerder vrij om die keuze te maken.
10. Klager meent dat de beslissing van verweerder uit 2017 om klager niet voor te dragen voor benoeming in de functie niet juist is, omdat hij de meest geschikte kandidaat was. Die omstandigheid maakt dat klager in de functie had moeten worden benoemd.
11. Klager heeft zijn standpunt dat hij de meest geschikte kandidaat was niet onderbouwd. Uit de door hem overgelegde stukken kan de onderbouwing in ieder geval niet worden afgeleid. Daar komt bij dat verweerder in een sollicitatieprocedure de vrijheid heeft om de naar zijn oordeel meest geschikte kandidaat voor de functie te kiezen. Dat kandidaten mogelijk over hun eigen geschiktheid en hun geschiktheid ten opzichte van andere kandidaten anders denken dan verweerder kan zo zijn, maar het blijft aan verweerder om de keuze te maken. Dat neemt niet weg dat verweerder wel enig inzicht moet bieden en moet onderbouwen waarom de keuze niet op klager is gevallen. Verweerder kan bij die onderbouwing de uitkomsten van de verschillende selectie instrumenten betrekken. Gelet op de inhoud van klagers assessmentrapport is de keuze van verweerder om klager niet te voor te dragen voor de functie Hoofd Kwaliteit niet onbegrijpelijk. Verweerder heeft dat in de stukken en ter zitting naar het oordeel van het Gerecht ook voldoende toegelicht.
Was de benoeming van de andere persoon in de functie van Hoofd Kwaliteit in strijd met het beginsel van ‘fair play’?
12. Klager voert aan dat de benoeming van de andere persoon in de functie van Hoofd Kwaliteit niet heeft kunnen plaatsvinden, omdat verweerder op dat moment nog niet op alle brieven van klager had gereageerd. Dit zou volgens klager strijd opleveren met het beginsel van ‘fair play’.
13.1
Deze bezwaargrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
13.2
Verweerder heeft klager bij brief van 23 augustus 2017 bericht dat klager niet zal worden voorgedragen voor benoeming in de functie van Hoofd Kwaliteit. Daarmee is de selectieprocedure door verweerder formeel afgerond. Uit het bestreden besluit blijkt ook dat de Vacaturecommissie haar werkzaamheden per 31 augustus 2017 heeft beëindigd. Dat klager nog vragen aan verweerder heeft gesteld over de keuze om hem niet voor te dragen en dat hij het met de beslissing van verweerder niet eens was, maakt dat niet anders. Verweerder kan immers ook na de benoeming van de andere persoon nog de brieven van klager beantwoorden en verweerder is ook niet gehouden aan klager verantwoording af te leggen over zijn keuze om een andere persoon te benoemen. Het benoemen van de andere persoon in de functie van Hoofd Kwaliteit terwijl klager nog in afwachting was van een antwoord op zijn brieven, is dan ook niet in strijd met het beginsel van ‘fair play’.
Was verweerder gehouden klager de resultaten van de selectieprocedure te verstrekken?
14. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder hem de resultaten van de selectieprocedure had moeten verstrekken. Hij beschikt wel over de resultaten van het assessment, maar niet over de resultaten van de andere onderdelen van het selectieproces.
15. Deze bezwaargrond slaagt evenmin. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
16. Er bestaat geen verplichting voor verweerder om de resultaten van alle kandidaten aan klager te verstrekken. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de resultaten van klager bij aparte brief aan hem heeft toegestuurd. Daaruit leidt het Gerecht af dat verweerder de resultaten van klager zelf wel aan hem heeft willen verstrekken. Voor zover klager die, zoals hij ter zitting betoogde, niet heeft ontvangen dient hij zich voor die resultaten tot verweerder te wenden.

Conclusie en gevolgen

17. Het bezwaar is ongegrond. Het gevolg hiervan is dat de beslissing van verweerder om klager niet voor te dragen in de functie van Hoofd Kwaliteit in stand blijft.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
-
verklaarthet bezwaar ongegrond.
Aldus gedaan door mr. drs. S. Lanshage, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken te Curaçao, op 7 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. P.N.F. Pereira do Tanque, de griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.