Overwegingen
1. De Raad stelt voorop dat ter zitting is gebleken dat het hoger beroep zich alleen richt tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bezwaar tegen het rechtspositiebesluit ongegrond is verklaard. De Raad zal zich bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak aan de hand van de beroepsgronden daar dan ook toe beperken.
2. Op grond van de Eilandsverordening Sociaal Statuut Land Curaçao en het Besluit Rechtspositie KPNA 2000 is appellant bij Landsbesluit van 18 januari 2012 met ingang van 10 oktober 2010 benoemd in vaste dienst in de functie van Medewerker Wijkteam, bezoldigd naar schaal 9P, trede 10. Reeds sedert 2000 was hij aangesteld als Medewerker-Mentor Wijkteam, maar feitelijk werd hij ter beschikking gesteld aan de Centrale Meldkamer als Centralist.
Vanuit die functie(s) heeft appellant voor de toenmalige Korpschef opdrachten vervuld en taken uitgevoerd, zoals commandant van de motorbrigade, coördinator politiecellen en nam hij ook waar als Chef Centrale Meldkamer.
3. Appellant komt in hoger beroep op tegen het oordeel van het Gerecht bij de aangevallen uitspraak dat hij aan de langdurige vervulling van de opdrachten geen aanspraak kon ontlenen op plaatsing in een hogere functie dan de functie zoals neergelegd in het rechtspositiebesluit en dat hem ter zake ook geen toezeggingen zijn gedaan die daartoe zouden nopen, zodat het rechtspositiebesluit in stand kan blijven.
4. Op grond van artikel 1 van het Convenant wordt verstaan onder:
- “ Mens volgt functie-principe”: het principe waarbij de ambtenaar zijn taken en werkzaamheden van zijn oude functie in het GKPC blijft uitoefenen (het principe);
- “ Volgfunctie”: een functie bij het GKPC waarin een ambtenaar conform het principe wordt geplaatst. Een volgfunctie betreft een functie die qua taakinhoud voor 2/3 deel of meer overeenkomt met de functie die de ambtenaar voor ten minste drie jaren bij het KPC vervulde vóór de implementatie van het inrichtingsplan Curaçao (het Inrichtingsplan);
- “ Nieuwe functie”: een functie die qua inhoud niet eerder voorkwam bij het KPC;
- “ Passende functie”: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die het personeelslid in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden aangeboden gelet op zijn/haar kwalificaties, opleidingsniveau en/of competentie. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal twee niveaus lager zijn dan de oude functie;
- “ Geschikte functie”: een functie die niet als passend kan worden beschouwd, maar waarvoor de ambtenaar gezien zijn/haar capaciteit wel aan de functie-eisen kan gaan voldoen.
Op grond van artikel 4 kent het Convenant drie doelstellingen:
garanderen van een zorgvuldige plaatsingsprocedure voor alle ambtenaren van politie op Curaçao;
vooraf duidelijkheid scheppen over de regels die bij de overgang in acht moeten worden genomen;
vooraf duidelijkheid scheppen voor alle betrokken ambtenaren over de eventuele gevolgen voor hun rechtspositie.
Op grond van artikel 8, eerste lid, zal de rechtspositie van de ambtenaar na de reorganisatie in zijn totaliteit niet ongunstiger mogen zijn dan de huidige rechtspositie. Partijen dragen de verantwoordelijkheid voor het nakomen van de afspraken die in het Convenant zijn opgenomen.
Op grond van artikel 10, tweede lid, omvat het plaatsingsplan de plaatsing van ambtenaren op grond van het principe in een volgfunctie bij het GKPC en de plaatsing van ambtenaren in een passende functie.
Op grond van artikel 11, eerste lid, plaatst de Korpschef de ambtenaar in een volgfunctie dan wel in een passende functie.
4. De Raad overweegt ambtshalve dat het Convenant de neerslag vormt van de afspraken die gemaakt zijn tussen het Land Curaçao en de ambtenarenbonden SAP, ABVO en NAPB over de overgang van de politieambtenaren naar het GKPC, zoals opnieuw ingericht volgens het Inrichtingsplan. Het Convenant is inhoudelijk niet nader uitgewerkt in publiekrechtelijke regelgeving, zodat het is te aan te merken als een samenstel van beleidsregels dat moet worden gehanteerd bij de plaatsing van de politieambtenaren in het GKPC en het vastleggen van hun nieuwe rechtspositie bij Landsbesluit op grond van het Besluit rechtspositie KPNA 2000.
De bij het Convenant beschreven plaatsingsprocedure met de mogelijkheid van intern bezwaar doet er niet aan af dat geïntimeerde de wijziging van de rechtspositie van betrokkenen moet formaliseren bij landsbesluit, waartegen voor betrokkene bezwaar openstaat op grond van de Rar 1951.
5. Naar het oordeel van de Raad heeft appellant het gelijk aan zijn zijde waar hij betoogt dat het Gerecht in navolging van geïntimeerde ten onrechte ervan uit is gegaan dat de functie een volgfunctie betreft.
Bij de beantwoording van de vraag of een volgfunctie wordt aangeboden, dient de nieuwe functie te worden vergeleken met de oude functie waarin betrokkene bij landsbesluit was aangesteld in de drie jaar voor de implementatie van het Inrichtingsplan, dus van 1 december 2010 tot 1 december 2013 (de peilperiode). De taken waarmee een politieambtenaar in afwijking daarvan feitelijk belast is geweest, moeten daarbij buiten beschouwing blijven, ook als die langdurig zijn verricht. Als uitgangspunt voor de plaatsing in het GKPC heeft immers te gelden dat de rechtspositie van de betrokken politieambtenaar moet worden gerespecteerd en die ligt vast in zijn aanstellingsbesluit.
Nu appellant in de peilperiode was aangesteld als Medewerker Wijkteam en er geen grond is om aan te nemen dat die functie qua taakinhoud voor 2/3 deel of meer overeenkomt met de functie is die niet als een volgfunctie te bestempelen.
5.1Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de functie dan redelijkerwijs als een passende functie voor appellant kan worden aangremerkt.
Uitgangpunt bij de plaatsing in een passende functie is dat die van hetzelfde niveau is als de oude functie, waarbij geldt dat die bij wijze van uitzondering ook van een hoger of lager niveau mag zijn. Waarvoor geopteerd wordt, is in beginsel ter discretie van geïntimeerde. De gemaakte keuze, in zoverre daarbij de algemene rechtsbeginselen zijn gerespecteerd, kan door de ambtenarenrechter slechts terughoudend worden getoetst.
De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de functie niet in redelijkheid als een passende functie voor appellant kan worden aangemerkt. Voorop staat daarbij dat de functie van hetzelfde niveau is als de oude functie van appellant, terwijl ook zijn feitelijke functioneren op de Centrale Meldkamer als Centralist niet van een hoger niveau was dan de functie. Er is, anders dan appellant meent, geen aanleiding om de waarneming van de functie Chef Meldkamer bij het bepalen van het functieniveau te betrekken, nu geïntimeerde heeft laten zien dat van deze waarneming maar enkele keren (3x) en dan voor korte periodes (weken) sprake is geweest. Al hetgeen appellant, beargumenteerd met verklaringen van zijn vroegere chefs, verder heeft aangevoerd over de door hem in opdracht van de toenmalige Korpschef vervulde opdrachten en taken, heeft niet de waarde die hij daaraan toegekend wil zien. Ten eerste niet, omdat die nooit zijn geformaliseerd in enig rechtspositioneel besluit, terwijl, zoals reeds hiervoor is overwogen, de formele rechtspositie de basis vormt voor de plaatsing in het GPC. Maar daarbij is ook niet komen vast te staan dat die opdrachten en taken van een zodanig hoger niveau waren dat de functie redelijkerwijs niet meer als passend kan worden bestempeld voor appellant. Geïntimeerde heeft er immers afdoende beargumenteerd op gewezen dat aan die opdrachten en taken geen proces- en/of lijnverantwoordelijkheid waren verbonden, zoals die zijn verbonden aan de door appellant geambieerde hogere functies.
5.2Uit het voorgaande volgt dat het betoog van appellant weliswaar juist is, maar niet leidt tot de door hem daarmee beoogde conclusie dat geïntimeerde hem had moeten aanstellen in een hogere functie dan hij heeft gedaan bij het rechtspositiebesluit. Het uitgangspunt van het Convenant dat de reorganisatie niet ten koste mag gaan van de rechtspositie van appellant heeft geïntimeerde bij het aanstellingsbesluit gerespecteerd.
6. Anders dan appellant betoogt, biedt het vertrouwensbeginsel geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Uit de door appellant overgelegde verklaringen, onder meer van de voormalige Korpschef, blijkt niet van concrete en zonder voorbehoud gedane toezeggingen over een hogere functie in het GKPC. Ook overigens is daarvan niet gebleken. Het lange tijd verrichten van taken en opdrachten die niet tot de oude functie van appellant behoorden gaf ook geen aanspraak op aanstelling in de door hem beoogde hogere functies, zoals in het voorgaande reeds werd uiteengezet.
7. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.