ECLI:NL:ORBAACM:2020:1

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
CUR2016H00073
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de rechtspositie van een ambtenaar bij de Korps Politie Curaçao na reorganisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar van de Korps Politie Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De appellant, die in januari 2015 een formele plaatsing kreeg als Teamleider Gezamenlijke Meldkamer, betwist de rechtspositie die aan hem is toegekend na de reorganisatie van de politie. De Korpschef had hem geplaatst in een functie die volgens de appellant niet passend was, omdat hij in de praktijk taken vervulde die hoger waren dan de functie waarin hij was geplaatst. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de appellant niet in een volgfunctie is geplaatst, maar wel in een passende functie. De Raad stelt vast dat de rechtspositie van de appellant is gerespecteerd en dat de functie die hem is aangeboden in overeenstemming is met zijn aanstellingsbesluit. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de appellant geen recht heeft op een hogere functie dan die hem is aangeboden. De Raad wijst erop dat het vertrouwensbeginsel geen aanknopingspunten biedt voor een ander oordeel, aangezien er geen concrete toezeggingen zijn gedaan over een hogere functie. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Curaçao
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

wonend in Curaçao,
appellant,
gemachtigden: mrs. W.E. Fortin en H. Alejandra, advocaten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Curaçao, van 14 oktober 2016, in zaak nrs. GAZ 2015/74461 en 2016/78761, in het geding tussen:
appellant,
en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. P. Tweeboom en S.X.T. Hato, advocaten.

Procesverloop

In januari 2015 heeft de Korpschef van het Korps Politie Curaçao (de Korpschef KPC) appellant de Kennisgeving formele plaatsing G(ereorganiseerde)KPC, doen toekomen, waarbij hij op grond van het Convenant Reorganisatie KPC (het Convenant) is geplaats als “Teamleider Gezamenlijke Meldkamer (tevens TL CC)” (de functie), bezoldigd naar schaal P09, trede 13 (de kennisgeving).
Bij brief van 3 juni 2015 heeft de Korpschef KPC appellant bericht dat de Minister van Justitie (de Minister) akkoord is gegaan met het advies van de Bezwarencommissie over zijn tegen de kennisgeving gemaakte bezwaar, en dat die gehandhaafd blijft (de gehandhaafde kennisgeving).
Appellant heeft daartegen bezwaar ingediend bij het Gerecht (zaaknr. GAZ 2015/74461).
Bij Landsbesluit van 25 februari 2016 heeft geïntimeerde de rechtspositie van appellant in verband met de overgang naar het GKPC met ingang van 1 december 2013 vastgelegd, door hem per die datum te benoemen in de functie, bezoldigd naar schaal 9P, trede 13 (het rechtspositiebesluit).
Appellant heeft ook daartegen bezwaar ingediend bij het Gerecht (zaaknr. GAZ 2016/78761).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het bezwaar tegen de gehandhaafde kennisgeving en verder het bezwaar tegen het rechtspositiebesluit ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld, dat hij bij nader schrijven van 23 januari 2017 heeft aangevuld.
Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2019, waar appellant, bijgestaan door zijn gemachtigden, en de gemachtigde van geïntimeerde zijn verschenen.

Overwegingen

1. De Raad stelt voorop dat ter zitting is gebleken dat het hoger beroep zich alleen richt tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bezwaar tegen het rechtspositiebesluit ongegrond is verklaard. De Raad zal zich bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak aan de hand van de beroepsgronden daar dan ook toe beperken.
2. Op grond van de Eilandsverordening Sociaal Statuut Land Curaçao en het Besluit Rechtspositie KPNA 2000 is appellant bij Landsbesluit van 18 januari 2012 met ingang van 10 oktober 2010 benoemd in vaste dienst in de functie van Medewerker Wijkteam, bezoldigd naar schaal 9P, trede 10. Reeds sedert 2000 was hij aangesteld als Medewerker-Mentor Wijkteam, maar feitelijk werd hij ter beschikking gesteld aan de Centrale Meldkamer als Centralist.
Vanuit die functie(s) heeft appellant voor de toenmalige Korpschef opdrachten vervuld en taken uitgevoerd, zoals commandant van de motorbrigade, coördinator politiecellen en nam hij ook waar als Chef Centrale Meldkamer.
3. Appellant komt in hoger beroep op tegen het oordeel van het Gerecht bij de aangevallen uitspraak dat hij aan de langdurige vervulling van de opdrachten geen aanspraak kon ontlenen op plaatsing in een hogere functie dan de functie zoals neergelegd in het rechtspositiebesluit en dat hem ter zake ook geen toezeggingen zijn gedaan die daartoe zouden nopen, zodat het rechtspositiebesluit in stand kan blijven.
4. Op grond van artikel 1 van het Convenant wordt verstaan onder:
- “ Mens volgt functie-principe”: het principe waarbij de ambtenaar zijn taken en werkzaamheden van zijn oude functie in het GKPC blijft uitoefenen (het principe);
- “ Volgfunctie”: een functie bij het GKPC waarin een ambtenaar conform het principe wordt geplaatst. Een volgfunctie betreft een functie die qua taakinhoud voor 2/3 deel of meer overeenkomt met de functie die de ambtenaar voor ten minste drie jaren bij het KPC vervulde vóór de implementatie van het inrichtingsplan Curaçao (het Inrichtingsplan);
- “ Nieuwe functie”: een functie die qua inhoud niet eerder voorkwam bij het KPC;
- “ Passende functie”: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die het personeelslid in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden aangeboden gelet op zijn/haar kwalificaties, opleidingsniveau en/of competentie. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal twee niveaus lager zijn dan de oude functie;
- “ Geschikte functie”: een functie die niet als passend kan worden beschouwd, maar waarvoor de ambtenaar gezien zijn/haar capaciteit wel aan de functie-eisen kan gaan voldoen.
Op grond van artikel 4 kent het Convenant drie doelstellingen:
garanderen van een zorgvuldige plaatsingsprocedure voor alle ambtenaren van politie op Curaçao;
vooraf duidelijkheid scheppen over de regels die bij de overgang in acht moeten worden genomen;
vooraf duidelijkheid scheppen voor alle betrokken ambtenaren over de eventuele gevolgen voor hun rechtspositie.
Op grond van artikel 8, eerste lid, zal de rechtspositie van de ambtenaar na de reorganisatie in zijn totaliteit niet ongunstiger mogen zijn dan de huidige rechtspositie. Partijen dragen de verantwoordelijkheid voor het nakomen van de afspraken die in het Convenant zijn opgenomen.
Op grond van artikel 10, tweede lid, omvat het plaatsingsplan de plaatsing van ambtenaren op grond van het principe in een volgfunctie bij het GKPC en de plaatsing van ambtenaren in een passende functie.
Op grond van artikel 11, eerste lid, plaatst de Korpschef de ambtenaar in een volgfunctie dan wel in een passende functie.
4. De Raad overweegt ambtshalve dat het Convenant de neerslag vormt van de afspraken die gemaakt zijn tussen het Land Curaçao en de ambtenarenbonden SAP, ABVO en NAPB over de overgang van de politieambtenaren naar het GKPC, zoals opnieuw ingericht volgens het Inrichtingsplan. Het Convenant is inhoudelijk niet nader uitgewerkt in publiekrechtelijke regelgeving, zodat het is te aan te merken als een samenstel van beleidsregels dat moet worden gehanteerd bij de plaatsing van de politieambtenaren in het GKPC en het vastleggen van hun nieuwe rechtspositie bij Landsbesluit op grond van het Besluit rechtspositie KPNA 2000.
De bij het Convenant beschreven plaatsingsprocedure met de mogelijkheid van intern bezwaar doet er niet aan af dat geïntimeerde de wijziging van de rechtspositie van betrokkenen moet formaliseren bij landsbesluit, waartegen voor betrokkene bezwaar openstaat op grond van de Rar 1951.
5. Naar het oordeel van de Raad heeft appellant het gelijk aan zijn zijde waar hij betoogt dat het Gerecht in navolging van geïntimeerde ten onrechte ervan uit is gegaan dat de functie een volgfunctie betreft.
Bij de beantwoording van de vraag of een volgfunctie wordt aangeboden, dient de nieuwe functie te worden vergeleken met de oude functie waarin betrokkene bij landsbesluit was aangesteld in de drie jaar voor de implementatie van het Inrichtingsplan, dus van 1 december 2010 tot 1 december 2013 (de peilperiode). De taken waarmee een politieambtenaar in afwijking daarvan feitelijk belast is geweest, moeten daarbij buiten beschouwing blijven, ook als die langdurig zijn verricht. Als uitgangspunt voor de plaatsing in het GKPC heeft immers te gelden dat de rechtspositie van de betrokken politieambtenaar moet worden gerespecteerd en die ligt vast in zijn aanstellingsbesluit.
Nu appellant in de peilperiode was aangesteld als Medewerker Wijkteam en er geen grond is om aan te nemen dat die functie qua taakinhoud voor 2/3 deel of meer overeenkomt met de functie is die niet als een volgfunctie te bestempelen.
5.1
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de functie dan redelijkerwijs als een passende functie voor appellant kan worden aangremerkt.
Uitgangpunt bij de plaatsing in een passende functie is dat die van hetzelfde niveau is als de oude functie, waarbij geldt dat die bij wijze van uitzondering ook van een hoger of lager niveau mag zijn. Waarvoor geopteerd wordt, is in beginsel ter discretie van geïntimeerde. De gemaakte keuze, in zoverre daarbij de algemene rechtsbeginselen zijn gerespecteerd, kan door de ambtenarenrechter slechts terughoudend worden getoetst.
De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de functie niet in redelijkheid als een passende functie voor appellant kan worden aangemerkt. Voorop staat daarbij dat de functie van hetzelfde niveau is als de oude functie van appellant, terwijl ook zijn feitelijke functioneren op de Centrale Meldkamer als Centralist niet van een hoger niveau was dan de functie. Er is, anders dan appellant meent, geen aanleiding om de waarneming van de functie Chef Meldkamer bij het bepalen van het functieniveau te betrekken, nu geïntimeerde heeft laten zien dat van deze waarneming maar enkele keren (3x) en dan voor korte periodes (weken) sprake is geweest. Al hetgeen appellant, beargumenteerd met verklaringen van zijn vroegere chefs, verder heeft aangevoerd over de door hem in opdracht van de toenmalige Korpschef vervulde opdrachten en taken, heeft niet de waarde die hij daaraan toegekend wil zien. Ten eerste niet, omdat die nooit zijn geformaliseerd in enig rechtspositioneel besluit, terwijl, zoals reeds hiervoor is overwogen, de formele rechtspositie de basis vormt voor de plaatsing in het GPC. Maar daarbij is ook niet komen vast te staan dat die opdrachten en taken van een zodanig hoger niveau waren dat de functie redelijkerwijs niet meer als passend kan worden bestempeld voor appellant. Geïntimeerde heeft er immers afdoende beargumenteerd op gewezen dat aan die opdrachten en taken geen proces- en/of lijnverantwoordelijkheid waren verbonden, zoals die zijn verbonden aan de door appellant geambieerde hogere functies.
5.2
Uit het voorgaande volgt dat het betoog van appellant weliswaar juist is, maar niet leidt tot de door hem daarmee beoogde conclusie dat geïntimeerde hem had moeten aanstellen in een hogere functie dan hij heeft gedaan bij het rechtspositiebesluit. Het uitgangspunt van het Convenant dat de reorganisatie niet ten koste mag gaan van de rechtspositie van appellant heeft geïntimeerde bij het aanstellingsbesluit gerespecteerd.
6. Anders dan appellant betoogt, biedt het vertrouwensbeginsel geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Uit de door appellant overgelegde verklaringen, onder meer van de voormalige Korpschef, blijkt niet van concrete en zonder voorbehoud gedane toezeggingen over een hogere functie in het GKPC. Ook overigens is daarvan niet gebleken. Het lange tijd verrichten van taken en opdrachten die niet tot de oude functie van appellant behoorden gaf ook geen aanspraak op aanstelling in de door hem beoogde hogere functies, zoals in het voorgaande reeds werd uiteengezet.
7. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. D. Haan, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.