ECLI:NL:OGEAC:2023:328

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
CUR202202474 en CUR202205102 tot en met CUR202205108
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ontvankelijkheid beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW voor de jaren 2014 en 2015. De belanghebbende, woonachtig te Curaçao, had aanslagen ontvangen naar een belastbaar inkomen van NAf. 30.448. De Inspecteur had in een eerdere uitspraak op bezwaar de aanslagen voor 2015 verminderd naar NAf. 21.473. Belanghebbende stelde dat zijn belastbaar inkomen voor beide jaren nihil zou moeten zijn, omdat hij geen inkomen had genoten en dat zijn uitgaven waren betaald uit het inkomen van zijn echtgenote en kinderen.

Het Gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de Inspecteur had bevestigd dat de belastingschulden van belanghebbende niet meer zouden worden ingevorderd. Hierdoor had belanghebbende geen belang meer bij een inhoudelijke uitspraak. Daarnaast was het beroep niet tijdig ingesteld, aangezien dit meer dan twee maanden na de uitspraak op bezwaar was gebeurd. Het Gerecht merkte op dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De uitspraak concludeerde met de veroordeling tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2023
BBZ nr. CUR202202474 en CUR202205102 tot en met CUR202205108
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], woonachtig te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn, gedagtekend 16 juni 2017, voor de jaren 2014 en 2015 aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW, AVBZ en BVZ (hierna: de aanslagen) opgelegd naar een belastbaar inkomen/premie-inkomen van NAf. 30.448.
1.2
Belanghebbende heeft op 7 juli 2017 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op 30 december 2020 uitspraak op bezwaar gedaan, de aanslagen voor het jaar 2014 gehandhaafd en de aanslagen voor het jaar 2015 verminderd naar een belastbaar inkomen/premie-inkomen van NAf. 21.473.
1.3.
Op 29 april 2022 is een deel van de aanslagen ambtshalve opnieuw beoordeeld. De aanslag AOV/AWW 2014 is ambtshalve verminderd met een bedrag van NAf. 1.705.
1.4
Op 24 juni 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de aanslagen. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf. 50.
1.5.
Op 12 juni 2023 heeft de Inspecteur een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn op 8 mei 2023 uitgenodigd voor de zitting van 15 juni 2023.
1.7
Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen. De belastinggriffie van het Gerecht heeft bij e-mailbericht van 8 mei 2023 belanghebbende uitgenodigd voor de zitting. Belanghebbende heeft op 11 mei 2023 de ontvangst van de uitnodiging per e-mail bevestigd, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat belanghebbende op regelmatige wijze is uitgenodigd voor de zitting. Namens de Inspecteur is verschenen [A].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is gehuwd en heeft twee dochters. Gedurende de jaren 2014 en 2015 maakten de beide dochters deel uit van het huishouden van belanghebbende en diens echtgenote.
2.2
In 2015 heeft de echtgenote een inkomen genoten van NAf. 8.975.
2.3
Voor de jaren 2014 en 2015 heeft belanghebbende op 14 oktober 2016 een aangiftebiljet inkomstenbelasting, AOV/AWW, AVBZ en BVZ ingediend naar een belastbaar inkomen/premie-inkomen van NAf. 9.600.
2.4
De Inspecteur heeft aan belanghebbende aanslagen voor het jaar 2014 en 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen/premie-inkomen van NAf. 30.448. Daarbij is de Inspecteur uitgegaan van een geschat inkomen voor een gezin bestaande uit vier meerderjarige personen.
2.5
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur rekening gehouden met het door de echtgenote in 2015 genoten inkomen (zie 2.2), het belastbaar inkomen/premie-inkomen voor het jaar 2015 verminderd tot NAf. 21.473, alsmede de aanslagen verminderd.
2.6
Belanghebbende heeft een verklaring overgelegd waarin de oudste dochter verklaart dat zij gedurende de jaren 2014 en 2015 full time heeft gewerkt en haar vader, belanghebbende, op allerlei manieren financieel heeft ondersteund, omdat haar vader werkloos was en geen inkomen had.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen voor de jaren 2014 en 2015 tot het juiste bedrag zijn vastgesteld.
3.2
belanghebbende is van mening dat zijn belastbaar inkomen/premie-inkomen voor de jaren 2014 en 2015 dient te worden verlaagd tot nihil, omdat hij in die jaren geen inkomen heeft genoten en dat alle uitgaven en kosten zijn betaald uit het inkomen van de echtgenote (2015) en van de kinderen (2014 en 2015) van belanghebbende.
3.3
De Inspecteur meent primair dat belanghebbende niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep en subsidiair dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, omdat de vastgestelde belastbare inkomens/premie-inkomens redelijk zijn met inachtneming van de kosten van levensonderhoud van vier meerderjarige personen.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid van het beroep

4.1.
Alvorens de zaak aan een inhoudelijk oordeel te onderwerpen zal het Gerecht eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordelen.
4.2
Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen (vgl. HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844).
4.3
In zijn verweerschrift heeft de Inspecteur onder meer verklaard:
“Inmiddels is de situatie aldus dat de in April dit jaar in de media bekend is gemaakt dat aanslagen van de jaren ouder dan 2017 niet meer actief worden ingevorderd. Ik heb een uitdraai van de ontvanger gekregen (vandaag 12 juni 2023) en de aanslagen van de jaren 2014 en 2015 komen niet meer voorkomen op het overzicht.”
4.4
Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd bevestigd dat ingevolge het thans gevoerde beleid de belastingschulden van belanghebbende door de Ontvanger niet zullen worden ingevorderd. Daarmee is naar het oordeel van het Gerecht in beginsel het belang komen te ontvallen aan een rechtelijke beslissing over de hoogte van die (belasting)schuld. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij een inhoudelijke uitspraak op zijn beroep. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.5
Ten overvloede merkt het Gerecht op dat belanghebbende niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar beroep heeft ingesteld. Immers het beroep is ingesteld op 24 juni 2022, terwijl de uitspraak op bezwaar is gedagtekend 30 december 2020. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is niet gebleken. Ook wegens termijnoverschrijding dient het beroep derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Griffierecht
4.6
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoed. Immers, in materiële zin leidt het niet invorderen door de Ontvanger tot eenzelfde uitkomst als de situatie waarin de Inspecteur geheel tegemoet komt aan belanghebbende, in welk geval het griffierecht eveneens zou worden vergoed.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 3 juli 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Vellema-Meijers.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500