In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW voor de jaren 2014 en 2015. De belanghebbende, woonachtig te Curaçao, had aanslagen ontvangen naar een belastbaar inkomen van NAf. 30.448. De Inspecteur had in een eerdere uitspraak op bezwaar de aanslagen voor 2015 verminderd naar NAf. 21.473. Belanghebbende stelde dat zijn belastbaar inkomen voor beide jaren nihil zou moeten zijn, omdat hij geen inkomen had genoten en dat zijn uitgaven waren betaald uit het inkomen van zijn echtgenote en kinderen.
Het Gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de Inspecteur had bevestigd dat de belastingschulden van belanghebbende niet meer zouden worden ingevorderd. Hierdoor had belanghebbende geen belang meer bij een inhoudelijke uitspraak. Daarnaast was het beroep niet tijdig ingesteld, aangezien dit meer dan twee maanden na de uitspraak op bezwaar was gebeurd. Het Gerecht merkte op dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De uitspraak concludeerde met de veroordeling tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.