ECLI:NL:OGEAC:2023:107

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
CUR202200498
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelasting en waardebepaling van een bedrijfspand

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) die was opgelegd op 30 september 2021, waarbij de belastbare waarde was vastgesteld op NAf 1.500.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en concludeerde tot een vermindering naar NAf 1.205.000, gebaseerd op een taxatierapport van 3 september 2019. De Inspecteur handhaafde de aanslag en stelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde per waardepeildatum 1 januari 2019 correct was vastgesteld. De belanghebbende had voldoende bewijs geleverd in de vorm van een gedetailleerd taxatierapport, dat de door hem bepleite waarde van NAf 1.205.000 onderbouwde. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de door hem verdedigde waarde niet voldoende had onderbouwd en dat de waarde van de onroerende zaak moest worden vastgesteld op NAf 1.205.000. Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar werd vernietigd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen onderbouwing van taxaties door de belastinginspecteur en de rechten van belastingplichtigen om bezwaar te maken tegen onterecht hoge aanslagen. De belanghebbende had recht op een lagere aanslag, en het Gerecht bevestigde dat de waarde van de onroerende zaak correct was vastgesteld op basis van het ingediende taxatierapport.

Uitspraak

Uitspraak van 19 april 2023
BBZ nr. CUR202200498
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [adres] (hierna: de onroerende zaak) op 30 september 2021 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 1.500.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 20 oktober 2021 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 20 december 2021 bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 7 februari 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 23 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een bedrijfspand en is verdeeld in een showroom, een warehouse Parts en warehouse [adres]. Het perceel waarop de onroerende zaak is gelegen is groot 2.930 m2.
2.2
Tot de gedingstukken behoort een op 3 september 2019 gedateerd taxatierapport van makelaar en taxateur [taxateur], verbonden aan [bedrijf], waarin de marktwaarde is getaxeerd op NAf 1.205.000.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de waarde per waardepeildatum 1 januari 2019 te hoog heeft vastgesteld.
3.2
Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslag naar een waarde van NAf 1.205.000. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf

4.1
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweerschrift tardief moet worden verklaard en buiten beschouwing moet worden gelaten in deze beroepsprocedure. Het Gerecht overweegt hierover als volgt. Belanghebbende heeft tijd gehad om op het (beknopte) verweerschrift van de Inspecteur te reageren. Ter zitting heeft belanghebbende ook op het verweerschrift gereageerd. Hij is derhalve niet in zijn procespositie geschaad. Het verweerschrift wordt derhalve tot de gedingstukken gerekend. Dat neemt niet weg dat het Gerecht van oordeel is dat het een behoorlijk handelend bestuursorgaan niet past om pas een week voor de zitting voor het eerst te reageren op het beroepschrift.
Waarde onroerende zaak
4.2
Op grond van artikel 5, lid 2, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald (vgl. MvT, Ozb, P.B. 2013, no. 54, blz. 11-12, en HR 8 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
4.3
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.4
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van NAf 1.500.000 heeft de Inspecteur in zijn verweerschrift de volgende berekening opgenomen:
“Waarde opstal: 1.430 m2 x 1.000 = NAf 1.430.000
Waarde ondergrond: 2.930 x 100 =
NAf 293.000
In totaal NAf 1.723.000.”
Daarbij heeft hij vermeld dat de waarde waarop de aanslag is gebaseerd eerder te laag dan te hoog is.
4.5
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2019 niet te hoog heeft vastgesteld. De Inspecteur heeft de waardes die hij hanteert, NAf 1.000 per m2 voor de opstal en NAf 100 per m2 voor de ondergrond, niet nader onderbouwd en aldus niet inzichtelijk gemaakt hoe hij tot die waardevaststellingen is gekomen.
4.6
De Inspecteur heeft nog gesteld dat uit het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport niet blijkt dat rekening is gehouden met de waarde van de grond. Het Gerecht volgt deze stelling van de Inspecteur niet. In het taxatierapport is bij de omschrijving van het getaxeerde object de grond wel genoemd. Het Gerecht gaat er dan ook vanuit dat de taxateur de waarde van de grond meegenomen heeft bij de waardebepaling.
4.7
Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende wel aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van NAf 1.205.000 juist is. Belanghebbende heeft een taxatierapport ingebracht, met opnamedatum 22 augustus 2019. Deze datum is gelegen rond de waardepeildatum. In het taxatierapport is verder uitgebreide informatie verschaft over het perceel, de ligging, kadastrale gegevens en de grootte ervan. Dit is aangevuld met foto’s van de onroerende zaak. Verder blijkt uit het taxatierapport dat rekening is gehouden met de staat van het onderhoud en de grootte van het perceel. Het Gerecht acht het taxatierapport dermate uitgebreid dat het rapport de genoemde waarde van NAf 1.205.000 voldoende onderbouwt. Dat in het taxatierapport kennelijk een onjuiste huurwaarde is vermeld doet daar niet aan af nu het Gerecht aannemelijk acht dat daarbij sprake is van een overnamefout.
4.8
Gelet op het hiervoor overwogene zal het Gerecht de waarde van de onroerende zaak vaststellen op NAf 1.205.000. Belanghebbendes beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag OZB voor het jaar 2019 tot een aanslag naar een waarde van de onroerende zaak van NAf 1.205.000;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 19 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500