Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Vooraf
NAf 293.000
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) die was opgelegd op 30 september 2021, waarbij de belastbare waarde was vastgesteld op NAf 1.500.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en concludeerde tot een vermindering naar NAf 1.205.000, gebaseerd op een taxatierapport van 3 september 2019. De Inspecteur handhaafde de aanslag en stelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld.
Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde per waardepeildatum 1 januari 2019 correct was vastgesteld. De belanghebbende had voldoende bewijs geleverd in de vorm van een gedetailleerd taxatierapport, dat de door hem bepleite waarde van NAf 1.205.000 onderbouwde. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de door hem verdedigde waarde niet voldoende had onderbouwd en dat de waarde van de onroerende zaak moest worden vastgesteld op NAf 1.205.000. Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar werd vernietigd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen onderbouwing van taxaties door de belastinginspecteur en de rechten van belastingplichtigen om bezwaar te maken tegen onterecht hoge aanslagen. De belanghebbende had recht op een lagere aanslag, en het Gerecht bevestigde dat de waarde van de onroerende zaak correct was vastgesteld op basis van het ingediende taxatierapport.