ECLI:NL:OGEAC:2022:291

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
CUR202101335 tot en met CUR202101337
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2018

In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2018. De Inspecteur der Belastingen had op 17 juli 2020 een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 30.387, waarbij belanghebbende een bedrag aan studiekosten van NAf 24.446 als buitengewone lasten in aftrek had gebracht. De Inspecteur accepteerde echter slechts een deel van deze studiekosten en verlaagde de aanslag inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van NAf 24.510. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur handhaafde zijn standpunt. Na een pro forma beroep en een zitting op 28 juni 2022, waarin belanghebbende en haar vertegenwoordiger verschenen, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 september 2022 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende geslaagd was in haar bewijslast en dat de uitgaven aan studiekosten op haar hebben gedrukt. Het Gerecht heeft de aanslag inkomstenbelasting verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 8.556 en de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ dienovereenkomstig aangepast. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 9 september 2022
BBZ nrs. CUR202101335 tot en met CUR202101337
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 17 juli 2020 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 30.387, resulterend in een terug te ontvangen bedrag aan belasting van NAf 3.761.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 17 juli 2020 aanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2018 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 33.869, resulterend in een terug te ontvangen bedrag aan premie van respectievelijke NAf 3.151 (AOV/AWW) en NAf 394 (AVBZ).
1.3
Belanghebbende heeft op 4 september 2020 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 maart 2021 de aanslag inkomstenbelasting 2018 verminderd naar één naar een belastbaar inkomen van NAf 24.510 en de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ 2018 naar aanslagen naar premie-inkomens van 27.992.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 mei 2021 pro- forma beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50. Op 6 juli 2021 heeft belanghebbende het beroepschrift gemotiveerd.
1.6
De Inspecteur heeft op 22 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter heeft het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 15 juni 2019 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 5.940. Het belastbaar inkomen dat belanghebbende heeft aangegeven, is als volgt samengesteld.
Opbrengst Arbeid NAf 53.565
af:
Werknemersdeel premie AOV/AWW NAf 3.482
Rente en aflossing studieschuld NAf 10.000
Rente en kosten eigen woning NAf 9.364
Rente persoonlijke lening NAf 332
Uitgaven studiekosten NAf 24.446
2.2
Belanghebbende heeft in haar aangifte een bedrag van Afl. 24.446 aan studiekosten, als buitengewone lasten in aftrek gebracht.
2.3
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de ingediende aangifte en heeft de aftrek van studiekosten niet geaccepteerd. De aanslagen zijn opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 30.387 (NAf 5.940 +/+ 24.446) en een premie-inkomen van NAf 33.869.
2.4
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting 2018 verminderd naar één naar een belastbaar inkomen van NAf 24.510 en de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ 2018 naar aanslagen naar premie-inkomens van 27.992. Daarbij heeft de Inspecteur een bedrag aan studiekosten geaccepteerd van NAf 8.727. Ook heeft de Inspecteur bij het behandelen van het bezwaar, in het kader van interne compensatie, een aftrekpost van NAf 2.850 ter zake van rente en kosten eigen woning, teruggedraaid.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van een bedrag van NAf 15.718 (NAf 24.446 -/- NAf 8.727) als buitengewone lasten.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter b LvIB zijn buitengewone lasten de op belastingplichtige drukkende uitgaven terzake van opleiding of studie voor een beroep van hemzelf of zijn echtgenoot.
4.2
Als regel geldt dat studiekosten drukken in het jaar waarin zij betaald zijn, ongeacht of die betaling geschiedt uit eigen middelen of uit middelen die via de lening ter beschikking zijn gekomen (vgl. uitspraak van 24 maart 2006, nr. 2003-204 van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ8699). Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten. Deze bewijslastverdeling heeft als gevolg dat indien twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.3
In zijn uitspraak op bezwaar van 19 maart 2021 schijft de Inspecteur het volgende.
(…)‘ De reden(en) dat ik niet volledig aan uw bezwaar tegemoet kom is (zijn) als volgt:
U wordt verzocht uw bankafschriften op te sturen waaruit blijkt dat u zelf al uw studiekosten (zowel DUO en ICUC) heeft betaald;
uit de betalingsbewijzen van de instellingen blijkt niet dat de betalingen door u zelf zijn gedaan; derhalve kan niet getoetst worden op (Gerecht: of) de uitgaven op u hebben gedrukt.
De aanslag heb ik verminderd naar een belastbaar inkomen van NAf 24.510 (…)’
4.4.1
Op 14 mei 2021 heeft belanghebbende een aantal betalingsbewijzen aan de Inspecteur doen toekomen ter staving van het door haar opgevoerde bedrag aan betaalde studiekosten van NAf 24.446. Deze stukken behoren tot de gedingstukken. In zijn verweerschrift schrijft de Inspecteur hierover het volgende.
‘(…) En in de uitspraak is aan belanghebbende weer verzocht om haar bankschriften met de betalingen aan DUO en ICUS op te sturen. Pas na de uitspraak op het bezwaarschrift heeft belanghebbende in mei 2021 wat bankafschriften opgestuurd.
Belanghebbende heeft de volgende afschriften opgestuurd:
  • 31 januari 2018 f. 793,33;
  • 14 februari 2018: f. 1586,33;
  • 10 april 2018: f. 793,33;
  • 7 mei 2018: f. 800;
  • 31 mei 2018: f. 800;
  • 16 augustus: f. 4500
  • 27 augustus 2018: f. 3500
Totaal: f. 12773,29. Dit is minder dan het opgevoerde bedrag van f. 24446,04.’ (…).
4.4.2
De Inspecteur acht het niet bewezen dat het opgevoerde bedrag aan studiekosten van NAf 24.446 op belanghebbende heeft gedrukt. De Inspecteur twijfelt of de betalingen daadwerkelijk voor rekening van belanghebbende zijn gekomen. Volgens de Inspecteur had belanghebbende niet genoeg inkomen om de betalingen te doen. Met betrekking tot drie betalingen die belanghebbende heeft opgevoerd (de bedragen NAf 5.000, NAf 4.500 en NAf 2.172) voert de Inspecteur voorts aan dat daarvan geen bewijsstukken zijn overgelegd.
4.5.1
Ter zitting heeft belanghebbende wederom schermafdrukken van de spaarrekening bij de MCB Bank overgelegd als bewijs dat naast de in r.o. 4.4.1 genoemde betalingen, in 2018 nog de volgende betalingen hebben plaatsgevonden.
  • 15 oktober 2018 NAf 5.000;
  • 17 oktober 2018 NAf 4.500;
  • 19 december 2018 NAf 2.172,72.
4.5.2
Deze stukken zijn reeds via de e-mail op 14 mei 2021 door belanghebbende overgelegd. Volgens belanghebbende heeft zij de betalingen gedaan met geld dat zij op haar spaarrekening bij de MCB Bank had. De betalingen zijn van haar spaarrekening afgeschreven. De Inspecteur betwist dat en heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of het een bankrekening van belanghebbende is.
4.6.1
Het Gerecht overweegt dat op de door belanghebbende overgelegde schermafdrukken het accountnummer; [0000], de naam van belanghebbende; [belanghebbende], en de desbetreffende afschrijvingen, met datum transactie te zien zijn. Daaruit volgt dat de bankrekening van belanghebbende is en dat de betalingen van deze bankrekening zijn afgeschreven.
4.6.2
Ook van de betalingen vermeld in r.o. 4.4.1 (tot een bedrag van NAF 12.773) heeft belanghebbende bankafschriften (VidaNova Bank en Banco di Caribe NV) overgelegd. Op de bankafschriften is te zien dat voormelde bedragen telkens van de bankrekening van belanghebbende zijn afgeschreven.
4.6.3
Belanghebbende heeft voorts geloofwaardig betoogd dat de betalingen die gedaan zijn in 2018 met spaargeld zijn gebeurd. Ze heeft aangevoerd dat zij vanaf 2013 een vaste baan had en vanaf dat jaar in staat was om maandelijks een bedrag van NAf 600 te sparen voor de afbetaling van haar studiekosten mede omdat haar moeder deels in haar levensonderhoud voorzag. Een deel van het spaargeld is verder afkomstig van een verzekeringsuitkering van NAf 10.000 die ze in een eerder jaar (2009) heeft ontvangen.
4.7
De Inspecteur heeft nog aangevoerd dat op de MCB-schermafdrukken die door belanghebbende zijn ingebracht, het begin- en eindsaldo van de spaarrekening niet te zien is en dat de herkomst van de bedragen niet te achterhalen is. Informatie die volgens de Inspecteur van belang is om te kunnen beoordelen of belanghebbende genoeg inkomen had om de uitgaven te kunnen betalen. Belanghebbende heeft in dit verband betoogd dat zij de desbetreffende bankafschriften heeft opgevraagd bij de bank, maar van de bank heeft vernomen dat dergelijke bankafschriften (‘statements’) niet meer kunnen worden afgegeven. Als bewijs hiervan heeft belanghebbende een kopie van de e-mailcorrespondentie met de bank, overgelegd. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan het betoog van belanghebbende. Dat belanghebbende – door het tijdsverloop - geen ‘statements’ met begin en eindsaldo kan overleggen doet derhalve niet af aan de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij met haar spaargeld de studiekosten heeft bekostigd.
4.8
Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende geslaagd in haar bewijslast.
Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat ook de uitgaven ten bedrage van NAf 15.718 op haar hebben gedrukt.
Rente en kosten van de eigen woning
4.9
Belanghebbende had in haar aangifte voor het jaar 2018 rente en kosten van de eigen woning aangegeven ten bedrage van NAf 9.364. Die aftrekpost is door de Inspecteur met een bedrag van NAf 2.850 gecorrigeerd. Partijen zijn het erover eens dat een bedrag van NAf 2.449 niet als persoonlijke lasten in de zin van artikel 16, lid 1, letter h, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB)) geldt. Met betrekking tot de in aftrek gebrachte verzekeringskosten ten bedrage van NAf 401 ziet slechts een bedrag van NAf 235,48 op verzekeringskosten die in 2018 zijn betaald. De correctie bedraagt derhalve NAf 2.615 (NAf 2.449 +/+ 235). Het aftrekbaar bedrag aan rente en kosten van de eigen woning bedraagt derhalve NAf 6.749 (NAf 9.364 -/- 2.615).
Berekening belastbaar inkomen
4.1
Het belastbaar inkomen wordt berekend op een bedrag van: NAf 8.556.
Opbrengst Arbeid NAf 53.565
minus
Werknemersdeel premie AOV/AWW NAf 3.482
Rente en aflossing studieschuld NAf 10.000
Rente en kosten eigen woning NAf 6.749
Rente persoonlijke lening NAf 332
Uitgaven studiekosten NAf 24.446

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en de premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2018 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2018 tot één naar een belastbaar inkomen van NAf 8.556;
- vermindert de aanslagen premies AOV/AWW, en premie AVBZ dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 9 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500