ECLI:NL:OGEAC:2022:177

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
CUR202102841
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en aftrek studiekosten van belanghebbende met studerende kinderen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die vier studerende kinderen heeft, had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2018 een bedrag van NAf 40.000 aan studiekosten in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft echter slechts een klein bedrag in aftrek toegestaan, wat leidde tot een geschil over de juistheid van de opgelegde aanslagen. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op een hoger bedrag aan aftrek voor studiekosten. De overgelegde bankafschriften gaven geen duidelijkheid over de daadwerkelijk betaalde studiekosten, en er was geen inzicht in de studiefinanciering die de kinderen hadden ontvangen. Het Gerecht volgde het standpunt van de Inspecteur en handhaafde de aanslagen, met uitzondering van een correctie op het werknemersdeel AOV/AWW, dat alsnog in aftrek werd toegestaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om voldoende bewijs te leveren voor aftrekposten en de rol van de belastingdienst in het vaststellen van de juiste bedragen voor belastingaanslagen.

Uitspraak

[Uitspraak van 27 juni 2022
BBZ nrs. CUR202102841 t/m CUR202102844
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 27 maart 2020 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 350.068, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 7.889.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 27 maart 2020 aanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 350.068, resulterend in een teruggave van respectievelijk NAf 4.886 en NAf 190.
1.3
Belanghebbende heeft op 10 juni 2020 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 juli 2021 de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 20 september 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 19 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B], verbonden aan [X]. Namens de Inspecteur is verschenen [C].
1.8
Belanghebbende heeft op verzoek van het Gerecht op 23 juni 2022 de opgelegde aanslagen overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft vier studerende kinderen, te weten [K] (geboren [geboortedatum]), [L] ([geboortedatum]), [M] ([geboortedatum]) en [N] ([geboortedatum]).
2.2
In het jaar 2018 studeerden [K] en [M] in Nederland aan de Hogeschool Rotterdam, [L] studeerde in het Verenigd Koninkrijk aan de University of Sheffield. [N] studeerde vanaf september 2018 in Nederland aan de Hogeschool Van Hall Larenstein.
2.3
Belanghebbende heeft op 21 februari 2019 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 304.104.
2.4
In zijn aangifte heeft belanghebbende kindertoeslag ter zake van zijn vier kinderen toegepast. Hij heeft vier maal het bedrag van categorie I (een kind van 16 tot 27 jaar dat elders verblijft om een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding te volgen) in zijn aangifte aangegeven, totaal NAf 5.816 (4 x NAf 1.454). De Inspecteur heeft dit bedrag bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting geaccepteerd.
2.5
Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van NAf 8.776 als werknemersdeel AOV/AWW als persoonlijke vermindering in aftrek gebracht. Dit bedrag heeft de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag niet in aftrek toegelaten.
2.6
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2018 een bedrag van NAf 7.200 in aftrek gebracht ter zake van alimentatie. In de bij het opleggen van de aanslagen door de Inspecteur verstuurde afwijkingenbrief staat dat de alimentatiekosten niet worden gehonoreerd. Desondanks heeft de Inspecteur bij het opleggen van de aanslagen de kosten van alimentatie in aftrek toegelaten.
2.7
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2018 een bedrag van NAf 40.000 in aftrek gebracht ter zake van uitgaven voor studiekosten van kinderen tot en met 26 jaar. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen een bedrag van NAf 2.813 in aftrek toegelaten.
2.8
De aanslag inkomstenbelasting is, rekening houdende met het voorgaande, opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 350.068 en een te betalen bedrag aan belasting van NAf 7.889. De aanslagen premieheffing zijn vastgesteld naar een premie-inkomen van NAf 350.068.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat de Inspecteur ten onrechte een bedrag ter zake van studiekosten heeft gecorrigeerd. Daarnaast stelt belanghebbende dat ten onrechte aftrek van alimentatie niet is geaccepteerd.
3.3
De Inspecteur stelt dat ten onrechte een bedrag van NAf 8.776 aan werknemersdeel AOV/AWW en een bedrag van NAf 783 aan studiekosten niet in aftrek zijn toegestaan. Daarnaast stelt de Inspecteur dat belanghebbende een te hoog bedrag aan kindertoeslag heeft genoten. De Inspecteur concludeert tot vermindering van het belastbaar- en premie-inkomen.

4.OVERWEGINGEN

Aanslag premie BVZ

4.1
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de aanslag BVZ 2018. In een e-mail bericht van belanghebbende van 23 juni 2022, waarin belanghebbende de aanslagen heeft overgelegd, vermeldt belanghebbende dat geen aanslag premie BVZ is opgelegd omdat belanghebbende particulier verzekerd was. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
Aanslag inkomstenbelasting
Werknemersdeel AOV/AWW
4.2
De Inspecteur heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat het werknemersdeel AOV/AWW van NAf 8.776 dat belanghebbende als persoonlijke vermindering in de aangifte heeft aangegeven, ten onrechte niet in aftrek is toegestaan. Het Gerecht zal dit standpunt van de Inspecteur volgen en het bedrag van NAf 8.776 alsnog in aftrek toestaan.
Studiekosten
4.3
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de ticketkosten van [N], die zijn gemaakt voor de vlucht in juli 2018 naar Nederland, niet aftrekbaar zijn.
4.4
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter e van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) zijn als buitengewone lasten aftrekbaar de op de belastingplichtige drukkende uitgaven van een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding voor eigen kinderen tot 27 jaar tot ten hoogste NAf 10.000 per kind (hierna: studiekosten).
4.5
Op grond van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB worden tot de buitengewone lasten ter zake van (zuivere) studiekosten uitsluitend gerekend i) school- of collegegeld, ii) kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, lid 2, letter a, LIB (onder meer computers, printers en geluidsapparatuur), almede iii) kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.6
De hiervoor vermelde studiekosten zijn slechts aftrekbaar voor zover ze op belanghebbende drukken. Voor zover genoten studiefinanciering betrekking heeft op studiekosten, moeten die kosten geacht worden daaruit te zijn voldaan en drukken ze niet op de ouders van de student, ook al hebben zij die kosten voor hun rekening genomen (vgl. GEA Curaçao 27 juni 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:144).
4.7
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten.
4.8
De belastingdienst voert een beleid op grond waarvan een studiebeurs of een studielening die wordt genoten door een in het buitenland studerend kind aan een Mbo-instelling respectievelijk een Hbo-instelling of universiteit, voor 20% respectievelijk 25% geacht wordt betrekking te hebben op de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal).
4.9
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat een bedrag van NAf 783 ter zake van betaalde ouderbijdrage voor [N] alsnog in aftrek toegelaten moet worden. Het Gerecht zal dit standpunt volgen.
4.1
Voor het overige heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hoger bedrag aan aftrek van studiekosten. Belanghebbende heeft een bankoverzicht met afschrijvingen overgelegd waarvan het Gerecht aannemelijk acht dat het zijn eigen bankafschriften betreft. Uit de bankafschriften is echter niet af te leiden welk bedrag aan studiekosten belanghebbende heeft betaald. Weliswaar heeft belanghebbende een gespecificeerd overzicht verstrekt van de door hem betaalde collegegelden en studiekosten, maar uit de daaraan ten grondslag liggende bescheiden zijn de opgesomde bedragen niet af te leiden. Daar komt bij dat niet duidelijk is of de door belanghebbende vermelde studiekosten wel (zuivere) studiekosten betreffen in de zin van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB. Bovendien heeft belanghebbende niet inzichtelijk gemaakt welke bedragen aan studiefinanciering [K], [L] en [M] hebben ontvangen, zodat niet bekend is of een bedrag en zo ja welk bedrag aan studiekosten op belanghebbende wordt geacht te drukken.
Kindertoeslag
4.11
Belanghebbende heeft in zijn aangifte vier maal kindertoeslag van categorie I ten bedrage van NAf 1.454 aangegeven. De Inspecteur heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat belanghebbende ten onrechte voor [N] een bedrag aan kindertoeslag in categorie I heeft genoten. [N] is immers pas in juli 2018 naar het buitenland verhuisd. De Inspecteur stelt dat belanghebbende voor [N] recht heeft op kindertoeslag van categorie III.
4.12
Het Gerecht stelt voorop dat de omstandigheid dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting de aangifte op het punt van de kindertoeslag heeft gevolgd niet met zich meebrengt dat hij daar in een latere fase niet meer op terug mag komen. De Inspecteur mag zogenaamde interne compensatie toepassen mits hij daarmee niet handelt in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Dat laatste is gesteld noch gebleken.
4.13
Ingevolge artikel 23A, lid 1 LIB geniet de binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtige voor een eigen kind tot 27 jaar een kindertoeslag op de basiskorting afhankelijk van de categorie waartoe het kind behoort.
4.14
Op grond van artikel 23A, lid 2, letter a LIB wordt ingedeeld in categorie I: een kind van 16 tot 27 jaar dat elders verblijft om onderwijs te volgen. Artikel 23A, lid 2, letter c LIB bepaalt dat ingedeeld wordt in categorie III: een kind van 16 tot 27 jaar dat tot het huishouden van de belastingplichtige behoort en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding anders dan die bedoeld in onderdelen a en b. Artikel 23A, lid 3 LIB bepaalt, voor zover hier van belang, dat voor toepassing van het eerste en tweede lid de toestand bij het begin van het kalenderjaar beslissend is.
4.15 [
N] woonde op 1 januari 2018 in Curaçao, waardoor belanghebbende ten onrechte een kindertoeslag van categorie I heeft genoten, deze categorie ziet immers op een kind dat elders verblijft om onderwijs te volgen. Belanghebbende heeft voor [N] recht op de kindertoeslag van categorie III, een kind dat tot het huishouden van de belastingplichtige behoort. Het Gerecht zal op grond van het voorgaande het standpunt van de Inspecteur volgen. Het Gerecht stelt vast dat belanghebbende op grond van artikel 24A, lid 7 LIB (tekst 2018) voor [N] recht heeft op een bedrag van twee maal NAf 95 = 190 (categorie III). De kindertoeslag dient aldus verminderd te worden met een bedrag van NAf 1.454 -/- NAf 190 = NAf 1.264.
Slotsom
4.16
Gelet op het hiervoor overwogene dient het belastbaar- en premie-inkomen van belanghebbende vastgesteld te worden op NAf 350.068 -/- NAf 8.776 (werknemerspremie AOV/AWW) -/- NAf 783 (studiekosten) = NAf 340.509. Daarnaast dient de kindertoeslag vastgesteld te worden op NAf 5.816 (aangifte) -/- NAf 1.264 (zie 4.14) = NAf 4.552.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslag BVZ niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot naar een belastbaar inkomen van NAf 340.509 en rekening houdend met een kindertoeslag van NAf 4.552;
- vermindert de aanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 340.509;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 27 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat om de uitspraak
te ondertekenen.
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500