ECLI:NL:OGEAC:2022:173

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
CUR202201015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigverklaring van huwelijk en rechtsgeldigheid

In deze zaak heeft de dochter, wonende in Nederland, een verzoek ingediend tot nietigverklaring van het huwelijk tussen haar vader en zijn echtgenote, dat op 24 oktober 2019 in Curaçao is gesloten. De dochter stelt dat haar vader ten tijde van het sluiten van het huwelijk niet wilsbekwaam was en daarom niet in staat was de gevolgen van het huwelijk te overzien. Het verzoekschrift werd op 8 maart 2022 ingediend, gevolgd door een verweerschrift met een zelfstandig verzoek van de vader en de echtgenote op 25 mei 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2022, waarbij de partijen en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de dochter haar verzoek voorwaardelijk gemaakt, afhankelijk van de uitkomst van het verzoek van de vader en de echtgenote.

De vader en de echtgenote hebben verweer gevoerd en verzocht om een verklaring voor recht dat hun huwelijk rechtsgeldig is. Zij stellen dat de vader ten tijde van de huwelijkssluiting in staat was zijn wil te bepalen. De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een verklaring voor recht kan worden gegeven in een verzoekschriftenprocedure, maar dat deze moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Aangezien de dochter haar verzoek voorwaardelijk had gemaakt en de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek, heeft de rechter besloten dat er geen verdere beslissing op het verzoek van de dochter nodig is.

De rechter heeft uiteindelijk de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard en op 30 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
zaaknummer: CUR202201015

Beschikking van 30 juni 2022

op het verzoek van:

[verzoekster],

wonende in Nederland,
verzoekster, hierna: de dochter,
gemachtigde: mr. V.S. La Fleur,
tegen

[verweerder sub 1],

en
[verweerster sub 2],
beiden wonende in Curaçao,
verweerders, hierna: de vader respectievelijk de echtgenote,
gemachtigden: mrs. C. Van der Slikke en D. Doornbos,

De procedure

1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 8 maart 2022 ingediend;
  • het verweerschrift met een zelfstandig verzoek, op 25 mei 2022 ingediend;
  • de akte wijziging verzoek namens de verzoekster, ingediend op 2 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling op 2 juni 2022, waarbij zijn verschenen de verzoekster bij gemachtigde, de man en de vrouw, bijgestaan door mr. Doornbos en mr. Van der Slikke, en waarbij namens de verzoekster een pleitnotitie is overgelegd.
2. De uitspraak is bepaald op heden.

De feiten

3. De dochter is het enige kind van de vader.
4. De vader en de echtgenote zijn op 24 oktober 2019 in Curaçao met elkaar gehuwd.

De verzoeken

5. Aanvankelijk verzocht de dochter het tussen de vader en de echtgenote gesloten huwelijk nietig te verklaren en te bepalen dat de nietigverklaring terug zal werken tot op het tijdstip van de huwelijksvoltrekking. Zij voerde in dat verband aan dat de vader bij het sluiten van het huwelijk niet wilsbekwaam was en dus niet in staat was de gevolgen van het sluiten van het huwelijk te overzien.
6. Na akte van wijziging verzocht de dochter:
voor recht te verklaren dat de zinsnede “echter deze alleen na de ontbinding van het huwelijk” van artikel 1:69 lid 1 sub c BW in strijd is met de Staatsregeling van Curaçao en/of het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en/of het Internationaal Verdrag voor burgerrechten en politieke rechten, alsmede;
voor recht te verklaren dat de zinsnede “echter deze alleen na de ontbinding van het huwelijk” van artikel 1:69 lid 1 sub c Burgerlijk Wetboek Curaçao geen toepassing vindt, althans steeds datgene voor recht verklaart dat recht doet aan de strekking en de bedoeling van het verzoek; alsmede;
in geval verzoekster niet-ontvankelijk zou worden verklaard, het openbaar ministerie in de gelegenheid stellen zich te voegen, althans tussen te komen, opdat zij een verzoek inzake nietigverklaring van het huwelijk kan doen wegen strijdigheid met de openbare orde.
horen van de heer [verweerder sub 1], alsmede;
horen van mevrouw [naam 1] (zus van de vader, tante van de dochter), alsmede;
het horen van dr. F. Heijtel.
7. Ter zitting is namens de dochter aanvankelijk verklaard dat zij haar verzoek wenst in te trekken, maar uitsluitend als de vader en de echtgenote ook hun verzoek intrekken, en heeft de dochter uiteindelijk haar verzoek voorwaardelijk gemaakt in die zin dat als voorwaarde geldt dat het verzoek van de vader en de echtgenote niet wordt toegewezen.
8. De vader en de echtgenote voeren gemotiveerd verweer en verzoeken bij zelfstandig verzoek voor recht te verklaren dat het tussen de man en de vrouw op 24 oktober 2019 gesloten huwelijk rechtsgeldig is. Zij stellen in dat verband dat de man ten tijde van de huwelijkssluiting in staat was zijn wil te bepalen en dat het huwelijk daarom geldig is.

De beoordeling

9. Gelet op het voorwaardelijk karakter van het verzoek van de dochter zal het gerecht eerst het verzoek van de vader en de echtgenote beoordelen.
10. Een verklaring voor recht kan worden gegeven in een verzoekschriftenprocedure als de onderhavige, maar die verklaring dient dan wel (a) betrekking te hebben op een wetsbepaling en binnen de grenzen daarvan te blijven en (b) beperkt te blijven tot de rechtsverhouding in geschil tussen de verzoeker en de verweerder. [1]
Het verzoek van de vader en de echtgenote valt niet binnen dit kader. In de eerste plaats niet omdat er geen sprake is van een rechtsverhouding in geschil. Zo wenste de dochter haar verzoek al in te trekken. Ter zitting is namens de vader en de echtgenote aangevoerd dat het tegenverzoek een uitgebreidere strekking heeft, en zich ook tegen derden (bijvoorbeeld de tante) richt. Die derden zijn echter niet in de procedure betrokken, waardoor er ook in zoverre geen sprake is van een rechtsverhouding in geschil.
In de tweede plaats kan terzake geen verklaring voor recht worden gegeven omdat er geen wetsbepaling is op grond waarvan de rechter de rechtsgeldigheid van een huwelijk kan (en mag) vaststellen. Zo’n verklaring zou ook in strijd zijn met het systeem van de wet (afdeling 1:5 BW), dat immers uitgaat van rechtsgeldigheid van het huwelijk totdat het nietig is verklaard. [2]
Uit het voorgaande volgt dat de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk in hun verzoek zijn.
11. Nu de voorwaarde is vervuld, behoeft op het verzoek van de dochter niet te worden beslist.
12.Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal het gerecht de proceskosten compenseren.

De beslissing

Het gerecht:
a. verklaart de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk in hun verzoek,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 30 juni 2022 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 31 maart 2000, NJ 2000,497ECLI:NL:PHR:2000:AA5319
2.Afdeling 1:5 BW kent verscheidene gronden voor nietigverklaring, te weten in: