In deze zaak heeft de dochter, wonende in Nederland, een verzoek ingediend tot nietigverklaring van het huwelijk tussen haar vader en zijn echtgenote, dat op 24 oktober 2019 in Curaçao is gesloten. De dochter stelt dat haar vader ten tijde van het sluiten van het huwelijk niet wilsbekwaam was en daarom niet in staat was de gevolgen van het huwelijk te overzien. Het verzoekschrift werd op 8 maart 2022 ingediend, gevolgd door een verweerschrift met een zelfstandig verzoek van de vader en de echtgenote op 25 mei 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2022, waarbij de partijen en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de dochter haar verzoek voorwaardelijk gemaakt, afhankelijk van de uitkomst van het verzoek van de vader en de echtgenote.
De vader en de echtgenote hebben verweer gevoerd en verzocht om een verklaring voor recht dat hun huwelijk rechtsgeldig is. Zij stellen dat de vader ten tijde van de huwelijkssluiting in staat was zijn wil te bepalen. De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een verklaring voor recht kan worden gegeven in een verzoekschriftenprocedure, maar dat deze moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Aangezien de dochter haar verzoek voorwaardelijk had gemaakt en de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek, heeft de rechter besloten dat er geen verdere beslissing op het verzoek van de dochter nodig is.
De rechter heeft uiteindelijk de vader en de echtgenote niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard en op 30 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.