ECLI:NL:PHR:2000:AA5319
Parket bij de Hoge Raad
- M. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Benadeling van parttime werknemers in medezeggenschapswerk onder de Wet op de ondernemingsraden
In deze zaak staat de vraag centraal of een verklaring voor recht kan worden gegeven in een verzoekschriftprocedure ingevolge de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en of er sprake is van benadeling van een parttime werkneemster die werkzaamheden verricht voor een onderdeelcommissie. Verzoekster, werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen N.V. (NS) als reserve-groepsleidster, heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimum van 20 en een maximum van 32 uur per week. Sinds 1992 is zij lid van de onderdeelcommissie van de Ondernemingsraad van de NS en sinds 1993 is zij lid-secretaris van het overlegorgaan. Verzoekster heeft verzocht om structureel voor meer dan 20 uur per week opgeroepen te worden, zodat zij haar medezeggenschapswerk kan combineren met haar functie als groepsleidster. NS heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot een rechtszaak.
De kantonrechter heeft in eerste aanleg de verzoeken van verzoekster afgewezen, met de overweging dat de verdeling van de uren door verzoekster zelf is gemaakt en dat dit geen benadeling door NS oplevert. In hoger beroep heeft de rechtbank de vraag behandeld of verzoekster recht heeft op een verklaring voor recht dat zij niet benadeeld mag worden in haar positie als parttime werknemer die medezeggenschapswerk verricht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verplichting van de werkgever om parttime werknemers niet te benadelen niet zo ver gaat dat zij hen in staat moet stellen om bestuursfuncties in het medezeggenschapswerk te combineren met hun hoofdfunctie zonder financiële nadelen.
De Hoge Raad heeft de zaak uiteindelijk beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van benadeling in de zin van artikel 21 WOR. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep van verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. De zaak benadrukt de uitdagingen waarmee parttime werknemers worden geconfronteerd in hun rol binnen medezeggenschapsorganen en de noodzaak voor werkgevers om een evenwicht te vinden tussen budgettaire overwegingen en de rechten van werknemers.