ECLI:NL:OGEAC:2022:16

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
CUR202100329, CUR202100330 en CUR202100331
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had op 21 juni 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2014 ontvangen. Na bezwaar gemaakt te hebben op 24 juni 2020, verklaarde de Inspecteur op 9 oktober 2020 de bezwaren niet-ontvankelijk, maar verminderde hij de aanslagen en vernietigde hij de verzuimboete. Belanghebbende heeft vervolgens op 19 januari 2021 beroep ingesteld, maar dit bleek buiten de wettelijke termijn van twee maanden te zijn ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de beroepstermijn was aangevangen op 13 november 2020, na de postbezorging van de uitspraken op bezwaar op 12 november 2020. Aangezien het beroepschrift te laat was ingediend, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Tevens werd overwogen dat het bezwaar ook niet-ontvankelijk was, omdat dit eveneens buiten de termijn was ingediend zonder verschoonbare omstandigheden. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in belastingzaken en de gevolgen van termijnoverschrijding.

Uitspraak

Uitspraak van 11 februari 2022
BBZ nrs. CUR202100329, CUR202100330 en CUR202100331
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 21 juni 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar en premie- inkomen van NAf 19.500. Tegelijkertijd met de aanslag inkomstenbelasting is een verzuimboete opgelegd van NAf 250.
1.2
Belanghebbende heeft op 24 juni 2020 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 9 oktober 2020 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft ambtshalve de aanslagen verminderd tot naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 18.000 en hij heeft de verzuimboete vernietigd.
1.4
Belanghebbende heeft op 19 januari 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 22 januari 2021 een aanvulling op haar beroepschrift ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 17 januari 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 25 januari 2022 een pleitnota opgestuurd.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende was aanwezig [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.2
De onderhavige uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 9 oktober 2020. Het beroepschrift is op 19 januari 2021 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.3
De regel dat beroep moet worden ingediend binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar leidt uitzondering indien de uitspraak na de datum van dagtekening is bekendgemaakt. In dat geval vangt de termijn voor het instellen van beroep op de dag na bekendmaking. Bekendmaking van de uitspraak kan geschieden door terpostbezorging. [1]
2.4
Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat de uitspraken op bezwaar pas na de datum van dagtekening ter post zijn bezorgd. De poststempel op de enveloppe waarin de uitspraken op bezwaar, aldus belanghebbende, zijn verzonden, heeft als datum 12 november 2020.
2.5
Gelet op de poststempel moet aangenomen worden dat de uitspraken uiterlijk op 12 november 2020 ter post zijn bezorgd. Dit brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op 13 november 2020. Het beroepschrift is ingediend op 19 januari 2021, dat is buiten de termijn van twee maanden en dus te laat.
2.6
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat zij pas op 19 november 2020 op de hoogte is gekomen van de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende resteert op die datum nog een beroepstermijn van zeven weken.
2.7
Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’. [2] Deze termijn van twee weken is evenwel niet relevant, nu belanghebbende na kennisneming van de uitspraken op bezwaar nog een beroepstermijn resteerde van zeven weken. [3] Belanghebbende heeft buiten de beroepstermijn beroep ingesteld, zodat het beroep niet- ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke behandeling komt het Gerecht niet toe.
2.8
Ten overvloede overweegt het Gerecht dat ook het bezwaar niet- ontvankelijk is nu dit is ingediend buiten de termijn van twee maanden na dagtekening van de aanslagen zonder dat belanghebbende omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan die termijnoverschrijding verschoonbaar is.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor 2014 niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 11 februari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102.
2.vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147.
3.vgl. Gemeenschappelijk Hof 12 augustus 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:159.