ECLI:NL:OGEAC:2022:135

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
CUR202101461
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen aanslag inkomstenbelasting wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 mei 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018. De aanslag was opgelegd op 4 september 2020, en belanghebbende had op 27 oktober 2020 bezwaar gemaakt. De Inspecteur deed op 11 december 2020 uitspraak op bezwaar, waarbij de aanslag werd verminderd. Belanghebbende heeft echter pas op 30 april 2021 beroep ingesteld, wat buiten de wettelijke termijn van twee maanden viel. Het Gerecht oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat belanghebbende niet 'zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk' in beroep was gekomen na kennisname van de uitspraak op bezwaar. De uitspraak op bezwaar was ter post bezorgd op 9 februari 2021, waardoor de beroepstermijn op 10 februari 2021 begon. De conclusie was dat het beroep niet-ontvankelijk was, en het Gerecht kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De proceskosten werden niet vergoed, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 24 mei 2022
BBZ nr. CUR202101461
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 4 september 2020 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 57.061.
1.2
Belanghebbende heeft op 27 oktober 2020 tegen bovengenoemde aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 11 december 2020 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag inkomstenbelasting voor 2018 verminderd naar een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 55.403.
1.4
Belanghebbende heeft op 30 april 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 30 juni 2021 en op 15 maart 2022 het Gerecht aanvullende stukken doen toekomen.
1.6
De Inspecteur heeft op 23 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van haar partner, de heer [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Het onderzoek is gesloten.

2.GESCHIL

2.1
In geschil is nog enkel de door belanghebbende opgevoerde premie eigenrisicoverzekering. De Inspecteur stelt dat deze kosten niet in aftrek kunnen worden toegelaten omdat voorgenoemde verzekering geen aflopende risicoverzekering betreft, zoals dat wettelijk vereist is.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur door in verschillende jaren de premies in aftrek toe te staan, het vertrouwen heeft gewekt dat de aftrek ook in het jaar 2018 toegestaan zou worden. De hypotheekrenteaftrek is niet langer in geschil.

3.OVERWEGINGEN

3.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
3.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
3.3
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 11 december 2020. Het beroepschrift is op 30 april 2021 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
3.4
De regel dat beroep moet worden ingediend binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar leidt uitzondering indien de uitspraak na de datum van dagtekening is bekendgemaakt. In dat geval vangt de termijn voor het instellen van beroep op de dag na bekendmaking aan. Bekendmaking van de uitspraak kan geschieden door terpostbezorging. [1]
3.5
Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat de uitspraak op bezwaar pas na de datum van dagtekening ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft als bewijs een kopie van de voorzijde van de enveloppe waarin de uitspraak op bezwaar volgens belanghebbende is verzonden, overgelegd. Op de enveloppe staat een poststempel met de datum 9 februari 2021.
3.6
Gelet op de poststempel moet aangenomen worden dat de uitspraak op 9 februari 2021 ter post is bezorgd. Dit brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op 10 februari 2021. Het beroepschrift is ingediend op 30 april 2021, dat is buiten de termijn van twee maanden en dus te laat.
3.7
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat zij pas eind maart 2021 op de hoogte is gekomen van de uitspraak op bezwaar.
3.8
Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’. [2] Belanghebbende heeft pas op 30 april 2021, dat is buiten voorgenoemde beroepstermijn, beroep ingesteld, zodat het beroep niet- ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke behandeling komt het Gerecht niet toe.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2018 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 24 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter is buiten
staat de uitspraak te ondertekenen.
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102.
2.Vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147.