ECLI:NL:OGEAC:2021:63

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
CUR20202101 en CUR202002102
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag onroerendezaakbelasting en vastgestelde waarde

In deze zaak is in geschil de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) en de vastgestelde waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014. De belanghebbende, wonende te Curaçao, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2018, die zijn opgelegd naar een waarde van NAf 590.000. De belanghebbende heeft op 8 januari 2019 bezwaar gemaakt en op 16 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De zitting vond plaats op 23 maart 2021, waarbij de rechter via videoverbinding de zitting leidde vanwege coronamaatregelen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Evenzo heeft de belanghebbende niet kunnen bewijzen dat de door hem bepleite waarde van NAf 490.000 juist is. Het Gerecht heeft daarom de waarde in goede justitie vastgesteld op NAf 525.000. Het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 is gegrond verklaard, terwijl het bezwaar tegen de aanslag OZB 2018 niet-ontvankelijk is verklaard. De Inspecteur is verplicht het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nrs. CUR20202101 en CUR202002102
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [adres 01] (hierna: de onroerende zaak) op respectievelijk 12 en 19 november 2018 aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor de jaren 2014 en 2018 opgelegd naar een waarde van NAf 590.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 8 januari 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 16 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
Belanghebbende heeft op 17 maart 2021 een pleitnota ingediend.
1.5
De Inspecteur heeft op 18 maart 2021 verweerschriften ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 18 maart 2021 de aanslagen OZB 2014 en 2018 ambtshalve verminderd tot aanslagen naar een waarde van NAf 580.000.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door haar moeder [A] van [X] NV. Namens de Inspecteur is niemand verschenen. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

2.1
De bezwaarschriften tegen de aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2018 zijn op 8 januari 2019 door de Inspecteur ontvangen.
2.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 8 oktober 2019, een uitspraak heeft gedaan.
2.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 8 oktober 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
2.4
Belanghebbende heeft op 16 juli 2020 beroepen ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Deze beroepen zijn mitsdien ontvankelijk.
2.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.6
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. Het bezwaar van belanghebbende voor het onderhavige jaren 2014 en 2018 is gericht tegen de vastgestelde waarde. Het bezwaar voor het jaar 2014 is mitsdien ontvankelijk en het bezwaar voor het jaar 2018 is niet-ontvankelijk.
2.7
Dit neemt evenwel niet weg dat als in onderhavige procedure voor het jaar 2014 de vastgestelde waarde wordt verminderd, deze verminderde waarde heeft te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018.
Belastbare waarde
2.8
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaand woning met zwembad, gelegen op een perceel met een oppervlakte van 1.620 m². De woning heeft een woonoppervlakte van 290 m². Voor het vorige tijdvak (grondbelasting 2012-2013) is de waarde van de onroerende zaak na bezwaar vastgesteld op NAf 580.000.
2.9
Op grond van artikel 5, lid 2, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald (vgl. MvT, Ozb, PB 2013, no. 54, blz. 11-12, en HR 8 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
2.1
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
2.11
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van NAf 590.000 heeft de Inspecteur de volgende berekening overgelegd:
Oppervlakte
Waarde per m2
Waarde
Perceel
1620 m2
NAf 150
NAf 243.000
Woning
290 m2
NAf 1.200
NAf 348.000
Totaal
NAf 591.000
2.12
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014 niet te hoog heeft vastgesteld. Zo heeft de Inspecteur niet duidelijk kunnen maken waarop de waarde per m2 is gebaseerd. Daarnaast heeft de Inspecteur geen gebruik gemaakt van de wettelijk voorgeschreven vergelijkingsmethode om tot de waarde van de onroerende zaak te komen.
2.13
Dit betekent overigens niet dat de door belanghebbende bepleite waarde zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005: AU4300). Naar het oordeel van het Gerecht heeft ook belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van NAf 490.000 juist is. Ter onderbouwing van deze waarde heeft belanghebbende gewezen op een verkoopadvertentie uit december 2018 betreffende het object [adres 01]. Dit object betreft een perceel van 1.300 m2 met daarop gebouwd een woning met een woonoppervlakte van 275 m2 zonder zwembad. De vraagprijs voor dit object bedraagt NAf 490.000. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat dit object eind 2020 is verkocht voor NAf 450.000. Belanghebbende heeft echter op generlei wijze inzichtelijk gemaakt op welke wijze deze verkoopprijs kan worden herleid tot de door haar voorgestane waarde voor de onroerende zaak van NAf 470.000, zodat ook belanghebbende niet is geslaagd in haar bewijslast.
2.13
Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door haar voorgestane waarde aannemelijk te maken, stelt het Gerecht, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op NAf 525.000.
2.14
Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 gegrond verklaren en deze aanslag verminderen, en het bezwaar tegen de aanslag OZB 2018 niet-ontvankelijk verklaren.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, nu geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand. Het beroep is immers ingesteld door Templan NV, een vennootschap waarvan belanghebbende middellijk de helft van de aandelen houdt. Belanghebbende is zelf belastingadviseur. Het beroepschrift is getekend door de directeur van Templan NV, zijnde de moeder van belanghebbende. Zij heeft in het kader van een boekenonderzoek eerder verklaard dat de onderneming van Templan NV aan huis is gevestigd, meer een familie-zaak is en dat belanghebbende werkzaamheden verricht voor Templan NV. Niet is gesteld of gebleken dat ten tijde van de indiening van de bezwaar- en beroepschriften de situatie anders was. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat de door Templan NV verleende rechtsbijstand niet door een derde is verricht (vgl. GEA Curaçao 2 oktober 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:229).
3.2
Wel dient de Inspecteur op grond artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag OZB 2018 niet-ontvankelijk;
- vermindert de aanslag OZB 2014 tot een aanslag naar een belastbare waarde van NAf 525.000; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500