ECLI:NL:OGEAC:2021:251

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
CUR202004484 en CUR202004485
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017

In deze zaak gaat het om de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017 die zijn opgelegd aan de belanghebbende, een ingezetene van Curaçao. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarbij hij stelt dat hij recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de inkomsten uit arbeid die hij in de Verenigde Staten heeft genoten. De Inspecteur heeft dit niet weersproken en heeft voor de jaren 2012 tot en met 2016 aangetoond dat de aanslagen in die jaren zijn verminderd naar nihil. Het Gerecht heeft op 28 december 2021 geoordeeld dat de aanslag inkomstenbelasting voor 2017 ook naar nihil moet worden verminderd, omdat de Inspecteur in dit geval niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van de belanghebbende.

Daarnaast is er een geschil over de aanslag premie BVZ. De belanghebbende is niet verzekerd volgens de Landsverordening BVZ, omdat hij niet zonder vergunning tot verblijf in Curaçao is toegelaten. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de aanslag premie BVZ voor 2017 ten onrechte is opgelegd en heeft deze vernietigd. Het Gerecht heeft de bezwaren van de belanghebbende gegrond verklaard en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is op 28 december 2021 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.

Uitspraak

Uitspraak van 28 december 2021
BBZ nrs. CUR202004484 en CUR202004485
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 28 december 2018 een aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 241.580, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 43.183.
1.2
Aan belanghebbende is op 28 december 2018 een aanslag premie BVZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 150.000, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 9.750.
1.3
Belanghebbende heeft op respectievelijk 4 februari 2019 (BVZ) en 14 februari 2019 (IB) tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 3 november 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 augustus 2021 een pleitnota en nadere stukken ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken met de nummers CUR202001938 tot en met CUR202001947.
1.7
Aan de Inspecteur is gelegenheid gegeven na afloop van de zitting nadere stukken in te dienen. De Inspecteur heeft op 6 september 2021 screenprints overgelegd.
1.8
Belanghebbende heeft op 7 september 2021 op de overgelegde stukken van de Inspecteur gereageerd.
1.9
Het Gerecht heeft met instemming van partijen het onderzoek op 22 oktober 2021 gesloten.
1.1
Het Gerecht heeft op 16 november 2021 het onderzoek heropend en de Inspecteur om een nadere toelichting gevraagd op de overgelegde screenprints. De Inspecteur heeft geen nadere toelichting gegeven. Het Gerecht heeft hierna het onderzoek op 16 december 2021 weer gesloten. Een kopie van de vraag naar een nadere toelichting is als bijlage bij de uitspraak gevoegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Hij heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 241.580. Het inkomen bestaat uit in de Verenigde Staten genoten inkomsten uit arbeid waarop loonbelasting is ingehouden. In zijn aangifte heeft belanghebbende verzocht om toepassing van het penshonado-tarief van 10 percent. Daarnaast heeft hij verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
2.2
De aanslag inkomstenbelasting is opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 241.580 en een verschuldigde belasting van NAf 43.183. De aanslag premie BVZ is vastgesteld naar een premie-inkomen van NAf 150.000, en een verschuldigde premie van NAf 9.750.
2.3
In een beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) van 17 september 2018 is onder andere het volgende vermeld:
“Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna te noemen: Lv. bvz.) in werking getreden (P.B. 2013 no. 3). De Lv. bvz is per 1 november 2014 gewijzigd (P.B. 2014, no. 94).
Artikel 2.1 lid 2 sub f van de Lv. bvz bepaalt dat personen die niet zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao worden toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, niet verzekerd zijn voor de Lv. bvz.
De SVB verklaart dat aangezien u met een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao bent toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, u niet verzekerd bent conform de Lv. bvz.”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de aanslagen. De Inspecteur heeft het antwoord op de vraag in het midden gelaten.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

4.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie BVZ is op respectievelijk 4 februari 2019 (BVZ) en 14 februari 2019 (IB) door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op respectievelijk 4 november 2019 en 14 november 2019, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op respectievelijk 4 november 2020 en 14 november 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 3 november 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Aanslag inkomstenbelasting
4.6
De Inspecteur heeft na afloop van de zitting een schermprint overgelegd waaruit af te leiden is dat de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 heeft verminderd naar een te betalen bedrag van NAf 24.158.
4.7
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de Inspecteur op grond van gevoerd beleid aftrek ter voorkoming van dubbele belasting dient te verlenen voor het door belanghebbende genoten inkomen. Dit inkomen bestaat immers volledig uit inkomsten uit arbeid waarop loonbelasting is ingehouden. Na verlening van de hiervoor vermelde aftrek bedraagt de verschuldigde belasting nihil, aldus belanghebbende.
4.8
De Inspecteur heeft niet weersproken dat in een aantal situaties op grond van beleid aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend met betrekking tot buiten Curaçao genoten inkomsten. Verder heeft de Inspecteur voor de jaren 2012 tot en met 2016 (zaaknummers CUR202001938 t/m CUR202001942), waarin hetzelfde geschil speelt, screenprints overgelegd waaruit blijkt dat hij de aanslagen inkomstenbelasting gaat verminderen naar nihil. Het Gerecht leidt hieruit af dat de Inspecteur, evenals belanghebbende, van mening is dat voor de door belanghebbende genoten inkomsten aftrek ter voorkoming van dubbele belasting dient te worden verleend en dat hij de aanslag inkomstenbelasting 2017 per abuis niet heeft verminderd naar nihil. Het Gerecht zal dit alsnog doen.
Aanslag premie BVZ
4.9
Artikel 2.1 lid 1 Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: Landsverordening BVZ) bepaalt dat verzekering ingevolge deze landsverordening is degene, die ingezetene is. Ingevolge artikel 2.1, lid 2, letter f Landsverordening BVZ zijn in afwijking van het eerste lid niet verzekerd personen die niet zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao worden toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting.
4.1
In artikel 2.1, lid 4 Landsverordening BVZ is bepaald dat de Uitvoeringsorganisatie op verzoek van degene die kan aantonen op grond van dit artikel niet verzekerd te zijn, een verklaring afgeeft van het niet verzekerd zijn.
4.11
Belanghebbende heeft een verklaring van de Uitvoeringsorganisatie (SVB) overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ (zie 2.4).
4.12
Op de screenprint die de Inspecteur heeft overgelegd, is geschreven: “BVZ: nog te verminderen cfm beslissing SVB”. Het Gerecht leidt hieruit af dat de aanslag BVZ voor het jaar 2017 nog niet verminderd is. Nu belanghebbende, zoals blijkt uit de verklaring van de SVB, niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ heeft dit tot gevolg dat de aanslag premie BVZ voor het jaar 2017 ten onrechte is opgelegd. Het Gerecht zal deze aanslag dan ook vernietigen.
Slotsom
4.13
Het Gerecht zal doende wat de Inspecteur had behoren te doen, gelet op het hiervoor overwogene, de bezwaren gegrond verklaren.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Proceskosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Proceskosten beroepsfase
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). Het Gerecht gaat daarbij uit van twee samenhangende zaken.
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen)).
5.6
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op een bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
5.7
De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;
- verklaart de bezwaren gegrond;
- vernietigt de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017;
- vernietigt de aanslag premie BVZ voor het jaar 2017;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 28 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500