ECLI:NL:OGEAC:2021:22

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
CUR202000999
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar inzake inkomstenbelasting en aftrekbaarheid premies overlijdensrisicoverzekering

Op 9 februari 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende in beroep ging tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016. De aanslag was opgelegd op 19 oktober 2018, en belanghebbende had op 16 januari 2019 bezwaar gemaakt. Aangezien de Inspecteur niet tijdig op het bezwaar had beslist, heeft belanghebbende op 9 april 2020 beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 22 januari 2021, waarbij de rechter via videoverbinding de zitting leidde vanwege coronamaatregelen.

Het Gerecht oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond was, omdat de Inspecteur niet binnen de wettelijke termijn van negen maanden had beslist. Het bezwaar tegen de aanslag werd ook gegrond verklaard, omdat belanghebbende recht had op kindertoeslag, wat leidde tot een vermindering van de aanslag. De rechter oordeelde dat de premie voor de door belanghebbende afgesloten kapitaalverzekering niet als aftrekbare persoonlijke last kon worden aangemerkt, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden voor een in looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering.

De uitspraak concludeerde met de veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende en de terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en is openbaar gemaakt op 9 februari 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 9 februari 2021
BBZ nr. CUR202000999
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 19 oktober 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 66.890, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 8.906.
1.2
Belanghebbende heeft op 16 januari 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 9 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
Belanghebbende heeft op 22 januari 2021 een pleitnota en nadere stukken ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021 te Willemstad. Namens belanghebbenden is verschenen [A] van [Q] N.V. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding. De rechter heeft het onderzoek gesloten.

2.OVERWEGINGEN

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar

2.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting 2016 op 16 januari 2019 door de Inspecteur ontvangen.
2.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene Landsverordening Landbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk 16 oktober 2019, een uitspraak heeft gedaan.
2.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 16 oktober 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
2.4
Belanghebbende heeft op 9 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
2.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.6
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.7
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 19 oktober 2018. Het bezwaarschrift is op 16 januari 2019 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.8
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
2.9
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat hij pas begin januari 2019 op de hoogte is gekomen van de aanslag.
2.1
Als met vertraging is kennisgenomen van een belastingaanslag of boetebeschikking, geldt dat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Belanghebbende heeft op 16 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag waarmee hij pas begin januari 2019 bekend is geworden. Dit is binnen de termijn van twee weken, zodat de bezwaartermijn niet is overschreden. Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
Premie overlijdensrisicoverzekering
2.11
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar de rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning die als hoofdverblijf ter beschikking staat, alsmede de premies voor een aan die geldlening verbonden met de looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering.
2.12
Kenmerkend voor een overlijdensrisicoverzekering is dat daarbij een afgesproken bedrag wordt uitgekeerd bij overlijden. Bij een dalende overlijdensrisicoverzekering daalt jaarlijks de hoogte van het verzekerde bedrag en daarmee de premie.
2.13
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij een levensverzekering in de vorm van een kapitaalverzekering heeft afgesloten en dat daarvoor in het onderhavige jaar een premie is betaald van NAf 2.380. Een dergelijke kapitaalverzekering kan niet worden aangemerkt als een in looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering, zodat de premie voor die verzekering niet als persoonlijke last op grond van artikel 16, lid 1, letter h LIB in aftrek kan worden gebracht.
2.14
Anders dan belanghebbende betoogt, kan uit de parlementaire toelichting niet worden afgeleid dat onder de in looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering in de zin van artikel 16, lid 1, letter h LIB ook kapitaalverzekeringen zijn begrepen. Dit betoog faalt derhalve.
Kindertoeslag
2.15
De Inspecteur betwist niet dat belanghebbende recht heeft op de kindertoeslag van tweemaal NAf 73. Dit brengt mee dat de aanslag met NAf 146 dient te worden verminderd. Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar daarom gegrond verklaren.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 beroep niet tijdig beslissen).
3.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vermindert de aanslag tot een bedrag van NAf 8.760;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 9 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500