ECLI:NL:OGEAC:2021:194

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR202003821 en CUR20203822
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake onroerendezaakbelasting voor de jaren 2014 en 2015 in Curaçao

In deze zaak is in geschil de vastgestelde waarde voor de onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 en 2015. De belanghebbende, wonende te Curaçao, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen OZB die zijn opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. Voor het jaar 2014 heeft de Inspecteur de aanslag vernietigd omdat deze te laat was opgelegd. Voor het jaar 2015 heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde, maar het Gerecht oordeelt dat de gronden van de belanghebbende niet slagen. Het Gerecht stelt vast dat de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak bezwaar kan maken, en dat in dit geval het jaar 2015 als eerste jaar geldt. De Inspecteur heeft de aanslag voor 2015 verminderd, maar de belanghebbende is van mening dat deze aanslag moet worden vernietigd. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan haar bewijslast en dat de aanslag OZB voor 2015 in stand blijft, zij het op een lagere waarde. De uitspraak op bezwaar van de Inspecteur wordt vernietigd en de aanslag OZB voor 2015 wordt verminderd tot NAf 75.000. De belanghebbende krijgt het betaalde griffierecht terug.

Uitspraak

BBZ nrs. CUR202003821 en CUR20203822
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak Kaya [adres] (hierna: de onroerende zaak) op respectievelijk 22 juni 2019 (2014) en 10 juli 2019 (2015) aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor de jaren 2014 en 2015 opgelegd naar een waarde van NAf 145.000, resulterende in een te betalen bedrag aan belasting van NAf 580.
1.2
Belanghebbende heeft op 21 augustus 2019 bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 juni 2020 de aanslagen OZB voor de jaren 2014 en 2015 verminderd tot aanslagen naar een waarde van NAf 120.000.
1.4
Belanghebbende heeft op 12 augustus 2020 tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur bezwaar gemaakt bij de Inspectie.
1.5
Belanghebbende heeft met dagtekening 24 september 2020 tegen de uitspraken op bezwaar, beroep ingesteld bij het Gerecht. Het beroepschrift is bij schrijven van 25 september 2020 aangevuld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
Per e-mail van 25 juni 2021 heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld de aanslag OZB voor het jaar 2014 te hebben verminderd naar nihil en de aanslag OZB voor het jaar 2015 te hebben verminderd tot een aanslag naar een waarde van NAf 75.000, resulterende in terug te ontvangen bedragen van respectievelijk NAf 480 en NAf 180. Als bijlagen bij de e-mail van 25 juni 2021 heeft de Inspecteur screenprints van de verminderingsaanslagen gestuurd.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], dochter van belanghebbende. Namens de Inspecteur is [B] verschenen.
1.8
Aan het einde van de zitting heeft de rechter het onderzoek gesloten.
1.9
Belanghebbende heeft op 1 juli 2021 en 20 september 2021 e-mailberichten naar het Gerecht gestuurd. Voornoemde e-mailberichten geven het Gerecht geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Het Gerecht laat deze e-mailberichten buiten beschouwing.

2.GESCHIL

2.1
In geschil is de vastgestelde waarde voor de onroerendezaakbelasting voor het tijdvak 2014-2018 voor de onroerende zaak gelegen te Kaya [adres].

3.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

3.1
Op 12 augustus 2020 komt belanghebbende bij de Inspectie in bezwaar tegen de verminderingsaanslagen van 16 juni 2020. Dit schrijven dient aangemerkt te worden als een beroepschrift. De Inspectie had dit schrijven moeten doorsturen naar het Gerecht. Gelet op het voorgaande is belanghebbende tijdig in beroep gekomen. De brieven van 24 en 25 september 2020 moeten als aanvullingen op het beroepschrift worden aangemerkt.
OZB 2014
3.2
De Inspecteur heeft hangende de beroepsprocedure de aanslag OZB voor het jaar 2014 vernietigd omdat de aanslag te laat is opgelegd. Hiervan heeft zij een schermprint overgelegd. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
3.3
Met bovenstaande komt het belang aan die beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, ECLI:NL: HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient het beroep tegen de aanslag OZB 2014 blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
OZB 2015
3.4
Met betrekking tot de aanslag OZB voor het jaar 2015 overweegt het Gerecht als volgt. Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. In het onderhavige geval is de aanslag OZB voor het jaar 2014 te laat opgelegd. Om die reden heeft de Inspecteur de aanslag vernietigd. Het Gerecht oordeelt dat - mede ter waarborging van de rechtsbescherming van de belastingplichtige - als eerste jaar van het vijfjarig tijdvak in het onderhavige geval moet gelden, het jaar 2015. Het Gerecht overweegt dat het bezwaar van belanghebbende mede gericht was tegen de aanslag OZB 2015. De Inspecteur heeft naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende de aanslag OZB voor het jaar 2015 verminderd tot een aanslag naar een waarde van NAf 120.000.
3.5
De Inspecteur heeft hangende de procedure toegezegd de aanslag OZB voor het jaar 2015 nader te zullen verminderen tot een aanslag naar een waarde van NAf 75.000. Hiervan heeft zij een schermprint overgelegd. De waarde van NAf 75.000 is de waarde van de onroerende zaak die tot 2013 in de grondbelasting gold. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard het eens te zijn met deze waarde.
3.6
Belanghebbende is evenwel van mening dat de aanslag OZB voor het jaar 2015 moet worden vernietigd. Belanghebbende heeft daartoe diverse gronden aangevoerd. Hierna zal worden ingegaan op de door belanghebbende aangevoerde gronden.
3.7
Belanghebbende heeft gesteld dat buurtbewoners geen aanslag OZB hebben ontvangen, terwijl de woningen in die buurt, voor wat betreft stijl en waarde, vergelijkbare woningen zijn. De woningen zijn allemaal gebouwd door ‘Fundashon Kas Popular’. Belanghebbende doet een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel. De bewijslast hiervan rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft niet voldaan aan haar bewijslast. Belanghebbende heeft op geen enkele wijze haar blote stelling van onderbouwing voorzien. Deze grief faalt derhalve.
3.8
De Inspecteur heeft op 16 juni 2020 uitspraak op bezwaar gedaan. Belanghebbende voert aan dat aan de uitspraak op bezwaar een motiveringsgebrek kleeft. Ingevolge artikel 30, vijfde lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) wordt een uitspraak op bezwaar gemotiveerd indien niet (volledig) aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen. De ALL, noch de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) stellen echter nadere eisen aan de motivering van een uitspraak op bezwaar.
Het Gerecht stelt vast dat de uitspraak op bezwaar een motivering heeft: op de verminderingsaanslag staat bij het kopje
Motivatie‘waarde van de woning is te hoog vastgesteld’. Het Gerecht oordeelt dat de motivering summier is, echter leidt dit niet tot vernietiging van de aanslag. Het Gerecht merkt hierbij op dat zelfs in het geval dat een uitspraak op bezwaar geen enkele motivering zou bevatten, dat overigens ook niet tot vernietiging van een aanslag zou leiden.
3.9
Belanghebbende klaagt over de inhoud van het aanslagbiljet OZB. Belanghebbende voert aan dat op de aanslag als ligging van de onroerende zaak ten onrechte
Stenen Koraal z/nstaat, en dat dit niet het adres is van haar woning. Belanghebbende vraagt zich af of de aanslag door deze onjuistheid in stand kan blijven. Ingevolge artikel 7, lid 10, letter b van de LOZB bevat een aanslag in ieder geval een aanduiding van de onroerende zaak. Het Gerecht is van oordeel dat de aanduiding van de in de aanslag begrepen onroerende zaak niet zodanig onduidelijk is dat de aanslag op grond daarvan niet in stand zou kunnen blijven. Belanghebbende had naar het oordeel van het Gerecht kunnen begrijpen dat de aanslag betrekking had op haar woning.
3.1
Belanghebbende klaagt over de niet transparante wijze waarop de Inspectie de waarde bepaalt. Volgens belanghebbende is de werkwijze van de Inspectie in strijd met onder andere informatie, uitgebracht door de Inspectie zelf, over hoe aan diverse processen vorm zou worden gegeven. Deze omstandigheden kunnen niet leiden tot vernietiging van de aanslag.
3.11
Al het overige dat belanghebbende heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op hetgeen in 3.5 is vermeld, is het beroep inzake de aanslag OZB 2015 gegrond.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.2
Wel dient de Inspecteur op grond artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslag OZB 2014 niet- ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de aanslag OZB 2015 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag OZB 2015;
- vermindert de aanslag OZB 2015 tot een aanslag naar een waarde van NAf 75.000;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 5 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500