Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Rente en kosten van geldlening eigen woning
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de premie voor een overlijdensrisicoverzekering, de rente van een lening voor de eigen woning en betalingen aan een voormalige secretaresse. De uitspraak dateert van 7 juli 2021 en betreft een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd op 7 februari 2020, en had zijn belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 155.873. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd naar NAf 151.744, maar belanghebbende stelde dat hij recht had op verdere aftrekken.
Het Gerecht oordeelde dat de rente van de leningen voor de eigen woning aftrekbaar was, omdat belanghebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat deze leningen waren aangegaan voor onderhoud van de woning. Echter, de premie voor de overlijdensrisicoverzekering werd niet als aftrekbaar beschouwd, omdat belanghebbende niet kon aantonen dat het om een dalende risicoverzekering ging. Wat betreft de betalingen aan de voormalige secretaresse, oordeelde het Gerecht dat deze niet als ondernemingskosten konden worden aangemerkt, omdat belanghebbende geen onderneming voerde. De betalingen werden gedaan uit hoofde van een dienstbetrekking, waardoor ze niet kwalificeerden als aftrekbare periodieke uitkeringen.
De uitspraak concludeerde dat het beroep gegrond werd verklaard, de aanslag inkomstenbelasting werd verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 148.492, en de Inspecteur werd opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.