ECLI:NL:OGEAC:2021:112

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
CUR202001356 en CUR202001357
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en bewijsvoering van rentekosten bij verhuur onroerende zaken

In deze zaak heeft belanghebbende, woonachtig in Bonaire, een beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Curaçao. De Inspecteur had de opgevoerde rentekosten van NAf 80.000, die belanghebbende had aangegeven in verband met leningen van de White horse B.V., niet geaccepteerd. Belanghebbende stelde dat hij dit bedrag aan rente had betaald en onderbouwde dit met leningsovereenkomsten, een verklaring van de directeur van de BV en bankafschriften. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat belanghebbende in zijn bewijslast was geslaagd, aangezien de bankafschriften aantoonden dat het bedrag van NAf 80.000 aan de BV was overgemaakt. Het beroep werd gegrond verklaard, de aanslagen werden vernietigd en het belastbaar inkomen werd vastgesteld op NAf 86.493. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak vond plaats op 16 april 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 16 april 2021
BBZ nrs. CUR202001356 en CUR202001357
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 12 april 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 146.731 resulterend in een verschuldigd bedrag van respectievelijk NAf 41.630 en NAf 2.934.
1.2
Belanghebbende heeft op 10 juni 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 maart 2020 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 18 mei 2020 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 10 februari 2021 het beroepschrift nader aangevuld.
1.6
De Inspecteur heeft op 17 februari 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B] van [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.8
Na afloop van de zitting heeft belanghebbende via e-mail een overzicht van zijn bankrekening bij de Girobank, naar de belastinggriffie gestuurd. Deze e-mail heeft belanghebbende ook naar de Inspecteur gestuurd. Het Gerecht heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Dit overzicht betreft een specificatie van de reeds eerder in de procedure overgelegde stukken.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende bezit een appartementencomplex in Curaçao (hierna: de onroerende zaken) dat door hem wordt verhuurd. Belanghebbende is woonachtig in Bonaire.
2.2
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar 2017 naast looninkomsten een negatief resultaat uit verhuur van onroerende zaken aangegeven. Op de verhuuropbrengsten (NAf 94.559) heeft belanghebbende een bedrag van NAf 114.321 aan rentekosten in mindering gebracht. Hierna volgt een cijfermatige weergave van het aangegeven belastbaar inkomen:
Inkomsten uit arbeid
NAf 86.493
Opbrengst uit onroerend goed
94.559
Rentekosten
-/- 114.321
Resultaat inkomen uit onroerend goed
Nihil (-/- 19.762)
Belastbaar inkomen
NAf 86.493
2.3
Door White horse B.V. (hierna: de BV) zijn op 24 juli 2010 en 4 juli 2012 aan belanghebbende geldleningen verstrekt. De BV is een in Curaçao gevestigde vennootschap. De geldleningen zijn door belanghebbende aangewend voor de financiering van de koop van de onroerende zaken en de daaraan te verrichten nieuwbouwwerkzaamheden. Een bedrag van NAf 80.000 aan opgevoerde rentekosten houdt verband met deze lening.
2.4
Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van de aangifte. De Inspecteur heeft de opgevoerde rentekosten van NAf 80.000 ter zake van de leningen van de BV niet geaccepteerd. Het belastbaar inkomen is door de Inspecteur vastgesteld op NAf 146.731.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslag tot een juist bedrag is vastgesteld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Belanghebbende concludeert tot vaststelling van de aanslag zoals in de aangifte is aangegeven tot een belastbaar inkomen van NAf 86.493.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en betoogt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk een bedrag van NAf 80.000 aan rente heeft betaald aan de BV. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken blijkt niet dat de betalingen aan de BV zijn gedaan, aldus de Inspecteur. Bovendien stelt de Inspecteur dat de lening onzakelijk is. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Op grond van artikel 4, lid 1 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) is als opbrengst van onroerende zaken aan te merken de voordelen die worden getrokken uit onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen.
4.2
Ingevolge artikel 4, lid 3 LIB wordt de zuivere opbrengst van het ter beschikking stellen van onroerende zaken aan derden gesteld op 65 procent van de ter zake van dat ter beschikking stellen verkregen voordelen en worden geen andere kosten in aanmerking genomen dan de rente en kosten van geldlening ter verkrijging of verbetering van de onroerende zaken waaraan deze zijn onderworpen.
4.3
Het Gerecht stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende de geldleningen heeft aangewend ter verkrijging of verbetering van de onroerende zaken.
4.4
De belastingplichtige heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verlaging van de verschuldigde belasting leiden. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende. In het onderhavige geval dient belanghebbende dus bewijs te leveren voor de betaalde rentekosten.
4.5
Belanghebbende stelt een bedrag van NAf 80.000 aan rente te hebben betaald aan de BV. Ter onderbouwing hiervan heeft belanghebbende de leningsovereenkomsten, een verklaring van de directeur van de BV waarin zij vermeldt dat belanghebbende voor het jaar 2017 een bedrag van NAf 80.000 aan rente heeft betaald en ook bankafschriften van de (gezamenlijke) bankrekening van belanghebbende overgelegd. Uit de bankafschriften blijkt dat in het jaar 2017 een bedrag van NAf 80.000 aan de BV is overgemaakt. Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende daarmee in zijn bewijslast geslaagd. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
4.6
Met betrekking tot het betoog van de Inspecteur dat sprake is van onzakelijke leningen merkt het Gerecht op dat daarvan niet is gebleken. Ook indien de leningen onzakelijk zouden zijn betekent dit niet dat de door belanghebbende betaalde rente niet in aftrek wordt toegelaten. De kwalificatie van onzakelijke lening betekent immers niet dat niet langer sprake is van een geldlening (vgl. HR 14 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2340).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Bezwaarfase

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende niet verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, zodat deze kosten reeds om deze reden niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Beroepsfase
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2 LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Ook dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2017 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 86.493;
- vermindert de aanslag premie AVBZ 2017 tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 86.493;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 16 april 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500