ECLI:NL:OGEAC:2021:105

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
CUR202004390
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure tussen Petro Industrial B.V. en APA Construction N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft de besloten vennootschap Petro Industrial B.V. (hierna: Petro Industrial) verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 26 oktober 2020 was gewezen in een procedure tegen de naamloze vennootschap APA Construction N.V. (hierna: APA Construction). De procedure begon met een verzetschrift dat op 9 november 2020 werd ingediend, gericht tegen het eerder genoemde vonnis. Petro Industrial had in het verleden werkzaamheden laten uitvoeren door APA Construction en had twee facturen ontvangen, waarvan er één gedeeltelijk was betaald en de andere niet. APA Construction had daarop een procedure aangespannen, waarbij Petro Industrial niet was verschenen, wat leidde tot het verstekvonnis.

In het verzet voerde Petro Industrial aan dat het verstekvonnis ten onrechte was gewezen, omdat zij wel degelijk in de procedure was verschenen. APA Construction daarentegen betwistte dit en stelde dat het vonnis op tegenspraak was gewezen. Het Gerecht oordeelde dat Petro Industrial inderdaad in de procedure was verschenen, maar dat zij geen verweer had gevoerd. Het Gerecht concludeerde dat het verstekvonnis ten onrechte als zodanig was aangemerkt en dat Petro Industrial niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzet, omdat het rechtsmiddel dat openstond hoger beroep was en niet verzet.

Het vonnis van 31 mei 2021, gewezen door rechter F.J.F. Gerard, bevestigde dat Petro Industrial in de proceskosten werd veroordeeld en dat de kosten aan de zijde van APA Construction werden begroot op NAƒ 3.000. Het Gerecht verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak benadrukte dat de uiterlijke verschijningsvorm van het vonnis niet bepalend was voor de vraag of het als verstekvonnis moest worden beschouwd, maar dat de werkelijke gang van zaken in de procedure leidend was.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
zaaknummer: CUR202004390

VONNIS van 31 mei 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap PETRO INDUSTRIAL B.V.,

gevestigd te Curaçao,
opposant, hierna: Petro Industrial,
gemachtigde: mr. R.J. Tromp,
tegen

de naamloze vennootschap APA CONSTRUCTION N.V.,

gevestigd te Bonaire,
geopposeerde, hierna: APA Construction,
gemachtigde: mr. N. van Luijk.

De procedure

1. Op 9 november 2020 is ingekomen een verzetschrift, gericht tegen het tussen de partijen gewezen vonnis van dit gerecht van 26 oktober 2020 met zaaknummer CUR202000453.
Het verdere procesverloop:
- de conclusie van antwoord in oppositie d.d. 7 december 2020,
- de conclusie van repliek in oppositie d.d. 15 maart 2020.
2. Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

De feiten

3. APA Construction heeft in het voorjaar van 2018 in opdracht van Petro Industrial werkzaamheden uitgevoerd en heeft ten behoeve van die werkzaamheden twee facturen verstuurd aan Petro Industrial, factuur 027-18 voor US$ 45.077 en factuur 028-18 voor US$ 55.329.
4. Petro Industrial heeft van factuur 028-18 US$ 55.299 betaald en van factuur 027-18 niets, ook niet na aanmaningen terzake.
5. APA Construcion is vervolgens bij dit gerecht een procedure gestart tegen Petro Industrial. In die zaak is Petro Industrial opgeroepen te verschijnen op de rolzitting van 24 augustus 2020. Ter gelegenheid van die rolzitting heeft de heer [naam 1] zich voor Petro Industrial gesteld [1] en is de datum voor conclusie van antwoord bepaald op 21 september 2020. Omdat op die datum geen conclusie van antwoord is ingediend, is een akte niet dienen verleend.
6. Vervolgens is Petro Industrial in het vonnis van 26 oktober 2020 veroordeeld tot betaling aan APA Construction van US$ 46.367, vermeerderd met rente en kosten. De kop van het vonnis bevat de vermelding dat Petro Industrial niet in rechte is verschenen. Onder “Het procesverloop” is vermeld dat Petro Industrial, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen en dat het gerecht tegen Petro Industrial verstek heeft verleend.

Het geschil

7. Petro Industrial vordert dat het gerecht het verstekvonnis van 26 oktober 2020 vernietigt en de vordering van APA Construction alsnog niet-ontvankelijk verklaart of afwijst.
8. APA Construction voert gemotiveerd verweer.

De beoordeling

9. Het verst strekkende verweer is dat Petro Industrial niet-ontvankelijk is, omdat het vonnis van 26 oktober 2020 geen verstekvonnis was, maar een vonnis op tegenspraak, en dat het rechtsmiddel daartegen hoger beroep is en niet verzet. Petro Industrial voert aan dat het gerecht moet uitgaan van wat er in het vonnis staat.
10. Het gerecht overweegt dat het stellen door [naam 1] ter gelegenheid van de rolzitting van 24 augustus 2020 betekende dat Petro Industrial in de procedure is verschenen.
Het vonnis van 26 oktober 2020 vermeldt dus ten onrechte dat Petro Industrial niet is verschenen. Ook vermeldt het ten onrechte dat tegen Petro Industrial verstek is verleend.
Voor de beantwoording van de vraag of dit vonnis moet worden beschouwd als een verstekvonnis, zoals Petro Industrial meent, of als een vonnis op tegenspraak, zoals APA Construction meent, is volgens vaste rechtspraak niet de uiterlijke verschijningsvorm van het vonnis of de bewoordingen daarvan beslissend, maar hoe het vonnis had behoren te worden uitgesproken. [2] Dat is, zo is wel duidelijk, in deze zaak als een vonnis op tegenspraak: Petro Industrial is immers in de procedure verschenen. Dat zij uiteindelijk geen verweer heeft gevoerd, is in dit kader niet relevant.
De Hoge Raad heeft één uitzondering toegestaan, en dat was in het geval de onduidelijkheid is ontstaan door fouten in het gerechtelijk apparaat [3] , maar dat is in deze zaak niet aan de orde. Een verschil met die zaak is bovendien dat Petro Industrial wist, althans behoorde te weten, dat zij in de procedure verschenen was en dat er geen verstek tegen haar verleend was.
Het voorgaande betekent dat voor Petro Industrial als rechtsmiddel tegen het vonnis het hoger beroep openstond en niet het verzet. Zij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
11. Petro Industrial zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van APA Construction worden conform het liquidatietarief in het Procesreglement begroot op NAƒ 3.000 (2 punten x tarief 6).

De beslissing

Het gerecht:
a. verklaart Petro Industrial niet-ontvankelijk in haar verzet,
veroordeelt Petro Industrial in de kosten van de procedure, aan de zijde van APA Construction tot op heden begroot op NAƒ 3.000,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Dat is niet voldoende betwist door Petro Industrial en kan ook uit het dossier van zaak CUR202000453 worden afgeleid.
2.HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7, ECLI:NL:HR:1993:ZC1094, Hof Arnhem-Leeuwarden 4 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5040, Hof Den Bosch 18 september 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7987, Hof Den Bosch 10 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:827 en Hof Den Bosch 22 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3684.
3.HR 18 november 2016, NJ 2016/485, ECLI:NL:HR:2016:2642 (in een zaak waarin het verstek werd gezuiverd, dit niet uit het roljournaal bleek en de gedaagde ook niet in de gelegenheid is gesteld nog een proceshandeling te verrichten)