ECLI:NL:OGEAC:2020:91

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
CUR201900639 en CUR201900640
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en toepassing van de spreidingsregeling bij nabetaling van loon

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende ontving in 2015 een nabetaling van loon die betrekking had op het jaar 2014. Deze nabetaling werd door de belanghebbende in zijn belastbaar inkomen van 2015 opgenomen, waarbij hij zich beroept op de 'spreidingsregeling', een beleidsregel van de Belastingdienst die stelt dat nabetalingen in het voorgaande jaar kunnen worden toegerekend voor belastingdoeleinden. De Inspecteur daarentegen stelde dat de spreidingsregeling enkel invloed heeft op de belastingheffing van het jaar waarin de nabetaling is ontvangen, en niet op het belastbaar inkomen van het voorgaande jaar.

Het Gerecht oordeelde dat de spreidingsregeling niet leidt tot een verhoging van het belastbaar inkomen over 2014, maar enkel invloed heeft op de berekening van de verschuldigde belasting over 2015. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2014 en 2015, maar het Gerecht stelde de Inspecteur in het gelijk. De uitspraak op bezwaar van de Inspecteur werd gehandhaafd, en de belanghebbende werd in het ongelijk gesteld. Het Gerecht concludeerde dat de aanslagen niet tot een te hoog bedrag waren opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de spreidingsregeling en de gevolgen daarvan voor de belastingheffing, waarbij het Gerecht de argumenten van de belanghebbende niet volgde. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 14 april 2020
BBZ nrs. CUR201900639 en CUR201900640
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 6 april 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 102.926, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 28.959.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 6 april 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 140.268, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 30.370.
1.3
Belanghebbende heeft op 20 april 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2018 de aanslag inkomstenbelasting 2014 gehandhaafd. Daarbij is het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 117.058, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 28.959.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 december 2018 de aanslag inkomstenbelasting 2015 gehandhaafd.
1.6
Belanghebbende heeft op 19 februari 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50. Belanghebbende heeft het beroep gemotiveerd bij brieven van 23 mei 2019 en 28 januari 2020.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam.
2.2
Belanghebbende heeft in 2014 en 2015 een belastbaar inkomen genoten van respectievelijk NAf 102.926 en NAf 140.269. In 2015 heeft belanghebbende een nabetaling van loon ontvangen van NAf 14.132. Deze nabetaling heeft betrekking op het jaar 2014. Deze nabetaling is begrepen in het belastbaar inkomen van NAf 140.269.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de nabetaling op een juiste wijze in de belastingheffing heeft betrokken.
3.2
Belanghebbende beroept zich op begunstigend beleid van de Belastingdienst, inhoudende dat een in 2015 ontvangen nabetaling van loon aan het voorgaande jaar kan worden toegerekend. Volgens belanghebbende brengt dit beleid mee dat de nabetaling in 2014 tot het belastbaar inkomen wordt gerekend, zodat dit ook gevolgen heeft voor de premieheffing.
3.3
De Inspecteur stelt dat de spreidingsregeling niet meebrengt dat de nabetaling wordt toegerekend aan het voorgaande jaar op een zodanige wijze dat dit tot een verhoging van het belastbaar inkomen over dat jaar leidt. Met de spreidingsregeling wordt volgens de Inspecteur uitsluitend bewerkstelligd dat in het belastingjaar waarin de nabetaling is genoten, voor de berekening van de verschuldigde belasting wordt gedaan alsof deze nabetaling in het voorgaande jaar is ontvangen.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Belanghebbende beroept zich op de zogenaamde ‘spreidingsregeling’, een begunstigende beleidsregel van de Belastingdienst die kort gezegd inhoudt dat de belasting over een ontvangen nabetaling van loon wordt berekend alsof dat loon in voorgaande belastingjaren is ontvangen.
4.2
De spreidingsregeling dient zodanig te worden opgevat dat in het belastingjaar waarin de nabetaling van loon is genoten, voor de berekening van de inkomstenbelasting over deze nabetaling wordt gedaan alsof deze in voorgaande jaren is ontvangen, maar dat het jaar van belastingheffing daardoor niet wijzigt. Van een verhoging van het inkomen in voorgaande jaren is dan ook geen sprake. De spreidingsregeling bewerkstelligt dus niet, anders dan belanghebbende meent, dat de nabetaling niet in 2015, maar in het voorgaand jaar is genoten (vgl. GEA Aruba 26 juni 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:375; GHvJ 24 maart 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:50). Dit betekent dat de toepassing van de spreidingsregeling geen gevolgen heeft voor de premieheffing.
4.3
Vaststaat dat belanghebbende zonder toepassing van de spreidingsregeling NAf 23.307 (2014) en NAf 37.066 (2015) aan inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn geweest. Derhalve in totaal een bedrag van NAf 60.372.
4.4
Verder is tussen partijen niet in geschil dat na toepassing van de spreidingsregeling NAf 28.959 (2014) en NAf 30.373 (2015) aan inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn geweest. Derhalve in totaal een bedrag van NAf 59.333. Nu de onderhavige aanslagen tezamen tot dit bedrag zijn opgelegd, kan belanghebbende zich verenigen met deze aanslagen.
4.5
Anders dan waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van onderhavige aanslagen kennelijk is uitgegaan, bewerkstelligt de spreidingsregeling niet een overheveling van inkomen. De toepassing van de spreidingsregeling ten aanzien van een nabetaling in 2015 bewerkstelligt dus geen wijziging van het belastbaar inkomen in 2014 en 2015. Dit brengt mee dat de aanslag inkomstenbelasting 2014 had moeten worden vastgesteld op een bedrag van NAf 23.307.
4.6
Toepassing van de spreidingsregeling heeft uitsluitend gevolgen voor de belastingheffing over het jaar waarin de nabetaling is genoten, in dit geval dus 2015. Voor de berekening van de verschuldigde belasting over dat jaar wordt gedaan alsof de nabetaling in 2014 is genoten. Een dergelijke toerekening zou meebrengen dat in de jaren 2014 en 2015 tezamen een bedrag van NAf 59.333 aan inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn geweest (zie 4.4). Dit betekent dat de aanslag inkomstenbelasting 2015 had moeten worden vastgesteld op een bedrag van NAf 36.026.
4.7
Nu de onderhavige aanslagen tezamen niet tot een te hoog bedrag zijn opgelegd, kan belanghebbende zich verenigen met deze aanslagen. Het beroep is mitsdien ongegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 14 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500