In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, wonende in Nederland, bezwaar had gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2016. De Inspecteur der Belastingen had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het volgens hem te laat was ingediend. Belanghebbende stelde echter dat zij het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn van twee maanden had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 29 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig was ingediend en dat de Inspecteur ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het Gerecht heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling. Tevens heeft het Gerecht bepaald dat de Inspecteur binnen zes maanden na de uitspraak op het bezwaar moet beslissen, anders kan belanghebbende opnieuw in beroep gaan. Daarnaast heeft het Gerecht de proceskosten van belanghebbende gedeeltelijk vergoed en het betaalde griffierecht teruggegeven.