ECLI:NL:OGEAC:2020:90

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
CUR201804395
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, wonende in Nederland, bezwaar had gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2016. De Inspecteur der Belastingen had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het volgens hem te laat was ingediend. Belanghebbende stelde echter dat zij het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn van twee maanden had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 29 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig was ingediend en dat de Inspecteur ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het Gerecht heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling. Tevens heeft het Gerecht bepaald dat de Inspecteur binnen zes maanden na de uitspraak op het bezwaar moet beslissen, anders kan belanghebbende opnieuw in beroep gaan. Daarnaast heeft het Gerecht de proceskosten van belanghebbende gedeeltelijk vergoed en het betaalde griffierecht teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak van 15 april 2020
BBZ nr. CUR201804395
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende in [X], Nederland,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 17 november 2017 voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 57.765, resulterend in een verschuldigde belastingbedrag van inkomstenbelasting van NAf 8.511.
1.2
Belanghebbende heeft op 10 januari 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2018 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 21 december 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 januari 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A] verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht en voorgedragen.

2.GESCHIL

2.1
Belanghebbende stelt dat de inspecteur haar bezwaar ten onrechte niet- ontvankelijk heeft verklaard omdat zij het bezwaarschrift binnen de tweemaandstermijn die artikel 29 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) voorschrijft, heeft ingediend.

3.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

3.1
In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
3.2
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 17 november 2017. Het bezwaarschrift is volgens de stempelafdruk op het afschrift van het bezwaarschrift op 10 januari 2018 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. De Inspecteur heeft het bezwaar derhalve ten onrechte niet- ontvankelijk verklaard met als gevolg dat het beroep van belanghebbende gegrond is en de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur vernietigd dient te worden.
3.3
Belanghebbende heeft zich in haar beroepschrift beperkt tot de ontvankelijkheidskwestie en heeft verzocht om terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling. Het Gerecht zal de zaak om die reden terugwijzen naar de Inspecteur (vgl. HR van 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX7330 (https://www.navigator.nl/document/inodfbd117d61e4b138aaacbb057367413b0?anchor=id-cbcb4d5ec83bff0ac56af5ed99934abb)). Uit een oogpunt van rechtsbescherming zal het Gerecht verstaan dat de Inspecteur binnen zes maanden na de dagtekening van deze uitspraak op het bezwaar zal beschikken. Als de Inspecteur niet binnen die termijn (uiterlijk op 15 oktober 2020) uitspraak doet, dan kan belanghebbende tot 15 oktober 2021 beroep instellen bij het Gerecht tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op een integrale kostenvergoeding van de in beroepsfase gemaakte kosten aangezien zij door de handelwijze van de inspecteur gedwongen is om extra advieskosten te maken, zoals voor het schrijven van de pleitnota en het bijwonen van de zitting.
Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. Alhoewel belanghebbende ten onrechte niet- ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar en ondanks het feit dat zij niet is gehoord in de bezwaarfase, terwijl zij daar om heeft verzocht, is geen sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur.
4.2
Het Gerecht ziet wel aanleiding voor een vergoeding van de forfaitaire proceskosten in verband met de behandeling van het beroep. Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
4.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (bezwaar niet niet-ontvankelijk, maar ongegrond).
4.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • wijst de zaak terug naar de Inspecteur voor het opnieuw doen van uitspraak op bezwaar,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
  • draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 15 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500