Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Ontvankelijkheid bezwaar
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een ingezetene van Nederland, in beroep ging tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. De belanghebbende ontving een aanslag op 26 oktober 2018, waarbij hij een belastbaar inkomen van NAf 46.317 had, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 3.485. Hij maakte bezwaar op 10 januari 2019, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De belanghebbende stelde dat hij pas op 12 november 2018 kennisnam van de aanslag, waardoor hij nog een bezwaartermijn van meer dan zes weken had. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende buiten de wettelijke termijn bezwaar had ingesteld, en dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
Daarnaast was er een geschil over de toepassing van de basiskorting. De belanghebbende beroept zich op een brief van het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC), waarin werd gesteld dat de Inspecteur afzag van het invorderen van te weinig ingehouden loonbelasting over de jaren 2015, 2016 en 2017. Het Gerecht oordeelde echter dat de uitlatingen in de brief van het APC geen mededelingen waren die onder verantwoordelijkheid van de Inspecteur waren gedaan, en dat de belanghebbende geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan deze brief. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.